Op den spinnekop.
GElijkerwijs de Spinnekop over al haar Venijn uytzuygd, zo doen de waanwijze meede, dewelke uyt de werken van andere haar Venijn van Lasteringen weeten te haalen. Het is een erbarmlijken inborst daar de Laatdunkendheid in huysvest, hebt gy eenen Man gezien die wys in zijne oogen is? van eenen Zot is meer verwagtinge dan van hem. Prov.26.v.12. dog de eige-Liefde is zo algemeen, dat alle Menschen, d'een min d'ander meer, hun aandeel aan de Laatdunkendheid of waanwijsheid hebben; want alle weegen des Mans zijn zuyver in zijne Oogen: maar de Heere weegd de Geesten. Pr[o]v.16.v.2. booven al wil dit gebrek wel by de Rijkdom wezen, een Ryk Man is Wys in zijne Oogen: maar de Arme die verstandig is, doorzoekt hem. Prov.28.v.11. deeze ondeugd brengt gemeenlijk voort berispinge, bespottinge en veragtinge van zijn Naasten. Die verstandeloos is veragt zijnen Naasten: maar een Man van grooten Verstand zwijgt stille. Prov.11.v.12. men ziet gemeenlijk den Splinter in zijns naastens Ooge, terwijl men zijn eigen Balk in 't Oog niet gewaar word. O dat ons de Goddelijke Liefde mogte bewerken! dan zouden wy zo ligt onze Naasten niet veroordeelen. Want de Liefde is Lankmoedig, zy is Goedertieren, de Liefde is niet afgunstig, de Liefde handeld niet Ligtveerdiglijk zy is niet opgeblaazen. 1Cor.13.v.4. dan zouden wy in staat zijn deeze Lesse waar te neemen weest eens gezind onder malkanderen, en tragt niet na ho[o]ge Dingen maar voegd u tot de Needrige. En zijt niet wijs by uw zelven. Rom.12.v.16.
Waanwysheid, ô gy booze Spin!
Die noit behaagd eens anders zin,
Hoe vuyl word van u menig Borst,
Met eige-Liefde-Rag bemorst.