De school der poëzie(1897)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] [O als de zon schijnt] O als de zon schijnt en de aard wegkwijnt in dien luister weg in 't duister, en maar scheem'rend het hoofd opheft in schauw omloofd - treed nader, treed nader, blankvoeten te gader, te gader de voeten, de handen - de lachtande de blauwooge de blondhooge, de zilverwoorden weenende, het lijnig hoofd leenende achterover omhoog in de lucht - zoet, zoet, langzaam vlucht door het zonnedagen in de hooge hagen zon - zoet zoet langzaam vlucht, ga niet te gauw voorbij, voorbij, voorbij, de lucht blijft hangende bevende achter u - verlangende eeuwig naar u, [pagina 4] [p. 4] eeuwig, eeuwig, - vlucht niet te vlug - achter uw rug rek ik de armen van verlangen, van verlangen rek ik de armen, vlucht niet te vlug. O hoe blank zijt gij van rug, zongebrand, uitgeglansd vleesch - waar het tot schouder oprees, waar de lichte haren in trillende snaren in de zonnescharen hangen saam in de lucht, in de lucht in de lucht terwijl gij vlucht. O als de zon schijnt en de aard wegkwijnt wèg in het duister - en dan wèg de luister, uwe luister, alle luister. Vorige Volgende