Middelnederlandsche historieliederen
(1904)–C.C. van de Graft– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
breiden, kwam het volk meermalen in verzet. Zoo koos ook in 1328, toen tusschen Filips IV van Frankrijk en Eduard III van Engeland een strijd over de opvolging in Frankrijk ontbrandde, Vlaanderen, dat bovendien de wol voor zijn lakenindustrie uit Engeland ontvangen moest,Ga naar voetnoot1 voor den laatste partij. De Vlaamsche Graaf, Lodewijk van Nevers, schaarde zich aan de Fransche zijde en gezamenlijk met zijn leenheer versloeg hij de Vlamingen bij Casselberg.Ga naar voetnoot2 Doch meer invloed dan de Graaf hadden destijds in Vlaanderen twee Gentsche burgers: Jacob van Artevelde en de bijna even invloedrijke Zeger van Kortrijk of Kortrozijn (een vernederlandsching van het Fransche Courtrisien), uit het oude, aan Brabantsche hertogen en Vlaamsche graven verwante huis van Kortrijk. Voornamelijk tot hen richtten zich de gezanten, die Eduard III in 1336 tot het werven van bondgenooten hierheen zond; Zeger van Kortrijk herbergde zelfs een van hen in zijn huis. De Vlaamsche Graaf, hierover vertoornd, besloot Zeger, in wien hij 't hoofd van het verzet zag, te straffen: den 6den Juli 1337Ga naar voetnoot3 liet hij hem na afloop van de statenvergadering te Brugge gevangen nemen. Hierna loopen de berichten nogal uiteen. Froissard zegt eenvoudig, dat Lodewijk Zeger, hij weet niet op welke wijze, ontbood en toen liet onthoofden. Volgens de Istore et chroniques de Flandres geschiedde èn de gevangenneming èn de onthoofding op bevel van den Franschen Koning. Het uitvoerigst is de Chronique anonyme: Terstond na afloop van de vergadering te Brugge wordt Kortrozijn in den kerker gezet en zendt de Graaf hiervan bericht aan den Franschen Koning, die beveelt hem tot nader order gevangen te houden. Kortrozijn wordt overgebracht naar de gevangenis te Reninghe (ten N.W. van Yperen). Een poosje later komt de Fransche connétable te Yperen aan en gezamenlijk met den Graaf begeeft hij zich naar Reninghe en doet er de onthoofding plaats hebben. Volgens een andere bron wordt Kortrozijn zelfs in zijn bed, | |
[pagina 64]
| |
waarin hij ziek neerlag, onthoofd.Ga naar voetnoot1 Als plaats der terechtstelling wordt behalve Reninghe ook Brugge en Rupelmonde genoemd.Ga naar voetnoot2 Vergelijken wij bij deze historische feiten het lied, dan treft ons menige sterke afwijking. Dit begint met de mededeeling, hoe Kortrozijn zich den haat van den Graaf op den hals haalt: niet door zijn samenspannen met de Engelschen, maar door zijn trotsche afwijzing van 's Graven aanbod hem tot ruwaard van Vlaanderen te maken. Nu dreigt de Graaf hem met onthoofding, maar Kortrozijn pocht terug, dat hij toch nog eenen nacht met 's Graven fiere dochter zal doorbrengen en toornig, innerlijk zinnend op wraak, keert de Graaf zich af. Zonder overgang, met de snelle sprongen volksliederen eigen, schilderen de volgende strofen ons het tooneel der rechtspleging (6-10). Anders klinkt hier de toon van Kortrozijn: hij bidt om genade en herinnert den Graaf, hoe hij nog kort geleden zijn beste vriend was. Maar deze beveelt hem kortaf heen te gaan, na afloop van den maaltijd zal de onthoofding plaats hebben. Andermaal smeekt Kortrozijn om genade voor zijn vrouw, zijn kind, zijn vrienden en bloedverwanten en voor zijn eigen jonge leven, maar vergeefs: als de maaltijd is afgeloopen, wordt het hoofd hem voor de voeten gelegd. Dan neemt de dichter het woord om er zijn hoorders op te wijzen, hoe de trots van schoone vrouwen de mannen op een dwaalspoor brengt (str. 10). Verder maakt hij de opmerking, die hier slecht op haar plaats is, dat voor den Graaf, die nu Kortrozijn gaat dooden, nog wel eens de tijd zal aanbreken, dat hij, stond 't nog in zijn macht, anders zou handelen (11). Daarop volgt de mededeeling, hoe Kortrozijn gewroken is: op St.-Laurensdag is zijn vriend, de Koning van Engeland tegen Vlaanderen ten strijde getrokken, en eer de dag avond was geworden, had hij Vlaanderen in zijn macht en lag Brugge vol dooden en gewonden. Een bede voor de ziel van den onschuldig veroordeelden Kortrozijn besluit het lied. | |
