Voorrede
Evenals de communistische arbeider de hoogste ontroeringen voelt, wanneer hij denkt, dat zijn klasse vrij zal worden, meester zal zijn van de maatschappij en de natuur op aarde, zoo voelt de communistische dichter de heiligste verrukkingen, wanneer hij denkt aan de Geest der Menschheid dàn.
Niet dat die twee gevoelens in poëzie gescheiden moesten zijn! In tegendeel! Eerst dan zal de nieuwe poëzie haar doel bereikt hebben, wanneer zij de gevoelens van beide zal hebben vereenigd. Neen, wanneer zij de gevoelens van alle communisten, zooals deze gewekt worden door het ontstaan van en den strijd voor de nieuwe samenleving, en door die samenleving zelf, heeft afgebeeld.
De nieuwe poëzie wil niet minder dan de afbeelding van die geheele wording in haar wezenlijkste trekken. Een oneindige toekomst ligt vóór haar.
Maar daartoe heb ik zeker, en heeft misschien de arbeidersklasse, nog niet de kracht.
In de drie bundels: Liedjes aan de Geest der Nieuwe Menschheid, of, wat voor mij hetzelfde is, der Nieuwe Muziek, worden de gevoelens afgebeeld, die mij de gedachte aan die Geest, en aan de één wording van mijn geest met haar, schonk.
Het lot heeft mij het eindelooze geluk gegeven, dat ik het ontstaan der eerste communistische revolutie en deze zelve beleefde.
Deze verzen zijn het beeld der gewaarwordingen, die de gedachte aan de Geest der Nieuwe Menschheid en aan mijn één wording met haar, door de revolutie in mij wekte.