| |
| |
| |
De zusters
Toen de dochters van sjon Boeli eindelijk de rouw om hun vader konden afleggen, besloten ze om het landhuis waar ze hun jeugd hadden zien uitbloeien te verhuren of te verkopen en dichter bij de stad te gaan wonen. Voor twee nog niet te oude vrijsters bood het leven op een plantage, dertig kilometer buiten de bewoonde wereld, weinig aanlokkelijks; bovendien leverde het bijna onoverkomelijke bezwaren voor een vrouw om een plantage te beheren. Dat was mannenwerk. Dus plaatsten ze een advertentie in De Curaçaosche Courant, waarin ze de plantage met inboedel en slaven te huur of te koop aanboden en toen die affaire bevredigend geregeld was, verhuisden ze naar de stad en namen hun intrek in een huis in de Penstraat, dat achter een tuin had tot aan zee. Wat ze ook van hun vader mochten zeggen - had hij hen niet bij meer dan één gelegenheid in de weg gestaan om een huwelijk te sluiten? - hij had hen zeker niet onverzorgd achter gelaten. In financieel opzicht kon het leven hun weinig problemen bezorgen. Ze bezaten een dozijn huizen in Punda die onbelast waren en goede huur opbrachten. Daarenboven bezaten ze de plantages ‘Daniel’ en ‘Rafael’, benevens een stuk koenoekoe tussen San Pedro en Mahoema, terwijl hun paai zelfs een aanzienlijk bedrag aan obligaties en aandelen had nagelaten die eveneens zekere inkomsten schonken.
In de weg gestaan naar een huwelijk had de oude sjon Boeli zeker. Toen zijn oudste dochter Lisa nauwelijks twintig jaar oud was en een niet onaantrekkelijk meiske, al was ze wat mager, kwam een jonge man die sergeant was bij de koloniale troepen en die haar op een of ander feestje had ontmoet, deftig om haar hand vragen. Lisa was nerveus en paai gooide hem de deur uit. Wat dacht zo'n kale koloniaal wel? Zijn dochter kon wel wat beters krijgen. Lisa schreide een week lang en droogde toen haar tranen in de hoop op wat beters. Dit kwam een jaar later in de vorm van een zeeofficier van
| |
| |
Z.M.'s de ‘Amstel’. Paai was evenmin ingenomen met deze Hollander, maar niet ongeneigd Lisa de stem van haar hart te laten volgen. Doch de zeeofficier kreeg onverwacht de gele koorts en overleed vóór het huwelijk gesloten was. Daarop kreeg Lisa nog een paar aanzoeken - de economische status van haar papa verhoogde ongetwijfeld haar niet te overvloedige bekoorlijkheden - doch aan deze vrijer mankeerde dit en aan die mankeerde dat en het einde van het lied was, dat Lisa overschoot. Hetzelfde overkwam haar jongere zuster Adèle, die wat korter en dikker, evenmin op al te veel schoonheid kon bogen. Maar ook zij kreeg enige aanzoeken, die paai afwimpelde. De enige die voordeel had van deze - door de dochters - ongewenste situatie was sjon Boeli zelf geweest. Na de vroegtijdige dood van zijn echtgenote werd hij door zijn beide dochters tot op hoge leeftijd verzorgd. Dit was ongetwijfeld geen gemakkelijke taak, want hij was een onbeheerste brombeer en een lastig portret in de dagelijkse omgang.
Toen hij dan ten lange leste dit tijdelijke bestaan had verwisseld voor het eeuwige, bedekten zijn beide dochters hun witte panja met de donkere blouse en rok die de traditie voorschreef en rouwden zij om hun geliefde paai gedurende drie lange jaren. Hun opgeluchtheid kende geen grenzen, toen die periode voorbij was en het zwart kon worden verwisseld voor grijs, eveneens voorgeschreven door de traditie, maar dat in ieder geval een hele vooruitgang betekende na het lugubere en doodse zwart. In die tijd namen ze het kloeke besluit om het plantageleven vaarwel te zeggen en verhuisden ze naar de buitenkant van de stad met een oude meid die ze van ‘Daniel’ meenamen en een tuinman-koetsier die ook al de leeftijd der sterken naderde. Hun kansen op een huwelijk verminderden natuurlijk met het klimmen der jaren. Lisa was al dertig en Adèle twee jaar jonger, toen ze zich in de Penstraat vestigden. Hun nieuwe huis was ruim. Een brede, schaduwrijke porch leidde naar een grote, koele zaal, waarnaast een paar slaapkamers en waarachter een keuken met
| |
| |
bijkeuken. Een lange, goed beplante tuin met hoge schaduwrijke bomen strekte zich uit tot aan de zee. Achterin waren een paar slavenhutten gebouwd. Ook was er een priëel, bedekt door een enorme bougainville die vaak prachtig bloeide. Voor het huis stonden een paar palmen en een aantal struiken waaraan het halve jaar enorme oranje bloesems hingen. De meid en de tuinman sliepen in de hutten achterin de tuin. Daar lieten de zusters ook nog een stal bouwen en een soort van koetshuis.
Ze sliepen samen in een der grote slaapkamers. Op ‘Daniel’ hadden ze genoeg gekregen van het masturberen; die goedkope extase kon hen niet meer bevredigen. Van de nood een deugd makend trachtten ze in de Penstraat elkander te bevredigen, doch daar ze van aanleg helemaal niet lesbisch waren, voldeden de genietingen door Sappho zo geestdriftig beschreven, hun weldra niet meer. Sublimaties in de vorm van liefdadig werk onder ouden van dagen, voor verweesde kinderen of voor de Fortkerk konden hen evenmin tot geestdrift verwekken en het resultaat was, dat ze volkomen ontevreden waren met het leven en met een maatschappij die hun tot zulk een steriele rol dwong. Zij zagen hun lichamen uitbloeien en ongebruikt verdorren. Zelfs een gezamenlijke reis naar Holland, ondernomen om wat verre familieleden te bezoeken en in de hoop daar de een of andere oudere vrijgezel of weduwnaar aan de haak te slaan, bleek vruchteloos. Toen zij na ruim een jaar weer neerstreken in de Penstraat, waren ze rijp voor een noodsprong.
Op een zaterdagavond zaten beide zusters op de porch onder de beschutting van het ver overstekende dak en de zware beplanting. Adèle schonk thee en Lisa las de krant. Ze las aandachtig en bemerkte met genoegen, dat de uitgever haar gedichtje op ‘De godsdienst en deszelfs waardij’ had gepubliceerd en kwam daarna tot de advertenties. De prijs van maismeel interesseerde haar niet. Ze las, dat er nieuwe almanakken werden aangeboden ‘voor slechts 50 Centen kontant.’ August Muller had weer nieuw, grof zout te koop en
| |
| |
de firma Maal ‘tabaccos de Habana.’ Toen gleden haar enigszins fletse ogen naar de verkopingen en eensklaps kwam er wat vuur in.
‘Luister Adèle,’ zei ze en toen las ze haar zuster voor: ‘Op woensdag 19 april aanstaande 's middags om 12 uur zal te koop worden aangeboden het landhuis “Santa Catharina” met plantage en inboedel benevens een twintigtal slaven.’
‘Santa Catharina'?’ vroeg Adèle met een rimpel tussen haar ogen die even flets waren als die van haar zuster. ‘Ik weet heus niet, wie daar woont.’
