Erato
(1646)–Leonardus Gouwerak– Auteursrechtvrijomhelst van verscheyde minne-deuntjes, sangh-rijmpjes ende nieu-quelige veersjens
[pagina 10]
| |
Carileen.Pronck waerste van onsen tijt,
Heftigh beelt, die yders vreuchden zijt
Brave Maecht, schoone Vrauw
Ghy draecht den meesten roem,
Van de soet geurighe Maeghden bloem;
‘t Schijnt dat de Goon, u ten toon
Op haer troon, tot sieraet,
Willen stellen van haer staet;
‘t Is oock reen, want het geen
Ongemeen, hem vertoont,
| |
[pagina 11]
| |
In dees Maecht is buyten gewoont.
2. Teer spruytsel die uwe jeucht
En schoonheyt, siert en bepraelt met deucht
Wat is schoon, als het is
Sonder toon, of sieraet
Van de deucht,die ‘t al te boven gaet:
Ach schoon Godin, die mijn sin
Treckt tot min, en mijn boeyt
Aen die, die in deuchden bloeyt:
Dat de Goon, mijn tot loon
Een soo schoon, volmaeckt beelt,
Wilden geven voor mijn gedeelt.
3. Ick sou haer steets, en altijt,
Offerhant brengen met alle vlijt,
En tot danck, seggen lof
Niet uyt dwanck, als een slaef,
| |
[pagina 12]
| |
Maer als een die verlanght na een gaef,
Die hem tot loon, wert geboon,
En ten toon, daer gebracht,
Die oeffent dan al sijn kracht,
En mijn jeucht, met geneucht
Ende vreugcht gaen besteen,
Stellen mijn hert heel te vreen.
|
|