Waarom de boonen een naad hebben.
Strootje en boontje lagen op zekeren dag toevallig naast elkaar aan den haard. Opeens sprong er een gloeiend kooltje uit het vuur.
‘Kooltje, kooltje, waar ga je naar toe?’ vroeg strootje. ‘Ik ga op reis,’ zei kooltje, ‘het verveelt mij zoo den heelen dag in het vuur te liggen branden.’
‘Ik ga mee,’ riep strootje.
‘Ik ook,’ riep boontje.
Zoo leerden zij elkaar kennen, en nu trokken de drie vrienden samen op reis.
Zij liepen, liepen en liepen, tot zij voor een sloot stonden. Een brug was er niet, en erover springen konden zij niet: de sloot was veel te breed. Ze wisten niet wat zij doen moesten.
Strootje zei eindelijk: ‘Ik weet wat! Ik zal dwars over de sloot gaan liggen, dan kunnen jullie mij als brug gebruiken en over mijn rug naar den overkant loopen.’ Zoo gezegd, zoo gedaan. Strootje ging over de sloot