Sonnetten(1934)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] XII. De gouden Aarde is vol en vast en klaar, De Hemel welft zich donker en zacht blauw, Het Heelal is die donkerzachte dauw, Alleen de Zon en de Aarde zijn zichtbaar. Van die twee samen, van dat jonge paar, Is de Zon de algoudene flambouw, En de Aarde de liggende landouw, In goud en groen beide volkomen baar. En in het zachte en volkomen blauw Is de Zon een Man met een gouden regen En de Aarde een wijde groene Vrouw, Genietend 't stille geluk van dien zegen. Zon, Aarde en Heelal zijn ééne lach Rondom de Menschheid heen. Dit is haar Dag. Vorige Volgende