Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 424*] [p. 424*] [Zooals wie veel gefeest heeft, veel geslapen] Zooals wie veel gefeest heeft, veel geslapen in vrouwebedden, - die den dageraad vaak zag dronken in de koelgrauwe straat, - die veel den gloeienden middag heeft gedronken, en, als het avondkoel pas had geschonken nuchterheid op de wang, - dan tòch weer gaat de stad in, die als één brand voor hem staat en hem verbrandt - zoo was ik, mijne slapen hebben den brand gekend. - Maar als wie gaat tot reiniging van zijn hart, en maakt een reis door de menschheid, en hij wordt man en wijs, en leert zich zelven, want hij wist zich niet - zooals die man dan over zich gebied krijgt, zoo is 't mij gegaan, ik kan weer slapen. Want die man, die thuis komt, ziet zijne stad klaar, niet voor niets staat daar die huizenstroom. Hij begrijpt haar, zij is hem niet een droom meer, hij denkt niet: ik moet me aan haar bedrinken, 's Avonds gaat hij in zijn kamer, daar blinken de ruiten lichtgroen, hij gaat zitten en midden in haar stilte en haar trillen en verlangend spreken, neemt hij een bad van kennis, en het lichte geele blad van 't boek houdt hij roerloos terwijl hij leert. Door de kennis wordt in hem al verteerd wat hij slecht had. Hij wordt een nieuwe man. En als het laat is, niets dan nacht meer, dan licht uit de donkre deur hem een nieuw pad. Vorige Volgende