‘Kinderachtig, kinderachtig,’ zegt haar moeder langzaam. ‘Staartjes zijn toch niet kinderachtig? Ik vind ze je juist erg aardig staan.’
Claudia's gezicht betrekt. Zou haar moeder het niet begrijpen? Begrijpt ze dan niet dat het echt kinderachtig is? De kinderen in de eerste klas hebben staartjes, en in de tweede, en in de derde...
‘Er is niemand in de klas met staartjes,’ zegt Claudia. ‘Ik ga mijn haar los dragen!’
Zij rukt twee keer aan de strikjes en daar valt het blonde haar over haar schouders. Intussen kijkt zij haar moeder onderzoekend aan. Hoe zou die het vinden?
‘Hangt het zo niet erg voor je ogen?’ vraagt moeder.
‘Nee, mam,’ antwoordt Claudia, ‘het hangt helemaal niet voor mijn ogen.’
Zij moet het haar echter opzij strijken, want zij kan werkelijk niets meer zien. Misschien is het wel te lang, misschien moet er een stukje af.
‘Nou eh...,’ zegt haar moeder, ‘je moet het zelf weten, ik vind die staartjes... eh... dat staat veel frisser... en nu is je haar wel erg lang...’
Ik zal naar de kapper moeten,’ beweert Claudia, ‘u zult zien, dan zit het prachtig.’
‘Ja, dat begrijp ik,’ lacht haar moeder. ‘Als ik naar de kapper ga, zit mijn haar ook prachtig.’
Even kijkt Claudia haar moeder onderzoekend aan. Plotseling krijg je een idee.
‘Weet u wat,’ zegt ze. ‘Om u een plezier te doen, zal ik mijn haar zo nu en dan in staartjes doen. Bijvoorbeeld om de dag! Vandaag is het dinsdag, hé. Nou... morgen doe ik mijn haar los, en woensdag in staartjes, en donderdag weer los, en vrijdag weer in staartjes. Of...’