De school der poëzie(1897)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] [Mij brandt dit eene groote verdriet,] Mij brandt dit eene groote verdriet, ik kan niet vinden, wie eens om mij het leven liet, die jonge hinde, dat jonge kindje, die jonge bloem, die ochtendwolk, die nachteroem, die witte ster, die bloemewinde, die jonge hinde. Ik ben gegaan de werelden door, ik kan 't niet vinden waarin ze schuilt die ik zoo minde, zij is te loor. Zij was de zon en ik de regen, zij scheen door mij - en van ons beide is opgestegen een kleurenrij. Die hangt nu boven in de lucht met wereldvlucht, de wereld is groot, eindloos groot, maar zij is dood. Vorige Volgende