Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] [Een roode roos is in mijn hand] Een roode roos is in mijn hand, zie hoe puur elk blad brandt, nu is vol vuur elk mijner oogen, mijn hoofd verbrandt. O dof karmijn bevroren wijn uitslaand plots in roode vlammen, en vuurrood bloed, fonteinen gloed, gebroken uit de hartedammen. Ik kan staren en al uw licht vergaren, ik kan liggen neder, 'n geblazen veder, hijgend, hijgend om u, ik kan mij wasschen diep in plassen, ik kan hoog opdrinken uw hoog uitblinken, uw vlammen luw. Een roode roos staat voor mijn slaap, zie hoe somber, bloed in mijn slaap, een droom als amber, in roode zeedroom, ik blanker kaap. O droevig klotsen en somberder botsen rondom mijn droomenden voet - o bloemfontein van rouw, roerlooze droom van vrouw, witschitter en somber als roet. Ik kan droomen van 't bij u komen, ik kan weenen, bij u verschenen, [pagina 79] [p. 79] gij zijt zoo rood in mijn ziel - gij zijt mijn gloênde, mijn eeuwig woênde vulkaan waarin ik viel. Dood, o dood, sombere, somber geronnen rood, kom, o kom. Vorige Volgende