als zoveel Friese edelingen toe te mogen treden tot het Bourgondische leger. Heer Gerrit Klaas van Sinea kon zijn toestemming daartoe onmogelijk geven, omdat hij zich
juist mede aan het hoofd had gesteld van de verbonden Schieringers en Vetkopers, die gezamenlijk zouden trachten zowel de Hollanders als de Bourgondiërs Friesland uit te jagen. De Bourgondiërs waren van toen aan de aartsvijanden van die Friezen, die er net zo over dachten als de heer van Sinea.
Ernst brak met zijn vader en ging terug naar Die Haghe. Daar vernam hij evenwel van zijn oudere vriend Otse Harinxsma, dat deze de dienst vaarwel zegde, om zich in Friesland ter beschikking van de Friezen te stellen, die grotelijks behoefte hadden aan in het Bourgondisch leger geoefende aanvoerders. Harinxsma haalde Ernst over om ook weer mee terug naar Friesland te gaan. Hij zou het met Ernsts vader wel in orde maken.
Albert Quintijn d'Ably had intussen zijn stamslot in Bourgondië bezocht. Tijdens zijn verblijf aldaar stierf zijn moeder. Hoewel zijn vader andere huwelijksplannen had voor zijn jongste zoon, stemde hij er in toe om via Filips de Goede de hand van jonkvrouw Maaike van Sinea te vragen ten behoeve van diens ruiterhoofdman, ridder Albert Quintijn d'Ably.
Van dit huwelijksaanzoek is niets terechtgekomen. Wel toog de aanstaande bruidegom, vergezeld van Ernst van Sinea, naar de Sinea-State.
Doch toen was de oorlog van de Friezen tegen de Hollanders en de Bourgondiërs juist uitgebroken. Albert ontmoette wel zijn geliefde, die hij het gouden crucifix van zijn moeder en een prachtige wanddoek ten geschenke gaf. Op Maaikes kamer nam hij haar tot vrouw. Kort