[pagina 65]
| |
Beschouwen wij deze afwijkingen wat nader. Van een aanbod van den Graaf, om Kortrozijn tot ruwaard te maken, vinden wij bij geen enkel kroniekschrijver melding gemaakt, maar vóór het jaar 1336, als het Engelsche gezantschap optreedt, wordt Kortrozijn door hen ook niet genoemd. Het is echter mogelijk, dat de Vlaamsche Graaf getracht heeft den invloedrijken volksleider op deze wijze voor zich te winnen, en dat een tijdlang tusschen beide mannen eene vriendschappelijke verhouding bestaan heeft (zie strofe 6). Als Kortrozijn op 's Graven bedreiging van onthoofding tartend antwoordt, dat hij nog eenen nacht bij diens dochter zal doorbrengen, moet hiermede oorspronkelijk de stad Gent bedoeld zijn,Ga naar voetnoot1 waarin hij nog eenmaal zijn macht hoopt te doen gelden. Dat een stad werd gepersonifieerd als maagd, was destijds niet ongewoon,Ga naar voetnoot2 en zal voor veertiende-eeuwsche hoorders geen moeilijkheid hebben opgeleverd. Doch in later tijd, toen dit beeld niet meer begrepen werd, kon het licht verwarring stichten, wat in den bedorven vorm, waarin wij 't lied kennen, blijkbaar 't geval is geweest. Ofschoon Kortrozijn vóór de terechtstelling om genade bidt voor zijn vrouw en kind, gelooft een latere bewerker aan zijn schuldige liefde voor de dochter van den Graaf en komt onder dien indruk ertoe, dit nog nader toe te lichten in strofe 10, die als een later toevoegsel moet worden beschouwd. Ook strofe 11 is blijkbaar uit haar verband gerukt. Het rijm is op verscheidene plaatsen bedorven (zie strofe 1 en 13). In strofe 10, waar ghebrocht rijmt op ghecost, kan de vierde versregel ongeveer geluid hebben: Hi heeftet met sinen hals becocht;
terwijl de slotstrofe op deze wijze te emendeeren zou zijn: Wi willen gaen bidden Godt den Heer
Ende Maria die Moeder Godes
Voor Kort Rozijn den schoonen man
Want hy ontschuldich was des dodes.
| |
[pagina 66]
| |
Het lied komt voor in het Antwerpsche Liederboek van 1544 (Hor. Belg. XI, blz. 21, no. XVI); in Het Haerlems Oudt Liedt-Boeck, Tot Haerlem, Gedruckt by Vincent Casteleyn, z. j. blz. 79 (niet in den zevenentwintigsten druk van dit liederboek) en in een hs. van 1565, berustende op het stadsarchief te Gent: Généalogies de la famille de Bracle, blz. 117-119, onder den titel: Chanson communement chantee en flandres de ce present chevalierGa naar voetnoot1. De tekst van dit hs. en van Het Haerlems Oudt Liedt-Boeck stemmen vrijwel overeen; grootere afwijkingen vertoont de meer bedorven tekst van het Antwerpsche Liederboek. Als grondslag voor deze uitgave is Het Haerlems Oudt Liedt-Boeck genomen, met vermelding van de eenigszins belangrijke varianten der beide andere teksten. Als wijsaangifte trof ik ‘Van cort Rosijnken’ aan in de Veelderhande Liedekens gemaect wt den Ouden ende Nieuwen Testamente enz. van 1566Ga naar voetnoot2; in de Veelderhande Liedekens, ghemaeckt wt den Ouden ende Nieuwen Testamente, wtgelesen en vergadert wt verscheyden copien enz. van 1569Ga naar voetnoot3; in de Veelderhande Liedekens, ghemaect wt den Ouden ende Nieuwen Testamente, die voortijts in Druck zijn wtghegaen enz. Tot Amstelredam, 1582Ga naar voetnoot4; ook in Veelderhande Liedekens, ghemaect wt den Ouden en Nieuwen Testamente .... Ghedaen Ter Liefden van Maeyken Tijssen, 1598Ga naar voetnoot5 (dit liederboek moet zijn van 1559, zie Wieder, De Schriftuurlijke Liedekens, blz. 144). Mogelijk is hetzelfde lied bedoeld met de wijsaangifte ‘Van 't kasteel van Rijpermonde’Ga naar voetnoot6, die voorkomt in 't Amsteldams Minnebeeckje, Amst., 1645.Ga naar voetnoot7
Bronnen: Kronijk van Jan van Dixmude in het Corp. chr. Fl.; Istore et chroniques de Flandres, in de Collection de chroniques Belges, ed. Kervijn de Lettenhove I, blz. 362; Chronique anonyme conservé dans la bibliothèque de Berne, blz. 549; Froissard, ed. Buchon I, blz. 188; Kervijn de Lettenhove, Hist. de Fl., 1847, III, blz. 169 vlgg. | |
[pagina 67]
| |
Van Kort Rozijn.
