Erato
(1646)–Leonardus Gouwerak– Auteursrechtvrijomhelst van verscheyde minne-deuntjes, sangh-rijmpjes ende nieu-quelige veersjens
Stemme: Poliphemus.Astrea schone Godinne,
Die mijn sinne,
Doen stricken tot uwe min,
V soet en aengenaem wesen,
Wert gepresen,
| |
[pagina 22]
| |
Staet geprent in mijnen sin.
2. Ick sach u laetst wand’len komen
Langhs de stromen,
En stont by een Gouwe-vloet
Daer de Vecht met een Rack spoelden
Ende woelden
Tegens Vtrechts vasten voet.
3. Doen quam Paphos kint gevlogen
Met sijn boge,
Hy schoot en heeft mijn door-boort:
Ick wil tot sijn Capel gaen branden
Offerhanden
Misschien of hy myn vermoort.
4. Mocht Treanel eens verwerven
Voor sijn sterven
| |
[pagina 23]
| |
Hy sou dan in vreughde leven
Ende weven,
En vergeten alle rouw.
5. Maer ach laes! ten kan niet wesen,
Dees gepresen
Is van Goddelijcken aert,
Dies moet ick houden mijn te vroden
Hier beneden,
En blijven noch ongepaert.
6. Tot dat de Goden mijn geven
In dit leven,
Een die sich met mijn dan paert,
Om te samen ons tijt in vreughden,
En geneughden,
Te verslijten hier op aert.
|
|