‘Dat bedoel ik niet, lieve schat,’ reageerde Lisa opgewonden. Haar wangen waren van vaal en bleek plotseling rood gekleurd, haar stem beefde wat. ‘Adèle,’ zei ze, ‘we gaan er naar toe. Ik wil zien, hoe die slaven er uit zien en als er één bij is die me bevalt, koop ik hem.’
‘Maar Lisa,’ zei Adèle, die niet het flauwste vermoeden had waar haar zuster naar toe stuurde, ‘denk je nu heus, dat de oude Chal het niet meer alleen aan kan? De tuin en de paarden zijn toch nog niet te zwaar voor hem. Hij is heus nog flink voor zijn jaren.’
‘Adèle,’ antwoordde Lisa met een raadselachtige glimlach, ‘je begrijpt me niet. Je hebt niet het flauwste idee, wat we daar op “Santa Catharina” gaan doen.’
‘Ik denk, dat jij daar een slaaf wilt kopen,’ zei Adèle, wat geërgerd door de superieure houding van haar zuster. ‘Betrek mij er niet in.’
Lisa glimlachte. Ze legde haar magere hand op de mollige knie van haar zuster en zei vergoelijkend. ‘Wij Adèle, jij en ik. Ik betrek jou ook in de plannen. Waarom? Adèle, jij en ik hebben een man nodig.’
Adèle keek haar zuster niet begrijpend aan. Lisa hijgde een beetje van opwinding. Haar platte boezem ging snel op en neer in het nauwsluitende keurslijf. Lisa reeg zich te sterk in, meende Adèle. Zij deed het niet. Het was te lastig in de hitte.
Lisa lachte en wees met een spitse vinger naar de krant.
| |
| |
‘Adèle, we gaan een man kopen.’
‘Een man kopen?’ herhaalde haar zuster verbaasd. Het begon eindelijk tot haar door te dringen, wat Lisa bedoelde. ‘Een slaaf? Een neger? Lisa, je wilt toch niet met een neger...?’ Ze voltooide de zin niet; ze keek met grote ogen van verwondering naar haar zuster, wier ogen glinsterden en wier boezem hijgde.
‘Waarom niet, Adèle?’ vroeg Lisa. ‘Waarom niet? Ik ben drieëndertig jaar en nog maagd. Wie respecteert dat? De dominee en wat oude kwezels die op het punt staan dood te gaan. Ik ben hard op weg om helemaal te verzuren. Ik wil een man hebben, Adèle, vóór dat ik te oud geworden ben om er nog plezier in te hebben. We hebben moeite genoeg gedaan, jij en ik. Het is ons niet gelukt. Pa wist ze altijd op een of andere manier af te schrikken. Daarom kopen we nu een slaaf, een flinke, jonge kerel. Een neger is ook een man. Zijn enige werk zal zijn om met ons te slapen. Daar zal een flinke jonge man geen bezwaar tegen maken, denk je wel?’
Adèle glimlachte niet meer. Ze was misschien niet zo vurig als haar zuster en zeker niet zo bij de hand. Maar ook zij voelde diep wat ze te kort kwam en snakte naar verandering. Ze keek Lisa aan.
‘Een slaaf is ook een man,’ zei die. ‘In het donker zie ik het verschil tussen blank en zwart niet. Wat denk je ervan, Adèle?’
‘Hij moet zich goed wassen,’ zei Adèle. Ze had enige tijd nodig om zich met het originele plan van haar zuster vertrouwd te maken. ‘Ze stinken vaak,’ zei ze en trok haar korte neusje op.
‘Natuurlijk moet hij zich goed wassen,’ zei Lisa. ‘Maak je daarover geen zorgen. We hebben een boenhok en de zee en er is zeep genoeg. Hij zal zich eerst goed moeten boenen en schrobben. Dan zullen we hem nette kleren geven voor overdag, want dan moet hij voor koetsier spelen. Dat zal Chal's taak wat verlichten. En 's nachts...’ Ze lachte fel.
| |
| |
's Nachts heeft hij geen kleren nodig! Hola, heisa, Adèle, 's nachts moet hij het ons erg gezellig maken, wat?’
* * *
De oude Chal stond met paard en koets klaar, toen de dames in elegante jurken het huis verlieten. Hun lange rokken ritselden, toen ze op hun kleine, hoge laarsjes naar de open koets trippelden. Lisa's magere figuur was volkomen gecamoufleerd door de gesteven onderrokken die ze droeg en die het dubbele voordeel hadden haar ingevallen heupen enige ronding te geven en haar ingeregen middeltje nog scherper te accentueren. Kant en vulsel suggereerden een boezem die er nauwelijks was. Adèle had voldoende aan één onderrok en had geen vulsel nodig, een feit dat haar oudere zuster met heimelijke jalouzie vervulde. Beide zusters droegen breedgerande hoeden die de zon geen kans gaven hun blanke tint te kleuren. Zij hadden zich bescheidenlijk geblanket, hun ‘tache de beauté’ opgeplakt, witte handschoenen aangetrokken die tot aan de ellebogen reikten en zagen er met hun gebloemde parasols uit alsof ze naar een audientie van de gouverneur gingen in plaats van naar een doodsimpele verkoping, Chal salueerde van verbazing en opende toen haastig het portier om de dames te laten instappen. Daarna nam hij plaats op de bok. Hij was uitgedost in een deftige, rode livrei, met gouden banden en tressen. Het was tien uur.
Chal zette de paarden aan tot een matig gangetje. In de buurt van Santa Rosa werd er bij een cafeetje gestopt. Chal zorgde voor de paarden en de beide zusters drentelden onder een parasol en in de schaduw van een paar zware bomen heen en weer. Toen Chal klaar was chaperonneerde hij de dames het café binnen. Daar gingen ze zitten aan een kleine tafel, bestelden iets, terwijl hun koetsier bescheiden aan de toonbank een biertje kreeg.
Na een minuut of twintig werd de tocht voortgezet. Chal liet de weg naar Montanje rechts liggen en sloeg de richting
| |
| |
in van de noordkust. Santa Catharina lag niet al te ver van de zee. Het was een klein landhuis met een niet al te welvarende plantage en een mager hofje, dat niet veel opleverde. De weg voerde hen nu naar een hun nog onbekend gedeelte van het eiland en beiden genoten van de rit. Na sjon Boeli's dood waren ze niet veel uitgeweest, behalve dan naar Nederland, en ze gevoelden zich nu, voor het eerst na lange tijd in fleurige kledij in het beste humeur van de wereld. Hun opwindende plan deed hun ogen stralen en kleurden hun wangen rood.
‘De oude sjon Jacob is dood en zijn erfgenamen wonen in Venezuela,’ merkte Lisa op. ‘Zijn zoon is overgekomen voor de begrafenis en wil tegelijkertijd schoon schip maken. Ik heb een lijst van de inboedel en de slaven.’
‘Een lijst?’ vroeg Adèle verwonderd. ‘Daar heb je me niets van verteld, Lisa.’
‘Vanmorgen kwam een jongen die brengen,’ antwoordde Lisa. ‘Ik had er om gevraagd.’ Ze haalde uit haar tas een stuk papier te voorschijn, dat ze openvouwde. ‘Kijk, Pedro, een forse neger, 46 jaar oud, vijf voet acht duim lang, gaaf gebit, litteken op de rechterarm, mist een teen van de linker voet; Samuel, donker gekleurd, naar schatting 60 jaar oud, mist enige tanden en kiezen, loopt kreupel... Die zijn allebei veel te oud voor ons Adèle. Dan hier... laat eens kijken, Matilde, Emma... hier, onderaan de lijst staan twee namen die me wel wat lijken.’
