Sonnetten(1934)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] XVIII. En midden in die Menschheid straalt mijn Vrouwe, De verpersoonlijking van haren Geest, De allerschoonste in haar te aanschouwen, Omdat zij 't Al-gemeene samenleest. Daardoor heeft zij van alle Deugd het meest, Van begrip en gevoel, van hoofd en hart, - Zooals zij fonkelt van oog en van leest, Is zelfs het kristal van de Menschheid zwart. Zij heeft de onmeetlijke algemeene kennis, Zij heeft de onmeetlijke absolute Liefde, Van al geest en liefde, die in den mensch is. Terwijl de Menschheid als kristal verhief de Eenheid, volkomene, in het Heelal, Is zij de lichte kern in dat kristal. Vorige Volgende