Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 253*] [p. 253*] [‘En ik moet opmerken dat op zich zelf] ‘En ik moet opmerken dat op zich zelf dit duidlijk is. Want wie, die waarheid heeft, weet niet dat waarheid zekerheid omgeeft? Of denkt hij dat de idee in het gewelf van 't hoofd een stomme teek'ning is, niet zelf- bewust? En wie die in zekerheid leeft, weet dit, tenzij hij vooruit niet meer beeft? En wat klaarder dan 't waar, waar hij 't uit delv'. Waarlijk, zooals het licht zich en het duister openbaart, zoo het valsche en zich de waarheid. Zij verhoudt zich, als 't zijnde tot 't niet zijnde, tot valschheid, wier oorzaak ligt in den kluister van 't vreemde, dat zij nooit bedenkt tot klaarheid. Dàn: de geest is deel van den zonder einde.’ Vorige Volgende