De school der poëzie(1897)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] [Onz' hoofden weenen en zijn genegen] Onz' hoofden weenen en zijn genegen tegen elkaar, ze weenen en weenen. Het licht spint binnen zijne laatste wade, die hebben we om, de afscheidswade. Blinkend zwerven de glimmerlichten, en al de dingen zijn aan het bezinnen. Het licht is binnen aan het oogenblikken, en al de dingen zijn aan het lichtdrinken. Streelende spreekt het licht, zweemende fleemen zijn blinkende lippen bij het afscheid nemen. Onz' hoofden weenen, armen overbruggen onz' schouders, stil staan onze ruggen. Het lichteleger trekt nu stappend henen, ritsellicht in de laatste deze en gene. Onz' hoofden zijn genege' en weenen tegen elkaar, ze weenen, weenen, weenen. Het licht zegt onze tranen goeden dag, omkijkend, ze weerglimmen dag. Vorige Volgende