Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen
(1950)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend
[pagina 67]
| |
Deel II
| |
[pagina 69]
| |
[pagina 71]
| |
Kom, Vrijheid, met uw paarden die gevoed
Zijn van den bliksem, wervelwind-gedrenkt,
Laat ze nu baden in den stralenvloed,
Nu 't nog morgen, geen middagzon ons zengt.
Uw paarden, Hoop en Jeugd en Strijd en Arbeid,
O voer ze nu zacht naar de morgenbron,
En toon hun in dien spiegel toekomst-waarheid,
En hen zelf, dat elk zelfvertrouwen wonn'.
Want 't kan zijn, dat, voordat de Avond duistert
Van dezen dag die 't eigendom verwon,
Hun oog, nu zoo glanzend, niet meer zoo luistert,
En hun voet, steigrend, haast niet verder kon.
Want deze dag gaat over zee van bloed,
En de opgetaste avond zal ons vinden
Overwinnend neerliggend, het gemoed
Droef om den dood van duizenden beminden.
Daarom voer Arbeid, Strijd en Hoop en Jeugd
Naar Morgenbron, en laat de schimmels schouwen
Hun witte beeld, met achter hen het blauwe,
O laat ze goed zien hun Kracht en die Vreugd.
| |
[pagina 72]
| |
Geest der Muziek, o lucht,
O licht!
Ik zie uw eeuwig aangezicht.
| |
[pagina 73]
| |
Licht van het Heelal!
Eens kwaamt gij levende,
Zoekend en bevende,
Hoog-op slank zwevende,
Parel van kristal,
Uit de onbewustheid,
Tot waar de kust leit
Van 't onbewuste
En 't bewuste.
En gij leefdet,
Heen en weder
Buigend, naar de lusten
Binnen, - u, schoone rietveder,
Deden buigen
Naar alle winden.
Hooge schoone gezinde
Tot Liefde!
Tot Liefde gezinde,
Tot Liefde als kristal!
Geliefde!
Licht, o klaar
Licht waaraan de menschheid haar
En waaraan ik mijn dorst lesch,
O Meesteres.
En nu wordt gij
Langzaam aan bewust,
Door strijd,
Licht van het Heelal!
Zacht blinken uw oogen van kristal
Daar binnen is klaarheid
| |
[pagina 74]
| |
Van water en licht: de weg naar uw hart
Als een dal...
O smart...
Van helderheid.
Eenmaal zult gij zijn
Een met het Heelal,
Uw gouden leên
Gestrekt bewuste,
Van alle kusten...
Licht! o klaar
Licht waaraan de menschheid haar
En waaraan ik mijn dorst lesch,
O Meesteres.
| |
[pagina 75]
| |
Maar nu hijgt gij
Daar in de verte.
Achter bloedige sluiers,
Ver achter sombere buien
Van wolken, goudgeel gesternte,
Heerlijke, stijgt gij.
O oneindige
Stralend gouden
Geest der menschheid,
Wij hebben u lief.
| |
[pagina 76]
| |
O oneindig stralend gouden
Geest der menschheid,
Wij hebben u lief.
Jubilate, menschen! Jubilate!
Met naar den hemel opgerichten monde,
Met vreemd-zalig verwasschene gelaten:
De Liefde is gevonden.
|
|