De geschiedenis van De Nieuwe Gids
(1955)–G.H. 's- Gravesande– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
VIII Verwey aan Van LooyUit de brieven van Verwey aan Van Looy laat ik hier belangrijke fragmenten volgen. Ze geven een goed inzicht in de gedachtenwereld van den jongen dichter, die toen 20 jaar was. Typisch hierin is de verhouding tusschen Kloos en Verwey.
Uit een brief van Verwey aan Van Looy d.d. 28 April (1885) | |
74 Nassaukade Amsterdam[....] ‘Toen je heenging gaf je me verlof een stukje van je uittekiezen als aandenken. Omdat ik Veth zoo weinig zie (hij is veel in Dordt en ik heb hard werk voor examen) heb ik daar nog niet aan voldaan. Maar als ik iets van je kiezen mag, dan zou ik niets zoo graag van je hebben als den kop dien je van Kloos geschilderd hebt. Ik geloof dat er behalve jij en ik weinig van Kloos' vrienden zijn, die dien trek in zijn gezicht apprecieeren, die jij eruit gehaald en geschilderd hebt. - Vraag ik je teveel - doe dan maar net of ik niet erom gevraagd heb dan krijg ik wel eens een schetsje uit je portefeuille’. | |
74 Nassaukade Amsterdam 19 Novr '85[....] ‘Ik geloof niet dat ik het je ooit gezegd heb toen ik hier was: ik heb een onbeteugelde bewondering voor kracht en brutaliteit. “Durven” dat is een woord waar ik dol op ben. Indertijd toen je troostelooze brieven schreef naar hier, heb ik geweldigen lust gehad je te schrijven dat mismoedigheid niet te pas kwam, tenzij voor een poosje. Maar ik moest toen examen doen en had zelf wel wat opbeuring noodig toen, ik was gezakt’. [....] ‘Wat je me schreef van Shylock vind ik uitmuntend. Die dingen zijn goed. Ik sympathiseer met je opvatting van kunst: zeggen of schilderen | |
[pagina 73]
| |
wat gezien en gevoeld is, en dan naar den duivel met genres en brutaal zijn van individueele waarheid. Ik haat genres. Ze zijn altijd namaak - prullige illustratie van een ziel, die dood is en zichzelf niet meer illustreeren kan zooals het hoort. Hier in Nederland heeft men altijd genres beoefend in de litteratuur - de heel beweging van '37 was er vol van - het wordt hoog tijd dat er menschen loskomen uit dien hoop Hollandsche lichamen Lammelingen, die Hollanders - ze waren zelfs bang zich te verbeelden dat een landsman wel eens even veel kon worden als beroemde buitenlanders: ze konden zich niets verbeelden, zij die hun fantasie hadden eunuch gemaakt door Christendom en fatsoen. Je schreef in je voorlaatsten brief dat je geloofde dat de litteratuur in ons land een minder dommelig tijdperk tegemoet ging. Ik geloof dat ook en ben er ontzachlijk blij om. Maar er is kracht noodig. Vooral kracht door laten: daden met de vuist zijn onartistieke experimenten. Er is kracht noodig om langzaam te kunnen zijn: een invloed die een eeuw zal doordeesemen moet met inspanning van alle zintuigen, met zorgvuldige kracht, worden uitgewerkt. De sterkste naturen zijn zij die kracht inhouden. Ik bedoel daarmee dat een artist - God! artisten zijn dáárin net als andere menschen - dikwijls behoefte heeft aan het zien van onmiddellijke uitwerking: dan is er kracht noodig om die behoefte bij den grond te houden en te kijken naar de uitwerking die komen zál - misschien na een eeuw. Göran Person in Vorstengunst had die kracht niet en heeft zijn leven bedorven. Dat was dom, al voel ik soms lust het hem na te doen. Zijn domheid lag in zijn zwakheid gedurende een tijd die beslissend was: maar hij wist op een geniale manier ongelukkig te worden. Ik spreek hier niet als dogmaticus of verdediger van den vrijen wil: Göran Person moest doen wat hij deed en ieder ander had net zoo gedaan, als ieder ander Göran Person was geweest. Misschien verveel ik je - passons!’
