Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] [Ik was toen een arme jongen] Ik was toen een arme jongen met te groot verlangen. Lange luchten kwamen gevaren als lichte zeeëbaren over mijn hoofd, over mijn hoofd - mijn licht weenend hoofd. Op rezen zonnen, vergingen op hunne goudvurige zwingen, moe viel mijn oog in mijn hoofd. Mijn lichaam was toen zoo wonderlijk, elk lid afzonderlijk leefde, ik zag het aan, ik wist niet waar te gaan. En lentenen kwamen met ademen, sleepluchten in sleeplichte wademen, en lichte groene groenblondende schroomen licht lichtlijk straalvingerend om boomen, en glansplekkende wateren en uitgestrekt klateren des eeuwigen hemels, en ernstige kemels van wolken, onderwijl hoog over de lucht - mijn jeugd, mijn jeugd, vlucht, vlucht, vlucht niet te gauw voorbij, maar blijf bij mij. En donkere nachten met purperblauw gedachten en woorden uit omlage stad - ik zat, ik zat duisteromfonkeld, nachtoogbelonkeld, [pagina 55] [p. 55] omhoog tegen mijn kussen gedachten te sussen en wiegelen in mijn armen - dat maakte zoo warme mijn borst en adem langs mijn hals. En dan de verlangenweeën naar de schitterlichtzeeën, naar het teere vingrige spelen, naar het ongehoord tintelgekwelen, naar het strepend fellichtend ooglichtblauwen, naar het lichtezwemen van vrouwen, naar omtrekken licht die vallend kwijnen, waar lichamen lijnen schijnen, ver weg, ver weg - terwijl hier ver weg tranen neervallen, lachen opschijnen, en 't leven in lichte treinen lachend voorbijgaat alsof het leeft - zie vèr, vèr geeft zich de een na de ander op als golven, golven, golven bedolven de een na de ander, alles is lichten, wit, wit verlichten, en scheem'rend schijnen, vlekken en lijnen...; dat is de koninklijke dag dien een arm kind zag, lang geleden, lang geleden, verlangende, toch tevreden, niet wegdurvend uit verlangen, lange, lange, lange. En altijd weer dagen goudzonspreidingvlagen [pagina 56] [p. 56] en mijn naakte armen omhoog in het licht en mijn hoofd achterover naar 't licht, en altijd wachten wat in gedachten geheel niet meer was dan wit licht. Vorige Volgende