Adèle las mee: ‘Luis, oud 19 jaar, licht gekleurd, vijf voet tien duim, gaaf gebit, geen bizondere kenmerken. Is hij niet wat jong, Lisa?’
‘De ander is misschien geschikter,’ zei haar zuster peinzend. ‘Lees maar.’
‘Juan Pedro,’ las Adèle, donker, 24 jaar, vijf voet zeven, gaaf gebit, geen bizondere kenmerken.’
‘Hij is wat klein van stuk, niet?’ vroeg Lisa.
‘Voor mij niet,’ antwoordde Adèle. Ze was zeker drie centimeter korter dan haar slankere zuster.
| |
| |
‘Laten we maar eens zien, Adèle.’
‘Ik vind ze beiden eigenlijk wel wat te jong,’ opperde Adèle nog, maar Lisa protesteerde: ‘Beter te jong dan te oud, Adèle. Een jonge man mag dan veel te veel pep hebben, maar hij moet ons beiden aan kunnen. Een oude kerel is waardeloos, die is uitgeleefd. Laten we zien. We zijn heus niet miskocht aan een jonge vent. Bevalt hij ons niet, dan verkopen we hem en proberen een ander.’
Adèle knikte. Ze reden door heuvelachtig land en zagen zo nu en dan de zee aan de noordkust. Het kon niet al te ver meer zijn.
‘Een ding moeten we toegeven en daarvoor kunnen we paai dankbaar zijn,’ vervolgde Lisa. ‘Hij heeft ons warmpjes achter gelaten. En waarom zouden we ons niet wat plezier kopen voor al dat geld? Als we dood gaan, erven onze neefjes en nichtjes in Holland alles. En die kennen we amper. Laten wij er in vredesnaam van genieten, zus.’
‘Zouden de mensen er niet achter komen,’ opperde Adèle nog. Lisa lachte. ‘Hoe? Ik houd mijn mond, jij houdt je mond en de slaaf die we gaan kopen zal het wel uit zijn hoofd laten om te praten. In de eerste plaats wordt hij toch niet geloofd en daarenboven raakt hij het prachtige leventje dat wij hem aanbieden onherroepelijk kwijt. Hij krijgt bij ons zo'n uitstekend baantje, dat hij het voor geen geld van de wereld zal riskeren met loslippigheid. Maak je niet ongerust.’
‘En Chal? En Elsa?’
Lisa haalde onverschillig haar schouders op. ‘Toe nu Adèle. Zie nu niet overal spoken. We gaan een pracht avontuur beleven en we zullen zien, hoe het uitpakt.’
Ze reden nu langzamer. De weg steeg. In de verte zagen ze het landhuis op een lage heuvel. Tien minuten later stuurde Chal de oprijlaan in en werden ze ontvangen door een rijzige negerjongen die hen naar het terras brengt.
‘Wie ben je?’ vroeg Lisa glimlachend.
De jongen lachte. Hij had een gaaf gebid.
‘Ben je Juan Pedro of Luis?’ vroeg Adèle daarop.
| |
| |
‘Ik heet Luis, mi sji,’ antwoordde de jongen. Hij was goed gebouwd en bruin van kleur. Lisa bekeek hem aandachtig. ‘Wilt u me kopen?’ vroeg hij.
‘Misschien,’ antwoordden beide zusters gelijktijdig.
‘Ik kan goed met paarden omgaan,’ zei de jongen.
‘Je moet niet alleen met paarden omgaan,’ merkte Lisa dubbelzinnig op. Toen fluisterde ze haar zuster in het oor: ‘Is hij geen dot, Adèle? Wat denk je van hem? Kijk eens, wat een armen. Daar kan hij je mee doodknellen. En wat een brede borst.’
De beide zusters werden op het terras hartelijk ontvangen door de zoon van de overleden sjon Jacob. Er zitten reeds een half dozijn toekomstige kopers, allen mannen. De komst van de beide zusters verwekte enig opzien. Er kwamen niet vaak vrouwen op verkopingen. Maar ze werden vriendelijk gegroet. Ze kenden de meeste aanwezigen en die kenden hen eveneens. Blozend vertellen ze, dat de oude Chal oud was, te oud om de twee functies van tuinman en koetsier te blijven vervullen en dat ze daarom naar een jongere kerel omzagen die een van beide baantjes zou kunnen overnemen. De verkoop begon. Er kwamen nog wat kijkers, doch er was niet veel belangstelling. Huis en inboedel gingen voor spotprijzen weg. Toen kwamen de slaven aan bod. Lisa begon, voor de vorm, op Pedro te bieden, doch staakte die poging weldra. Daarna bood ze op Juan Pedro. Maar toen Luis op het podium stond, maakte ze meer ernst. Natuurlijk werden de slaven naakt te koop aangeboden. Zodra ze aan bod kwamen, moesten ze zich ontdoen van hun laatste schamele bedekking. Lisa keek goed. Ze wilde niet de kans lopen een gecastreerde slaaf aangesmeerd te krijgen. Alles zag er echter normaal uit en ten overvloede vroeg ze haar buurman:
‘Hij is toch niet gecastreerd?’
De buurman schudde zijn hoofd. ‘Wees niet bang, juffrouw. Het ziet er patent uit bij hem. Die knaap kan nog heel wat kindertjes maken. Daar kunt u plezier van beleven.’
Lisa ging niet in op de laatste opmerking, die Adèle een diepe
| |
| |
blos naar de wangen joeg. Spoedig was de koop gesloten en toen de beide zusters met een kleur van opwinding huiswaarts reden, zat Luis naast Chal op de bok en mende de paarden. Beiden konden zijn rechte rug en vierkante schouders bewonderen.
Luis werd de eerste nacht naar de bijkeuken verwezen. Daarna zaten de twee zusters uren lang in de grote zaal met hoogrode kleur plannen te smeden voor de komende nachten. Die nacht sliepen ze voor de laatste keer in één kamer.
* * *
De volgende morgen bracht Adèle de oude Elsa die ze nog van ‘Daniël’ hadden meegebracht, naar haar dochter in Otrobanda. De zusters hadden er de nacht te voren lang en breed over gepraat en Adèle had tenslotte haar zin kunnen doordrijven.
‘Elsa zal het gauw genoeg door hebben, Lisa. En ze zal nooit haar mond kunnen houden. Herinner je je..., En toen had Adèle zoveel voorbeelden van Elsa's loslippigheid er bij gesleept, dat Lisa voor haar argumenten was gezwicht. Ze zouden een kokkin huren. Die moest dan 's morgens komen en 's avonds gaan. Met Chal stond het probleem anders. Hij sliep niet in huis maar achter in de tuin. Wel zou hij gauw genoeg merken, dat de nieuwe slaaf 's nachts in het huis zou blijven, maar de zusters dachten dat ze hem met een smoesje wel tevreden zouden kunnen stellen. Dus vertelden ze hem, dat ze bang waren in het grote huis en daarom daar gedurende de nacht een man wilden hebben. Luis was een sterke, jonge kerel en hij moest in de bijkeuken slapen. Inderdaad werd daar een strozak gelegd.
‘Als er wat gebeurd, is er altijd een man in huis, begrijp je, Chal?’
