De school der poëzie(1897)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] [Aldoor dat metalen ruischen van de metalen stralende zee] Aldoor dat metalen ruischen van de metalen stralende zee en het woestlichte gebots, het wreede golfweê, het flitsige bijtige fijnstralend oneindige, het zoowijdspreidige vloedendomheinige, en toch dat volle natte blauwe aangerol, het sprenkelschuime diep watervol, 't oogfijne ooglavende waterdagen, daar boven het vlakke luchtvlaggen - gaande daar dames, wange' als bloeme, dicht voor heen, parasolzilvere, handekenshange, juweelige in oogschijn. Vorige Volgende