Nu heeft hij alleen een zwembroek aan.
Hé, er zijn twee baden, ziet hij.
Een ondiep bad en een diep bad.
In het ondiepe bad kun je staan.
Daar komt het water niet hoger dan je knieën.
Maar in het diepe bad kan niemand staan.
Je mag daar alleen in als je goed kunt zwemmen.
Hij, Roy, kan nog niet zwemmen.
Daarom mag hij alleen in het ondiepe bad.
Anil heeft net zijn diploma.
Die mag in het ondiepe bad en in het diepe bad.
Roy en Anil lopen naar het ondiepe bad.
In het ondiepe bad liggen ballen.
Roy pakt een bal.
‘Vangen,’ roept hij naar Anil.
Roy en Anil hebben plezier.
Het is prettig in het water.
Maar dan roept een meisje.
Een meisje met een lange staart.
‘Anil! Anil!’
Anil kijkt om.
Hij kent het meisje van zwemles.
‘Anil, ga je mee van de duikplank?’ roept het meisje.
Anil kijkt naar Roy.
‘Mag ik even gaan?’ vraagt hij.