Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk
(1950)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend
[pagina 87]
| |
[pagina 89]
| |
Zooals een bruid staat binnen in haar kamer,
de dag breekt buiten open, uit het venster
ziet ze uit naar buiten in de eeuwigheid -
haar hart stormt, zij is zeker. -
Zoo stond Maria en dacht aan haar leven.
Zooals een bruigom gaande door zijn kamer
zich kleedende met wit - denkt: dit ben ik,
en ik word spoedig met een andere.
Zoo ging de rappe Willem met zijn hand,
en met zijn voet die aftrapt' van den grond,
door zijne kamer op dien Zondagmorgen.
Hij trad stil naar het raam en legde op
't kozijn zijn handen, en keek in het blauwe
neder. En stil zooals een rivier gaat
ging door zijn hart zijn leven. En hij dacht
hoe zij en de menschheid één Eenheid waren.
En toen zij dan samen waren gekomen
in 't goude en teere scheemren van de zon.
En toen zij ver buiten waren gekomen,
toen stonden zij daar stil zooals zij waren,
en elkaars liefden keken ze in hun oogen.
En Maria sprak: ‘weet je nog toen wij
twijfelden zooals bekers vol van wijn,
die in de lucht schommelt?
O ik ben vast
geworden, mijn hart weet wat 't kan en wil.’
|
|