Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 426*] [p. 426*] [Toen ik de stad zag, zeilend met de boot] Toen ik de stad zag, zeilend met de boot, stonden daar in de stad vele mannen, een zwarte drom van bootwerkers-stakers. Ik vorderde op het vaalwitte water, de stad was breed onder de lucht gekuipt, daar stond de open schaar van mannen breed. Ik keek zeer goed, de mannen waren vuil, de kleeding was vaal en de tanden leelijk, ik ging door hen, ik voelde door mijn armen een rilling gaan, door mijne bovenarmen en tot mijn elleboog. En 'k wist en 't spoedde zich door mijn hersens onder schedel heen: deze mannen willen de wereld vechten vrij, en uit hun lichaam komt de Schoonheid. En 'k zag even de bleeke schoonheid stijgen als 'n bliksemslag van de aarde op. Vorige Volgende