Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] [In de zwarte nacht is een mensch aangetreden] In de zwarte nacht is een mensch aangetreden, de zwarte nachtwolken vlogen, de zwarte loofstammen bogen, de wind ging zwaar in zwarte rouwkleeden. 't Gezicht was zoo bleek in 't zwarte haar, de handen wrongen, de mond borg misbaar, de nek was zwart, een hel was 't hart, van daar kwam het zwarte en worgde haar. Met de wind, met de boomen en met al de wolken is ze gekomen, het waren rondom haar groote volken van zwarte nachtdroomen. Bij een groot zwart water aan zijn zoom heeft ze heel stil gestaan, de lang geleden geboren boom heeft het toen geraân - en de wind en de wolken hebben stil gestaan, ze hadden het niet gedacht, anders waren ze niet gegaan en hadden haar niet hierheen gebracht, en alle zijn ze blijven staan, de wind en de boomeblaan en het wolkevolk en de zwarte golven in de kolk, en de vaders en de voorouders stonden omhoog in stille wolken met hun schouders, tot de voeten in zwarte toog, [pagina 23] [p. 23] en de kinderen die ze had willen baren, kwamen rondom tegen de boomen staan, ze waren klein en stom, en één ding dat ze in haar leven altijd had gehad, kwam nu heel hoog boven haar zweven lichtend mat, een groote vogel, een groote bloem, een klinkende klok, haar groote roem, haar stem waarmee ze was geboren, hing nu omhoog en liet zich hooren. En al die kindren en die ouden hadden het niet gedacht, en ook niet de stem die boven de wouden nog zong in den nacht - die was altijd in 't leven geweest haar eenig lam, die blaatte nu nog als een eenzaam beest of ze bij hem kwam, die was het eenige vuur geweest voor hare handen, daar kwam ze 's avonds erg bevreesd uit de menschelanden, die was het droomen en lavende slaap voor haar in 't leven geweest, die stond nu boven, een eenzaam schaap, een blatend beest. [pagina 24] [p. 24] Maar toch ze ging en ze sleurde mee in een sleep, kindren en klanken, in zwarte zee ging alles scheep, en 't dreef nog even, het water zwart vonkte van diamant, in die groote schipbreuk brak ook het hart, alles zonk, het laatst de hand. Vorige Volgende