Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 270*] [p. 270*] [Van uit Gods wezen, zijn eeuwige licht] Van uit Gods wezen, zijn eeuwige licht, is mij een jonge jonkvrouw aangetreden, hij zond haar zelve, op haar zachte leden was hij zichtbaar en op haar zacht gezicht. Zij heeft haar hand ver van zich opgericht, tot gelijk met haar schouder, en beneden was haar lijf stil, maar met een zachte rede beefden haar lippen in haar aangezicht. En wijl zij met de hand heenwees, beschreef zij hoe ik leven moest van nu af aan, met een lieflijk betooverende stem. En dat ik kracht zou hebben zoo te gaan, wanneer, die mij zond, zei ze, ook u dreef, en ik geloofd' haar, en vertrouwde hem. Vorige Volgende