Op den leeuw.
DE Moedigheid, niet die men onder de ondeugd van Hoovaardye tellen mag, maar de Dapper of Edel-moedigheid, werd door den Leeuw afgebeeld: als zijnde het Eedelmoedigste Dier; het geene als zonder Vreeze bestaat en zelden overwonnen werd. Daarom is het dat Gods woord, niet alleen, onzen Heyland noemd, den Leeuw uyt de stamme Juda Apoc:5.v.5. gelijk ook Jacob in zijn Zeegeninge van Juda zegd. Juda is een Leeuwen Welp, gy zyt van den Roof opgeklommen mijn Zoon, hy kromd zig, hy legt zig needer als een Leeuw, ende als een ouden Leeuw, wie zal hem doen opstaan? Gen.49.v.9. maar zelfs, elk Regtveerdigen is moedig als een jongen Leeuw Prov.28.v.1. door het vertrouwen op God steunende op een goed Geweeten: Zo hebben Samson Jud.14.v.6. en David 1 Sam.17.v.35. en meer anderen zelfs Leeuwen overwonnen, Ja door het Geloove hebben zy de muylen der Leeuwen toegestopt. Heb.11.v.33. gelijk God in het geval van Daniel in den Kuyl der Leeuwen getoond heeft Dan:6. in tegendeel de Godloozen vlied[e]n daar geen vervolger is Prov.28.v.1. Zoude de Gelovige niet Moedig zijn? op zo kragtigen toezegginge, in de Weereld zult gy Verdrukkinge hebben: maar hebt goeden Mo[e]t, ik hebbe de Weereld overwonnen. Joan.16.v.33. Ja de Geloovigen in verzeekerd Vertrouwen op God mogen dus in Moedigheid met den Apostel Paulus zeggen ik vermag alle Dingen door Christum die my Kragt geeft. Phil.4.v.13.
Die in Geloov' Gods Wil betragt,
Verre overtreft hy Samsons Kragt:
'T opregt Gemoed is noit bevreest,
Voor Nood, of Dood, of Hel geweest.