Chal knikte en zei, dat hij het begreep en dat hij ook begreep, dat hij te oud was om de dames te beschermen. Weliswaar begreep hij niet goed, waartegen ze bescherming nodig had- | |
| |
den, maar dat zei hij niet. Als slaaf kon hij moeilijk vragen stellen. Hij zweeg. Vervolgens werd een tweede slaapkamer ingericht, want de zusters zouden niet meer te samen op een kamer slapen. Dit hield Lisa de gehele morgen bezig. Luis werd opgedragen voor de paarden te zorgen.
Toen Adèle thuiskwam, riepen de beide zusters Luis en vertelden hem, dat hij voortaan in huis zou slapen. Lisa deed het woord en Adèle knikte glimlachend en instemmend. De zusters vertelden hem nog niet, wat van hem verlangd werd, doch hij moest het huis schoon houden, terwijl een gehuurde meid zou koken. Hij mocht niet meer in de stal werken. Dat bleef gereserveerd voor de oude Chal. De dames waren overeengekomen, dat de lucht van paarden te lang bleef hangen om genoeglijke nachten te organiseren.
Alvorens Luis 's avonds na het eten, dat hij in de bijkeuken nuttigde, naar zijn strozak wilde gaan om daar te slapen, gaf Lisa hem een flink stuk zeep en zei hem zich goed te wassen. Luis waste zich, zwom wat in de zee en kwam daarop terug om zich te melden. Adèle bracht de verbaasde jongen toen in Lisa's slaapkamer en sloot de deur. De volgende dag zou het haar beurt zijn.
Nauwelijks had Luis de volgende morgen Lisa's slaapkamer verlaten, of Adèle slipte naar binnen, ging op het bed zitten, waar haar zuster nog in lag en vroeg nieuwsgierig, hoe het geweest was. Lisa zag er wat vermoeid uit, maar glimlachte voldaan.
‘Een heerlijke jongen, Adèle.’
Die dag duurde voor Adèle eindeloos lang. Maar eindelijk kwam de avond en werd dezelfde ceremonie herhaald. Nu was het Lisa die Luis naar Adèle's slaapkamer bracht. Daarop slipte Lisa de volgende morgen, na Luis' vertrek, de kamer van haar zuster binnen en vroeg op haar beurt, hoe het geweest was. Adèle zuchtte verzadigd, zei dat ze erg gelukkig was en vond de jongen een juweel. Beide zusters waren dus uiterst tevreden over de eerste prestaties van Luis en prezen het moment gelukkig dat ze, zich over conventies
| |
| |
en bezwaren heenzettend, het grote besluit genomen hadden om hun leven niet geheel zonder sexuele genoegens te slijten. Zo gingen de volgende dagen en nachten voorbij en de beide wat overjarige meisjes, reeds een beetje aan het verleppen, bloeiden helemaal op en begonnen er werkelijk stukken beter uit te zien. Lisa kreeg wat meer figuur en wat fermere borstjes. Adèle's gerimpelde molligheid kreeg vastere contouren. Luis begon er misschien wat minder florissant uit te zien, doch de zusters besloten daarop giechelend hem op een krachtvoer dieet te zetten, waarvan eieren het voornaamste ingrediënt waren. Dat scheen te helpen en de mannelijke plichten, getrouw door hem waargenomen, bleven waardering en tevredenheid wekken. Doch na een maand of twee kregen de meisjes de smaak van een onstuimige bijslaap zodanig te pakken, dat ze meer en meer de eenzame nachten betreurden die ze om beurten moesten doormaken. Ook dit probleem losten ze giechelend en in volkomen harmonie op. Zij keken uit naar een nieuwe verkoping. Toen die na enige dagen in De Curaçaosche Courant werd aangekondigd, kochten zij een tweede slaaf, twintig jaar oud, gaaf en gezond en brachten die naar de Penstraat. Daarop was er enig gekibbel, wie Luis en wie Gilbert, de nieuwe slaaf, zou nemen. Maar de zussen losten dit probleem met ware Salomon's wijsheid op. Ze zouden wisselen, een nacht met Luis, de volgende met Gilbert. ‘We leven nu eenmaal bij de gratie van de variatie,’ merkte Lisa droogjes op.
Gilbert en Luis hielden het huis schoon, zorgden wat voor de tuin en sliepen 's nachts beurtelings bij elk van de twee zusters. De oude Chal, die misschien vermoedde wat er zich in huis afspeelde, doch oud genoeg was om zijn mond te houden, werkte in de stal en was niet langer koetsier. Deze taak en die van palfrenier werd eveneens door de beide jongens waargenomen. Lisa en Adèle waren gelukkig. Dit geluk zou vele jaren hebben kunnen duren, ware er niet een kink in de kabel gekomen. Op zekere dag deelde Adèle haar zuster in tranen mede, dat ze vermoedde zwanger te zijn.
| |
| |
Lisa werd door die Jobstijding niet van de wijs gebracht. ‘Wel, Adèle, als het zo is, dan moeten we het aanvaarden. We wachten maar af. Voorlopig is er niets van te zien en als je figuur wat omvangrijker gaat worden, blijf je thuis. Ik verzin dan wel een smoesje om je thuisblijven te excuseren. Men bedenke, dat de zusters, ondanks de vleselijke genietingen 's nachts ook nog enige vreugden gedurende de dag genoten. Daaronder ressorteerden in de eerste plaats het dameskransje onder leiding van de echtgenote van de dominee van de Fortkerk en het lidmaatschap van verscheidene comité's van christelijke en dus charitatieve aard.
‘En als het kind komt?’ vroeg Adèle, ‘wie zal me dan helpen?’ ‘Maak je geen zorgen,’ monterde Lisa haar terneergeslagen zuster op. ‘Je weet, hoe vaak ik op “Daniël” voor vroedvrouw gespeeld heb. Dat is werkelijk geen probleem.’
‘En het kind?’ vroeg Adèle. Ze had haar tranen gedroogd onder de opmonterende woorden van haar oudere zus en keek haar vragend aan.
‘Je zult een bruin jongetje of meisje krijgen,’ lachte Lisa, ‘een kroeskopje, waarschijnlijk.’ Ze giechelde. ‘Mijn hemel, Adèle, stel je voor, dat paai dat moest meemaken. Hij zou van woede barsten.’
‘Maar wat doen we, Lisa?’ vroeg Adèle nog niet voldaan over de antwoorden van haar zuster. ‘Wat doen we met het kind, bedoel ik?’
‘Ik weet het werkelijk niet,’ zei Lisa peinzend.
Adèle's ogen vulden zich weer met tranen. ‘O, wat een toestand. Wat zijn we begonnen, Lisa?’
‘Kom nu,’ reageerde Lisa wat verontwaardigd, ‘maak je nu niet zo zenuwachtig. We hebben tot nu toe alleen maar plezier gehad, niet waar? Ons plan werkte prachtig en de jongens gedragen zich keurig. Nu hebben we een kleine moeilijkheid. We moeten die natuurlijk oplossen. We hebben daarvoor nog een paar maanden de tijd, Adèle. Wie dan leeft, wie dan zorgt. Geniet nog maar.’
Na enige maanden begon Adèle's gezegende toestand zich
| |
| |
wat duidelijker af te tekenen en bleef ze in huis. Lisa excuseerde haar zuster in de verschillende kransjes en comité's waar ze beiden lid van waren en niemand scheen enige achterdocht te koesteren of die excuses in twijfel te trekken. Het had niets te betekenen, verzekerde Lisa, haar zuster was wat vermoeid en zou ongetwijfeld spoedig opknappen.
