De school der poëzie(1897)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] II. [pagina 89] [p. 89] [Blinkend licht splinterde fijn,] Blinkend licht splinterde fijn, uitstortte ik in den schijn, het straalde over mijn oogen, het stroomde langs mijn lippen, het viel over mijn gebogen armen en handen - mijn tippen van mijn vingeren striemden zijn teere geweven lichthuid, mijn hooge beenen riemden het spikklend spatzilver er uit - en toen was ik in de dagen waar hàre zoetstroomige bedden lagen, hare, de jonge gezwollen bladige bloemige roode lent' - tot me gewend. Ze ging zoo dansend, zoo armen zwaar heffend lichtend voorbij, haar stroomende rug, een glijbaan van licht, haar lichtvolle zij, het ronde hoofd daar van boven, de omhoog zolende voet - de vingers zooals lovers die zénuwig dè wind trillen doet - en daar kwam ze ook weer aan, de lucht van zich duwend, over de aarde, luchtbelaan, in het zware daglicht met haar eigen lachlicht ademend zwaar alsof ze zong, omdat het haar lippen hóógvol drong, [pagina 90] [p. 90] en de teeder gevelde borsten omhoog waarlangs het licht langzaam vloog omdat zìj het was - omdat zìj zìj was - het roode langzame lichte witte met een beetje goude licht, en over haar wang en gezicht gleed het neder omlaag, langzaam en juist daarom traag, en ze kwam zoo dicht bij me en ze neerlei me haar teedere volle borst tegen mijn lip een oogenblik, want een tip was ook al veel te veel voor mij, en ze streelde ook over mij haar groote omhoog geheven zware maar mij lichte hand, en ze legde aan mij heel het uitgestrekte bloeiende bloem-beddige land van haar fonkelend, gazzend, zonnend, koren-vlammend lijf, en ik hield me stijf om niet te vallen, want ik voelde de duizendtallen van groote bloeddruppels opspringen als een regen in mij - maar als een plassende stralende regen in Mei voelde ik toen het licht van haar oogen door de glimlichte glanzende drooge luchten over me heen - 't werd stiller om me heen, ik zag haar gaan, lichtspreidend als een rad van vuur, verder en verder, zwijmen in dag, overal gelijk vuur - [pagina 91] [p. 91] Omhoog was ze en omlaag, nu was het overal dag, boven, beneden - vurig tevreden - en ik stond alleen met mijn lach. Vorige Volgende