[....] ‘Ik zal Kloos vertellen van de schets bij Pisa. Hij heeft het verbazend druk als secretaris en je moet hem niet kwalijk nemen dat hij niet schrijft. Je weet: hij schrijft bijna nooit - brieven namelijk - als 't niet direct noodig is. Hij bewoont nog altijd je chamber-cloak en je kamer - maar de tafel staat aan 't raam, en er zijn overgordijnen en gordijnen voor de boekenkast. In het volgende Nr N.G. zal een Litt. Kroniek zijn. Die is van hem. - Het 1e No is hard aangevallen, maar door Flanor (Vosmaer) geprezen - zeer geprezen. Ik heb nog niet anders dan lof gehad - zoowel voor mijn stuk als voor mijn bundel. Kloos is geducht gekastijd door het krantenvolkje, omdat ze zijn sonnetten niet begrijpen konden’. [....] In een naschrift: ‘We zijn zoo vrij geweest een van je sonnetten (Herfst) onder een pseudonym in de N.G. te plaatsen. - Ik heb een vervolg op Persephone gemaakt’. | |
[pagina 74]
| |
Uit een brief van 13 Mei '86[....] ‘Ik zal je een beetje van de N.G. en van de “Onbevoegdheid” .... vertellen. Wij leven hier nu in den storm, maar we zullen er doorheen komen. De brochure heeft ingeslagen, zooals we 't niet eens gedacht hadden. We staan er zelf van te kijken. Ze wordt hard verkocht en de publieke opinie - ik bedoel vooral die van menschen, die je spreekt op straat, den grooten kring van het engere publiek, dat je brieven schrijft of over je praat in de conversatie - die publieke opinie is plotseling geheel in ons voordeel. We spreken menschen, die vroeger niet veel aan ons dachten, die nu naar ons toekomen met felicitaties en brieven, om te zeggen dat ze zoo'n pret hebben gehad, of dat ze nú overtuigd zijn, of dat ze nú gelooven, dat we 't winnen zullen, of dat ze kennis willen krijgen van die nieuwe letterkunde, of dat ze willen trachten onze verzen te verstaan. En de bladen schrijven allemaal entrefilets, de een vroolijk, de ander goedig, een derde vinnig, een vierde vergoêlijkend, een vijfde verdachtmakend. Er zijn er die zeggen dat Julia toch mooi is, verbeel-je! Ook zijn er die beweren dat ze onzin dan toch beter vinden dan onzen ernst. Het is een carnaval van menschelijke dwaasheid dat die lieden vieren, voor ons. Het aan tal abonnés van de N.G. is dadelijk weer gaan toenemen en is nu 254. Een droevig ding te midden van die vroolijkheid is de dood van Huët geweest. Hij stierf den laatsten April in Parijs, plotseling. In de brochure heb je zeker wel gelezen dat hij goed begon te worden voor ons. Hij schreef mij n.l. een brief, den 11den April, naar aanleiding van mijn stuk in de N.G.: Toen de Gids etc. Een lange brief vol welgezindheid, en belangrijk door de bekentenis, dat hij het eens was met mijn meening over Bilderdijk. Goes schreef over hem in de Amsterdammer, beter dan hij ooit geschreven heeft. Ik zal trachten je een afdruk te sturen. Wij zien nu wijde horizonten open met heel veellicht. Wij hadden ons de toekomst zóo mooi niet gedacht een paarjaar geleden. Ik geloof, dat een mensch altijd gelooven moet en wij hebben nu de toekomst tot onzen God gemaakt. Je zult zeggen, dat men zulke dingen niet in brieven schrijft aan vrienden, die al genoeg overstelpt worden door hun indrukken. Maar jij bent toch ook half en half een Hollandsch literator. Een poos geleden heb je ons, Kloos en mij, een mooie verbazing aangedaan door het sturen van je mooien Sneeuwdag. Maak je zoo nog eens wat? Vandaag zal Van Eeden waarschijnlijk thuiskomen. Hij heeft een prettigen tijd gehad met Martha in het land, waar jij ook geweest bent. Hij heeft ons brieven vol olijfboomen, oranje appelen, zon en blauw water thuisgestuurd. Kloos laat je groeten en danken voor je boschgezicht. We hebben samen veel pret gehad toen we het onderschrift zagen. Je weet niet hoe druk hij het heeft met zijn secretariaat en zijn literaire Kronieken. Hij werkt véel meer dan vroeger en zal van den zomer wel verzen maken ook. Waarschijnlijk zal hij wel gauw schrijven’. | |
[pagina 75]
| |