Met dit excuus bereikte ze, dat bezoek werd vermeden. Adèle begon zich echter zorgen te maken. Zij zag de bevalling met komende vrees tegemoet en durfde zich niet op Lisa's kunde verlaten. Het hielp niet of Lisa al verzekerde, dat ze heel wat ervaring had opgedaan met de barende slavinnen op ‘Daniël’, Adèle bleef zeuren.
‘Ik ben bang, Lisa. Begrijp dat toch.’
‘Ik heb toch vaak slavinnen geholpen.’
‘Ik ben geen slavin, Lisa.’
‘Lieve schat, slavinnen zijn vrouwen en jij bent een vrouw. Maak je nu geen zorgen. Alles zal terecht komen.’
‘Jij hebt gemakkelijk praten,’ wierp Adèle tegen. ‘Jij bent niet in verwachting.’
‘Adèle,’ zei Lisa liefjes, ‘jij wordt moeder. Ik niet. Ik mis die vreugde. Lokt het idee je niet om moeder te worden?’
‘Als ik getrouwd was,’ zei Adèle met tranen in de ogen. ‘Maar ik ben niet getrouwd. O Lisa, wat zijn we begonnen?’ ‘Heb vertrouwen in me,’ zei Lisa geruststellend. ‘Ik zal voor alles zorgen.’
Adèle droogde haar tranen en Lisa hoopte dat ze haar zuster had overtuigd. Na enige dagen begon Adèle echter opnieuw: ‘Wat doen we met het kind, Lisa?’
‘Ik heb je al gezegd, dat ik dat nog niet weet. Je houdt het voorlopig bij je. Misschien moeten we er een min voor zoeken en het daaraan voor enige tijd toevertrouwen.’
‘Nooit,’ zei Adèle. ‘Ik zal me door jou laten verzorgen, Lisa. Maar mijn kind vertrouw ik niemand toe.’
‘Je vergeet, dat het een gekleurd kind is,’ zei Lisa koel. ‘Hoe kun je nu een gekleurd kind bij je houden, Adèle. Wees toch redelijk.’
| |
| |
Adèle antwoordde niet en Lisa ging er wijselijk niet verder op in. Ze hielp Adèle echter waar ze kon. Daar haar zwangere zuster in de laatste maanden voor de bevalling geen jongen in haar bed kon velen, nam Lisa die last - die haar een lust was - op zich. Zij was vurig genoeg om zich door beide jongens te laten bevredigen en zonder dat zij zulks haar zuster zei, gebeurde het meer dan eens, dat ze niet alleen 's avonds met Luis ging slapen om 's morgens nog even met Gilbert te stoeien, maar vaak genoeg nam ze beiden tegelijk in haar ruime bed. Ze begon er steeds beter uit te zien en als men haar een komplimentje maakte over die late bloei, weet ze zulks blozend aan de verfrissende zeelucht of aan de herhaalde baden die ze beweerde te nemen. De beide jongens gedroegen zich keurig. Ze hadden een goed leventje, hielden het huis en de tuin schoon, moesten zich weliswaar vaak wassen, doch waren het er beiden over eens, dat ze het niet beter hadden kunnen treffen. Ze mochten onder elkaar moppen tappen over de beide vrijsters, hun lichamelijke kwaliteiten vergelijken en beoordelen, maar zij waren het er over eens dat, vergeleken met hun harde jeugd als arbeiders op het land, ze nu in een soort paradijs waren beland. En ze beoefenden dan ook de hun opgelegde deugd van zwijgen. Lisa had beiden nadrukkelijk vermaand om hun mond gesloten te houden, daar zij anders onmiddellijk zouden worden verkocht naar Suriname. En Suriname, dat wist iedere Curaçaose slaaf, was een slecht land voor slaven.
Toen Adèle's uur gekomen was, trad Lisa energiek op. Na een nacht van weeën bracht Adèle in de vroege morgen een gezonde dochter ter wereld en terwijl de moeder de eerste kreten met ontroering hoorde, werd de baby door Lisa snel aan haar blikken onttrokken en naar de bijkeuken gebracht. Daar werd het kind door Lisa koelbloedig gewurgd; de beide jongens keken daarbij ontzet toe. Lisa gaf daarop het dode kind aan Luis en gebood hem het lijkje achter in de tuin te begraven. De jongen zag lijkbleek en beefde over al zijn leden, maar gehoorzaamde. De oude Chal was afwezig. Lisa
| |
| |
had hem met een voorgewende boodschap naar Daniël gestuurd, zodra het haar duidelijk werd, dat de bevalling voor de deur stond.
Toen Luis terugkwam, zei Lisa op scherpe toon:
‘Geen woord! Wie praat, wordt verkocht. Jullie zijn gewaarschuwd.’
Tot Adèle zei ze zoetsappig: ‘Lieve zus, hoe jammer. Het kind leefde maar even. Het is dood.’
‘Dood?’ vroeg de jonge moeder, ‘hoe kan dat? Ik hoorde het schreeuwen.’
‘Het is in wat slijm gestikt,’ zei Lisa. ‘Ik heb gedaan wat ik kon, Adèle. Jammer, het was een lief meisje.’
Adèle geloofde haar zuster en later, toen ze van het kraambed opstond, liet ze zich in de tuin naar de plaats brengen waar de baby begraven lag. Vele weken achtereen bezocht ze die plek en Lisa begon te vrezen, dat de oude Chal, die na een paar dagen was teruggekomen, iets in de gaten zou krijgen. Misschien was dat ook zo, maar Chal had de wijsheid zijn gedachten voor zich te houden.
Lisa begreep echter, dat al was de moeilijkheid met het kind opgelost, de beide negerjongens een groot gevaar betekenden. Ze konden elk ogenblik het luguber geheim dat ze met Lisa deelden verklappen of doodsimpel hun mond voorbij praten. Ze waren zo van streek, door wat gebeurd was, dat die mogelijkheid voor Lisa een obsessie werd. Misschien zelfs zouden ze naar de politie gaan. Het getuigenis van een slaaf telde weliswaar niet voor vol, doch zou zeker achterdocht wekken indien het eensluidend met dat van een tweede slaaf zou zijn. Dus haalde Lisa Adèle over om de beide jongens te verkopen.
‘Laten we eens wat anders proberen, Adèle,’ zei ze. ‘We hebben ze nu al meer dan een jaar en om je de waarheid te zeggen, word ik ze beiden een beetje zat. Waarom zullen we ons niet wat variatie veroorloven? We hebben dat dan tenminste voor op getrouwde vrouwen die hun leven lang met één en dezelfde brombeer moeten slijten.’
| |
| |
‘Waar wil je ze naar toe verkopen, Lisa?’ vroeg Adèle. ‘Toch niet naar Suriname?’
‘Waarom zou ik ze naar Suriname willen verkopen?’ vroeg Lisa onschuldig.
‘Ik weet het niet,’ antwoordde Adèle. ‘Het zijn toch wel aardige jongens en in Suriname is het bar slecht voor hen.’ Voor de lieve vrede gaf Lisa voor toe te geven. ‘Aruba dan,’ zei ze. Maar ze moeten van het eiland af. Ik ben veel te bang, dat ze gaan praten.’
Lisa kende een handelaar die slaven opkocht en doorverkocht naar Suriname of een der andere eilanden onder Nederlands bewind. Ze nodigde deze uit de jongens te komen zien. De koop was gauw gesloten en voor ze er erg in hadden wat er met hen ging gebeuren, werden ze opgeladen. Ze waren te verbluft om veel te zeggen. Zwijgend werden ze weggeleid. Lisa was tevreden en Adèle schreide.
