De school der poëzie(1897)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] De dagen. (fragment.) Duizelig ging hij de straten over - Zondagmorgen. - Zondagsch gingen over, opgekropen, de hooge zwarte wolken. Hij ging met de voeten als door wolken, zoo leeg en zoo verloren, door het witte lichten. Zeer stil en rustig ging hij door de straten, de huizen hingen voorover lichtverlaten. Stil hoofderig gingen de zweve-zware wolken, enkelen waren er nog van menschevolken langs de straatvloer. - In een hooge wacht hing zijn hart voortgaand. - Als lantarenwacht stil zwevend was in àffe straten 't licht. - Hoog ging hij hangende, en het gezicht vochtig en koel, de weeke straten heen; de grachten waren vol en overheen van sluizen lichtoverbogen, zonneverlaten, maar even zonbeschenen op hun gelaten. - Hij ging hoog somber alleen in stilte. Vroom voelde hij hoog in de achtbare stilte. - Het zwom van hem in eens uit in de bedenking der lucht, hij verhief zich in een ranking: alleen, zoo klaar alleen was hij nu toch. - Vorige Volgende