Brief van Juni '86. Couvert afgestempeld 17 Juni 86[....] 'Ik ben ontzaglijk gevleid door je verhaal van een Persephone-schets, waarin je meer kleur hebt dan ik in de scene zag toen ik ze schreef. Persephone heb ik met heel weinig kleur gemaakt. De hoofdtoon was grijs, van alle groepen, en het groen van den grond en het blauw van de lucht waren zoo getemperd dat ze 't grijs niet stoorden. Ik geloof niet dat het voor een dichter mogelijk is groote epische groepen erg kleurig te denken. Veel meer komt het hem aan op de groote lijnbewegingen. Maar zooals jij de groep in kwestie ziet - voor zoo ver ik dat zie, uit je brief kan opmaken - vind ik haar zeer mooi - van een geheel anderen indruk dan de mijne geeft, maar méer levend. Geel vind ik een sombere kleur, als geel vroolijk is, is het bitter-vroolijk, sarkastiach. Ik geloof dat Dante dat ook met zijn gele vlag bedoeld heeft. [....] [....] ‘Van de brochure is een 2e druk noodig geweest. De eerste oplaag was 1000 Ex. Het aantal abonnés is nu ruim 270, zoodat er voor 't volgend jaar wel 300 zullen zijn’. | |
Rozengracht 57 Amsterd. Octr 86Beste Looy, Ik heb je een verschrikkelijk langen tijd niet geschreven en dat vind ik beroerd, want jij schreeft mij zoo veel en zoo prettig uit Madrid en Toledo. Maar je zult als je dezen brief leest, ook de N.G. wel gekregen hebben. En daar ligt mijn excuus in, in den vorm van een stuk, waar ik verschrikkelijk voor gewerkt hebGa naar voetnoot1. Ik heb de lastige gewoonte van niet veel dingen te gelijk te kunnen doen: als ik een stuk, schrijf, schrijf ik geen brieven en omgekeerd. Je zult gemerkt hebben dat Paap uit de redactie is. Vriendschappelijk en met wederzijdsch goedvinden. We zullen nu een harden dobber hebben met zijn vieren. Vooral omdat het publiek het eerste jaar bij verrassing genomen is, maar nu tot bedaren komt. Wij ook: wij hebben in dat eerste jaar met armen en beenen gedanst door onze mooie voornemens, net kinderen. Nu langzamerhand hebben we gemerkt dat dansen heel mooi was, maar dat we hard moeten werken met onze handen en hoofden, om dingen te doen, die wat langer zullen mooi blijven dan een dans. Ik ben aan 't tillen gegaan van de blokken waar ik mee bouwen moet en ik heb gemerkt dat er afgedonderd zware stukken moeten getild worden eer ik beginnen kan aan mijn mooie huis. Ik heb een gevoel -jij hebt het mogelijk ook al gekend - of ik een jaar of wat ornamentjes getee- | |
[pagina 76]
| |
kend en behangselpapier gemaakt heb - en nu pas ben gaan begrijpen, dat een paleis niet gemaakt wordt van ornamentjes en behangselpapier. Wij hebben mooi praten: daar ligt de Natuur, geef haar weer met je verf, met je woorden. Onzin, zoolang wij niet kant en klaar onze Natuur in ons hebben, de Natuur, waar ons heele verstand zoowel als ons heele gevoel vrede mee heeft en in leven wil. En ik ken nog den Hollandschen artist van dit geslacht niet, die zeggen kan: Ik heb mijn natuur klaar. Dat is de hoofdzaak. En of je dan in Spanje of in Holland zit, of je schilder bent of dichter: werk maar totdat die wereld klaar is, die je zult doen zien aan de menschen, schoon die ze, als ze maar groot is, zoo min zullen begrijpen, als er éen mensch na Shakesper geweest is, van toen tot nu, die zijn wereld begreep. Ik schrijf je zulke dingen, en geen andere, omdat ik weet, dat iedereen je zal praten over bijzaken, die óok goed zijn, - maar die soms voor de hoofdzaak komen, als vleêrmuizen voor de zon. Werk, met ál je gevoel, maar ook met ál je verstand, tot het klaarmaken van je zelven, en doe verder: alléén wat je niet laten kunt. Want het is tijdverspillen te denken aan de kleine dingen van het leven - voorzoover zè niet noodig zijn; - zoolang men nog niet klaar is met het eene vóor alles noodige. Maar wie dat doet moet al zijn kleine stemmingen klein houden en ook zijn groote de baas zijn, als het noodig is. Ik vind het bedonderd dat ik altijd aan het preeken raak. Maar ik kan het niet helpen. Ik zie de menschen zooveel dingen doen, die ze niet moesten doen, dat ik mezelf en anderen altijd vóor alles wil herinneren wat we wél doen moeten.
Ik moet je nog bedanken voor je fantasie, die ik van Allebé gehaald heb. Ik vind het heel prettig ze op mijn kamer te hebben hangen, al lijkt ze niets op de schimmen zooals ik ze gezien heb. De wijze waarop het licht valt vind ik er heel mooi in, maar je weet dat ik geen kunst-criticus ben.
Kloos laat je groeten, maar tot schrijven komt hij niet dat is nu eenmaal zijn zwak. Schrijf je nog wat? Van Eeden vertelde me dat Veth of hij - wie ook weer? verzen van je had gekregen. Als ik van de week in Bussum kom hoop ik die te zien. - Schrijf me nog eens gauw en lees me maar de les als ik te veel gepreekt heb. Van harte gegroet en als altijd je vriend Albert Verwey |
|