De volgende dagen brachten de zusters door met het raadplegen van de lijsten met te koop aangeboden slaven.
* * *
De twee nieuwe slavenjongens werden een week later gekocht bij de verkoop van de plantage ‘Brievengat’. Ze geleken in alle opzichten op hun beide voorgangers. Ze waren licht gekleurd, slank, lenig, gaaf van gebit en recht van lijf en leden. Weldra waren de zussen aan hen en zij aan de zusters gewend en zowel Lisa als Adèle, die haar verdriet wondersnel te boven was, waren uiterst voldaan. Het leven in de Penstraat ging weer zijn normale - maar misschien is het juister te schrijven abnormale - gang en alleen Adèle's bezoeken aan het grafje achterin de tuin toonden dat er nog een litteken was gebleven van vorige ervaringen. De tijd heelt echter alle wonden en na enige maanden was ook Adèle haar dode dochtertje vergeten. Het kind had te kort geleefd om een langdurige impressie op de moeder te kunnen maken. De oude Chal werd krommer en krommer, liep manker
| |
| |
en manker, verzorgde nog steeds de paarden en zweeg.
De nieuwe jongens, Hector en Loki, namen door een op Germaanse en Griekse mythologie verzotte vroegere meester gegeven, hadden het weldra evenzeer naar de zin als hun ongelukkige voorgangers in hun betere dagen. Doch helaas, ook nu was het geluk niet bestendig. Na enige maanden geraakte Adèle wederom in gezegende omstandigheden. Weliswaar accepteerde zij nu Liza's bakerschap vol vertrouwen, maar nu kreeg Lisa het te kwaad. Ze zag de toekomst met zorg tegemoet. Adèle droomde van een tweede moederschap en dat het kind onwettig en gekleurd zou zijn, scheen haar in het minst niet te deren. Iedere keer dat de zusters samen waren, praatte ze enthousiast over de komst van dit tweede kind. Lisa kon het op de duur niet verdragen en gaf steeds kortere antwoorden.
‘Je bent jaloers, Lisa.’
‘Ik ben niet jaloers. Maar ik kan niet begrijpen, waar jij blij om bent.’
‘Ik word weer moeder.’
‘Het is een gekleurd en onwettig kind. Het bezorgt ons alleen maar problemen. Zie dat in.’
‘Je bent jaloers.’
Misschien was er iets van waar. Misschien was Lisa jaloers. Niet zo zeer op het moederschap, een vreugde die zij nooit gesmaakt had, maar op de zalige gemoedsrust die Adèle ten toon spreidde.
Vaak is een strategie van nietsdoen de meest werkdadige. De harmonie tussen de beide zusters handhaafde zich op een niet onrustbarend peil dank zij de afwachtende houding die Lisa aannam. Adèle bracht weer een kind ter wereld, nogmaals een meisje, en Lisa waagde het niet even afdoend als de vorige keer op te treden. Ze besloot voorlopig het kind te laten leven. Ze zou geduld oefenen. Er zou, hoopte ze, wel een gelegenheid komen om zich van het kind te ontdoen. Het zou te veel verdenking wekken, indien voor de tweede maal Adèle in haar moederschap zou worden teleurgesteld.
| |
| |
Dus bracht ze een kwartier later een fris gewassen baby naar Adèle en legde die in de armen van haar overgelukkige zuster. Later vroeg ze:
‘Hoe wil je het kind noemen, Adèle?’
‘Carlota,’ antwoordde haar zuster, ‘naar maai.’
Lisa zweeg. Ze vond het verre van prettig, dat dit gekleurde en onwettige kind naar haar moeder werd genoemd, doch onder de omstandigheden was het beter instemming voor te wenden. Ze voorzag echter plotseling allerlei moeilijkheden en betreurde haar zwakheid om het kind te laten leven. Adèle zou vroeg of laat het kind gedoopt willen hebben. Wat als het ziek werd? Wat als het schreide? Zou men dat buiten niet kunnen horen? Ze woonden vrij geïsoleerd, maar niettemin realiseerde Lisa zich, dat het vrijwel onmogelijk zou blijken een kind op te voeden, zonder dat de buitenwereld zulks zou bemerken.
Met elke dag werd het haar duidelijker, dat de problemen gecompliceerder en de oplossingen moeilijker werden. Adèle was verzot op het kind en liet het geen minuut uit haar nabijheid. Lisa zag bijna geen kans het wiegje te naderen. Onmiddellijk was Adèle dan aan haar zijde om te fluisteren: ‘Is het geen schat, Lisa? Laat haar slapen, Lisa. Maak haar niet wakker, Lisa. Hoe vind je haar? Is het geen dot, Lisa?’ Het maakte Lisa ziek. Maar ze kon voorlopig niets doen. Ze verloor in deze moeilijkheden haar smaak voor de jongens, werd geprikkeld en joeg hen bij het minste en geringste haar bed uit. Vaak mochten ze niet eens in het bed komen, maar liet ze ze de nacht op de mat doorbrengen, daar ze voor Adèle niet wilde weten, dat ze geen plezier meer vond in hun gezelschap. Ergernis op ergernis vergalde haar bestaan. Als 's nachts de baby schreide, lag ze angstig te luisteren. Gelukkig had het huis dikke muren, het lag vrij afgezonderd en er waren geen naaste buren. Toch maakte iets dergelijks haar uiterst nerveus. Bij het minste en geringste vloog ze op en werd ze snel in het gebruik van de bullepees om kracht bij te zetten aan een bevel. Kwam er bezoek, dan stond ze
| |
| |
duizend angsten uit, dat het kind zijn aanwezigheid op de een of andere manier zou verraden, of dat Adèle zich iets zou laten ontvallen, wat niet geschikt zou zijn voor vreemde oren. Haar suggestie om het kind achter in de tuin onder toezicht van één van de jongens te laten slapen, werd door Adèle met verontwaardiging van de hand gewezen.
‘Hoe kun je dat voorstellen, Lisa. Heb je geen hart?’
‘Juist omdat ik een hart heb,’ wierp Lisa tegen. Ze liet het onderwerp verder rusten.
Maar een paar dagen later vroeg Adèle wat Lisa sinds enige tijd vreesde: ‘Zou Carlota niet gedoopt kunnen worden?’ ‘Onmogelijk,’ had Lisa kortaf geantwoord. ‘Dat is absoluut onmogelijk.’
‘Ik dacht, dat jij wel een oplossing zou weten,’ zei Adèle wat gepiqueerd. ‘Jij weet meestal overal wel wat op.’
Lisa had haar hoofd geschud en daarop was Adèle heftig uitgevallen: ‘Ik weet heus wel, dat jij Carlota haat, Lisa. Je kunt dat niet verbergen.’
Lisa had geërgerd gevraagd: ‘Waarom zou ik je kind haten, Adèle?’ Ze kon het niet over zich verkrijgen de naam Carlota uit te spreken.
‘Je bent jaloers, Lisa. Omdat je zelf geen kind hebt. En daarom haat je Carlota.’
Met iedere nieuwe dag zag Lisa beter in welk een enorme fout ze begaan had om het kind te laten leven. Het kind moest verdwijnen, dat werd steeds duidelijker. En Lisa behoefde niet lang na te denken over een effectieve methode om dat doel te bereiken. Haar zuster had gelijk. Zij wist overal raad op. Ze wist een middel om zich van het kind te ontdoen en ze deinsde er niet voor terug om dit toe te passen. Ze wachtte slechts op een goede gelegenheid.
