Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten(1952)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Sonnetten [pagina 163] [p. 163] AAN DE GEEST DER MUZIEK DER NIEUWE MENSCHHEID [pagina 165] [p. 165] I Nu dan de nederlaag geleden is, De Geest der Nieuwe Menschheid, die de hooge Geest der Muziek is, zich ver heeft onttogen Aan het Nu, vestig ik, dwars door de luisternis Des daags, en door mijns eigen doods donkere duisternis, Dwars door den tijd en ruimte heen, mijn oogen, Die mij nog nimmer, neen, nimmer bedrogen, Op hare verre, eenzame beeltenis. 'k Werp van mij af alle persoonlijkheid, Licht en duister van tegenwoordigheid, Laat zinken van mij den verleden tijd, En zie in 't gulden licht dat om haar breidt, Alleen de nu- en toekomst-werklijkheid, Alleen haar stil gelaat, haar heerlijkheid. Vorige Volgende