1[regelnummer]
‘Kort Rozijn, wel lieve Neve,
Ghy zijt seer stout ende o[n]vertsaechtGa naar voetnoot1;
Ghy sult rijden van stede tot stede,
Van Vlaenderen make ick u Ruwaert.’Ga naar voetnoot4
2[regelnummer]
‘Grave van Vlaenderen, des doe ic noode,
Ick sie soo noode mijn onghevoech,Ga naar voetnoot2
Ick leve soo noode by quaden ase,Ga naar voetnoot3
Want selve hebbe ick goedts ghenoech.’
3[regelnummer]
‘Kort Rozijn, u spijtighe woordenGa naar voetnoot1
En sullen u niet te goede vergaen:Ga naar voetnoot2
Al voor dat huys van Repelmonde
Sal ick u doen het hooft af slaen.’
4[regelnummer]
‘Grave van Vlaend'ren, gy hebt een dochter
Zy toont my soo fier ghelaet,Ga naar voetnoot2
Daer sal ick noch eenen nacht by slapen,
Al sout my namaels wesen quaet.’
5[regelnummer]
De heer van Vlaender keerde hem omme,
Hy was toornigh ende onghemoet:Ga naar voetnoot2
‘Kort Rozijn, ick salt u loonen,
Desen toorne, die ghy my doet.’Ga naar voetnoot4
6[regelnummer]
‘Heer van Vlaenderen, ick bid ghenade,
Den doodt hebbe ick niet verdient;
Het is gheleden een korte wijle,
Dat ick was u beste vriendt.’
7[regelnummer]
‘Kort Rozijn, staet achterwaert;Ga naar voetnoot1
Als de maeltijdt is ghedaen,
| |
[pagina 68]
| |
Al voor dat huys van Rijpelmonde,
Daer salmen u hooft af slaen.’
8[regelnummer]
‘Grave van Vlaenderen, ic bidde genade
Voor mijn kindt ende voor mijn wijf,
Voor mijn vrienden ende voor mijn magen,
Ende voor mijn jonghe, schoone lijf.’
9[regelnummer]
Doen de maeltijdt was ghedaen,
Kort Rozijn was daer bereijt,
Men ginck hem aldaer sijn hooft af-slaen;
Het koste hem al sijn suyverheyt.Ga naar voetnoot4
10[regelnummer]
Fier ghelaet van schoonen vrouwen
Heeft menighen man in dolen ghebrocht,Ga naar voetnoot2
Dat machmen aen Kort Rozijn aenschouwen:Ga naar voetnoot3
Het heeft hem sijnen hals gekost.
11[regelnummer]
Grave van Vlaenderen, gy zijt een Heere;Ga naar voetnoot11
Ghy gaet Kort Rozijn nu dooden,
Het sal noch haestelijck weder keeren,
Dat ghy dat soud doen seer nooden.
12[regelnummer]
Het gheschiede op sinte Laurens dagh,Ga naar voetnoot1
Des morghens vroech by tijden,Ga naar voetnoot2
Dat de Koninck van Enghelandt
Op Vlaenderen wilde strijden.Ga naar voetnoot4
13[regelnummer]
Alsser den dach ten avondt quam,
Haer en was niet bat te moede,Ga naar voetnoot2
Dan of Vlaenderlandt waer mijn,Ga naar voetnoot1Ga naar voetnoot3
Ende Brugghe laghe in roode kolen.Ga naar voetnoot2
| |
[pagina 69]
| |
14[regelnummer]
Wy willen gaen bidden Godt den Heer
Ende Maria die Gods Moeder wasGa naar voetnoot2
Voor Kort Rozijn den schoonen man,
Want hy den doodt ontschuldich was.Ga naar voetnoot4
|
|