* * *
Ze kocht op de Handelskade in een van de kleine winkels aldaar een hoeveelheid rattekruid. Het was niet moeilijk, dit
| |
| |
vergif te krijgen. Het werd algemeen gebruikt tegen de ratten die in niet geringe hoeveelheden de huizen, vooral die langs de zee gelegen waren, met hun bezoek onveilig maakten.
De tweede stap was wat moeilijker. Lisa begreep, dat ze geduld moest oefenen. De eerste dagen kreeg ze geen kans om iets met haar vergif te doen. Geduld overwint vele problemen en na enige tijd kreeg Lisa de kans wat van het vergif door de griesmeel te mengen, die Adèle haar baby naast de borstvoeding begon te geven. Onervarenheid en misschien ook zenuwachtigheid veroorzaakten echter, dat de dosis te klein was om het kind te doden. Het werd ziek, braakte, reeds wilde Adèle in dodelijke angst een dokter laten roepen, toen het kind weer herstelde en na enige dagen deze crisis bezworen scheen. Lisa had er bijna niet van kunnen slapen. Maar vaster dan ooit stond haar besluit het kind te doden. Ze wachtte nog een paar dagen en mengde toen door de griesmeel een zodanige dosis van het vergif, dat de baby in Adèle's armen stierf nog voor de verschrikte moeder dit in de gaten had of tijd had gehad om een dokter te laten komen. Maar Adèle was zo van streek, dat ze het dode kind de gehele nacht bij zich hield, liedjes zong en ook de volgende dag het kind niet af wilde geven.
‘Het moet begraven worden, Adèle.’
‘Carlota blijft bij me. Ik doe geen afstand van haar.’
In de tropen gaat een lijk spoedig tot ontbinding over. De tweede dag begon het lijkje te stinken en met behulp van de beide jongens wist Lisa het dode kind in handen te krijgen. Adèle ging te keer als een bezetene, beurtelings gilde en schreide ze, ze liep door het huis als een waanzinnige, rukkend aan haar lange, blonde haar als een furie, volkomen buiten zinnen geraakt, zodat Lisa de beide jongens opdroeg, haar op te sluiten in een kamer en zorg te dragen, dat ze die niet kon verlaten. Ondertussen nam zij het lijkje en gooide het zonder meer achter in de tuin in zee. Daarop keerde ze terug in het huis, nam een bullepees en ranselde haar zuster zo lang af tot deze kreunend en schokkend van pijn en ver- | |
| |
driet zich niet meer verzette. De twee slaven waren daarvan de stilzwijgende en ontzette toeschouwers. Hoewel uitgeput bleef Lisa koel van geest. Ze liet Adèle in bed leggen, gebood één van de jongens om in de kamer de wacht te houden - ‘en geen gekheid, begrepen’ - zodat ze niet zou ontsnappen, ging daarop terug naar de zee om te zien, wat ervan het kind was geworden, zag tot haar voldoening dat de vissen dit aan het verslinden waren en plaatste daarop twee stokjes in de vorm van een kruis ergens in de tuin voor het geval Adèle, mocht ze tot haar zinnen terugkeren, zou vragen waar de baby begraven lag.
Hoewel Lisa aanmerkelijk opgelucht was, nu het kind van het toneel was verdwenen, bleek haar spoedig, dat zich een nieuwe moeilijkheid voordeed: Adèle. Hoewel uiterlijk bedaard en rustig, was haar geest gedoofd, haar levenslust verdwenen, haar energie geblust. Ze zat uren bij het lege wiegje, neuriede kinderliedjes, speelde met de babykleertjes die ze met tranen in de ogen op- en uitvouwde en Lisa had de moed niet haar dat te beletten. Weken gingen voorbij, Adèle wilde niets meer weten van de jongens en begon de Bijbel te lezen of psalmen te reciteren. ‘Het is allemaal onze schuld, Lisa. God heeft Carlota weggenomen, omdat we zo zwaar zondigen. We zijn zondaressen, grote zondaressen.’ Dan lachte Lisa schamper. Maar ze zei niets om haar zuster niet te prikkelen. Ze hoopte, dat het met Adèle in orde zou komen. Maar de maanden verliepen en er was geen grein van vooruitgang in Adèle's toestand te bespeuren. Met eindeloos geduld zat Lisa het gezeur van Adèle over zonde, verdoemenis en hel aan te horen, met eindeloos geduld zat ze er bij, terwijl Adèle met de babykleertjes speelde, wiegeliedjes zong of dwaas zat te lachen en geluidjes te maken als zat de baby op haar schoot. Doch na verloop van tijd begon het op Lisa's zenuwen te werken. Het gezelschap van de jongens smaakte haar niet meer. Ze werden verwezen naar de bijkeuken. Vandaar was het slechts één stapje naar Suriname, al realiseerden de arme knapen zich dat niet.
| |
| |
Adèle begon minder te eten en de eens zo bloeiende jonge vrouw van de laatste jaren verlepte merkwaardig snel. Lisa begon er weliswaar ook niet al te florissant uit te zien vanwege de vele zorgen, doch won het altijd nog van haar zuster. Na enige tijd begon Adèle er op aan te dringen om een dominee te zien. Lisa schrok hevig. Dat kon alleen maar betekenen, dat Adèle hun beider geheim wilde prijsgeven. Het gevolg was, dat Adèle nog strenger bewaakt werd en Lisa zelf bijna niet meer het huis verliet.
De toestand van Adèle bleef natuurlijk de weinige vrienden en kennissen der beide zusters niet verborgen. Lisa weerde echter alle bezoek. Adèle's toestand liet dat niet toe, beweerde ze. Maar tegelijkertijd realiseerde zij zich terdege, dat ze dit niet ten eeuwigen dage kon volhouden. Adèle vertoonde geen vooruitgang, wilde niet naar Lisa en rede luisteren, en Lisa begreep dan ook na verloop van tijd, dat de moord op het kind slechts het preludium vormde van een grote misdaad: de moord op haar zuster. Doch toen die gedachte voor het eerst bij haar opkwam, schrok ze er zelf danig van.
Niettemin kwam de idee van een tweede misdrijf, om daarmede voorgoed uit de ellende te geraken, steeds terug en na enige tijd raakte ze ermee vertrouwd. Dusdanig is de menselijke aard. Lisa kon onmogelijk haar leven slijten met het bewaken van Adèle, nu die steeds meer blijken gaf hun luguber geheim prijs te willen geven. Maar tegelijkertijd begreep Lisa, dat ze zich van Adèle niet zo gemakkelijk kon ontdoen als van de baby, welks bestaan niemand vermoedde. Bij Adèle zou een dokter te pas komen en een officiële begrafenis. Daarom moest Adèle's dood zo natuurlijk mogelijk schijnen.
Met die gedachte begon ze haar eenvoudig plan uit te voeren.
* * *
Ze begreep één ding: er moesten geen getuigen zijn en hoewel het getuigenis van slaven niet werd aanvaard, althans
| |
| |
niet voor de volle honderd procent, kon het achterdocht zaaien. Ze paste dus haar oude taktiek, reeds met succes bekroond, toe en verkocht de beide argeloze jongens naar Suriname. Adèle bemerkte niet eens, dat ze er niet meer waren. De gehuurde meid was geen obstakel, die ging iedere middag naar huis om niet voor de volgende morgen terug te komen en Chal werd langzamerhand kinds.
Daarop begon ze rond te vertellen, de schaarse keren dat ze het huis durfde verlaten na Adèle in haar kamer te hebben opgesloten, dat het met haar zuster niet goed ging en dat Adèle buien had van grote neerslachtigheid en moedeloosheid. Deze berichten druppelden vrij snel door in de beperkte blanke gemeenschap van het eiland en groeiden voorspoedig buiten hun aanvankelijke proporties. De derde stap was de beslissende. Ze had nog steeds het rattekruid en gebruikte dat nu om Adèle van kant te maken. Ze mengde dit met wat meel, bakte een aantal koekjes en liet daarvan haar zuster eten, tot het arme schepsel kreunend in elkaar zakte en daarna een stinkend bloedrig slijm uitbraakte, terwijl ze van pijn ineenkromp. Lisa zag dit onverschillig aan, liet haar liggen, sloot de deur van de kamer en gooide de koekjes met het rattegif in zee. Daarop beval ze Chal het paard in te spannen en ging rustig op bezoek bij een vriendin in de stad. Toen ze 's avonds thuis kwam deed ze - zogenaamd - de afschuwelijke ontdekking, dat haar zuster was gestorven. Eerst ruimde ze echter alles op, het bloederig braaksel, de stinkende ontlasting, waste haar zuster, deed haar schone kleren aan, stuurde toen Chal naar de dokter en zat te huilen, toen deze eindelijk verscheen. Volkomen argeloos, na naar Lisa's verslag te hebben geluisterd en bekend met de geruchten over Adèle's gezondheidstoestand, schreef hij daarna de dood toe aan hartkrampen. Hoe zou hij ooit achterdocht hebben kunnen koesteren? Hij had de oude sjon Boeli nog gekend en Lisa was op hetzelfde kransje als zijn vrouw. Het ging alles boven verwachting gemakkelijk en Lisa moest, toen ze thuiskwam van de begrafenis, schaterlachen om de
| |
| |
malle vertoning. Zelfs de ernstige woorden van de dominee konden alleen maar haar spotlust wekken. Zodra ze thuis was, gooide ze haar zwarte rouwkledij uit en danste in haar witte ondergoed een overmoedige polka, terwijl ze gnuifde van opluchting.
Die nacht sliep ze helemaal alleen in het grote huis. Ze sliep uitstekend. Heerlijk uitgerust stond ze de volgende morgen op. Haar zuster was niet komen spoken. Ze rekte zich uit, ze maakte grimassen naar haar beeld in de spiegel, ze maakte ontuchtige gebaren en ze lachte. Vrij, ze was nu helemaal vrij! Ze kon doen en laten wat ze wilde en ze wist precies wat ze wilde. Het was jammer van Adèle. Ze hadden een gezellige tijd gehad, samen met al die jongens, maar Adèle had niet begrepen, dat die kinderen nu eenmaal niet in hun plan hadden gepast. Ze had dit probleem niet kunnen oplossen en daarom was ze zelf een probleem geworden. Jammer van Adèle. Maar er was niets aan te doen. Dat was Lisa's grafrede op haar jongere zuster.
Zij ging daarop haar rouwkleren verzorgen.
* * *
Na enige tijd kocht zij een jonge slaaf met wie ze genoeglijk samenleefde. Buitenshuis ingetogen, statig, bedaard en rouwend om de betreurde zuster, was ze in huis uitgelaten en vurig, gek op de jonge man die ze niet met rust liet. Weldra was het haar duidelijk, dat ze niet genoeg had aan één en op een andere verkoping kocht ze een tweede slaaf. Met die beide slaven leefde ze een jaar en toen kocht ze een derde. Het duurde niet lang of ze had zich een mannelijke harem aangeschaft, een half dozijn kerels die in haar huis leefden, goed werden gevoed en weinig meer hadden te doen dan haar geilheid te bevredigen en beurtelings met haar sliepen. Ze werd mangek, kwam alleen maar het bed uit om de nodige inkopen te doen en bracht de rest van haar tijd door in haar slaapkamer met haar slaven. Nauwlijks kwam ze er uit,
| |
| |
's zondags, om naar de kerk te gaan, niet omdat de preek haar iets deed of de godsdienst haar vertroostte, evenmin omdat haar geweten haar kwelde, doch uitsluitend uit domme gewoonte. Omdat het zo hoorde. Daarnaast maakte zij het zich eveneens tot gewoonte om naar slavenveilingen te gaan, daar rond te kijken naar slaven die te koop werden aangeboden, hen persoonlijk te inspecteren, speciaal op de geslachtsdelen en daarna al of niet op hen te bieden. Geen slaaf hield ze langer dan een jaar of twee. Daarna werden ze doorgestuurd naar Suriname.
Zo gingen de jaren voorbij. Chal stierf. Lisa werd ouder, maar het vuur in haar laaide steeds sterker op. Ze was zichzelf niet meer, als ze een paar uur zonder man was, als iemand die aan een verdovend middel verslaafd, ziek wordt, als hij dit niet op tijd krijgt toebediend. Soms gilde ze in hysterie. Dan ranselde ze de kerels die haar bed deelden met de bullepees. Steeds had ze die bij de hand. Dan sloeg ze met een dolle extase en genoot van hun kreten. Ze beet en trapte hen, ze liet hen over de grond kruipen als naakte dieren en werd langzamerhand gek van overtollige hormonen die haar lichaam verhitten en een vuur voedden dat niet meer te blussen was. Haar slaven begonnen haar te vrezen en te haten. Ze was geen vrouw meer, ze was een furie, een vampier die bloed zoog en een sadistisch genoegen had in de pijn van het slachtoffer, wiens kreten ze overschreeuwde met rochelende geluiden van genot. Dan kon het gebeuren, dat ze met een zweep haar slaven naar de zee joeg en zelf volgde, krijsend van opwinding, naakt door de tuin rennend achter de bevreesde kerels aan die ze ranselend in de branding sloeg om daarna zelf haar hittig lichaam tevergeefs te verkoelen in het lauwe water. Een eeuwige brand verteerde haar en soms viel zij in onmacht vanwege het gebrek aan bevrediging dat haar waanzinnig maakte om door haar slaven naar huis te worden gedragen, waar ze hen onmiddellijk verder afroste en gebood dingen te doen die niet beschreven kunnen worden.
| |
| |
Bij één van die gelegenheden grepen de arme kerels haar beet en hielden haar zolang onder water tot ze gestikt was. Daarna legden ze haar op de groene rotsen van het rif achter in de tuin en gingen de politie waarschuwen. Deze kon niet anders doen dan de dood door verdrinking constateren.
Ze werd begraven naast haar zuster.
| |
| |
VERKLARENDE WOORDENLIJST |
arepa |
maiskoekje |
baine |
verdomme |
bomba |
slavenopzichter |
cabez flacu |
plat hoofd |
danki |
dank je |
Dios |
God |
dushi |
liefje |
foenchi |
Antilliaanse mais |
instrumentum vocale (Lat.) |
het instrument dat kan spreken |
jaja |
min |
kabriet |
geit |
koenoekoe |
land buiten de stad |
mi joe |
mijn kind |
ochoochi |
tweeling |
salinja |
zoutpan |
sambo |
kruising van Indiaan en Neger |
saya |
rok |
seroe |
heuvel |
sjon, sji |
meester, meesteres |
sombrè |
hoed |
yerba stinkie |
stinkkruid, koortsafdrijvend |
|
middel |
|
|