Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaal-democratie
(1915)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekendVI. De Oorzaken van het Nationalisme van het Proletariaat. a. De Onkunde omtrent het Imperialisme. b. Het Reformisme.Wij hebben nu gezien de redenen die de Sociaal-demokraten zelve opgeven. Maar wat is nu de ware oorzaak van dit alles? Hoe kan het proletariaat zoo zeer zijn eigen belangen verwerpen, en zoo geheel treden in dienst der bourgeoisie? Als wij zoeken naar de oorzaak, dan vinden wij als eersten grond: Het proletariaat weet nog niet op te treden als één internationaal geheel tegen de bourgeoisie. En als tweeden: Het proletariaat weet nog niet voor groote ver liggende doeleinden te strijden, alleen voor kleine dichtbij liggende. Daardoor was het, nu het internationaal voor veraf liggende optreden moest, daartoe geheel niet in staat. Het wist niet wat te doen. Met één woord: Het kende den Internationalen strijd voor het ver afliggende hoogste Doel, het Socialisme niet. | |
[pagina 51]
| |
Want de Strijd tegen het de Wereld beheerschende Imperialisme, dat is de strijd voor het Socialisme. Onkunde was het dus die het internationale Proletariaat zoo deed handelen. In de eerste plaats Onkunde.
Er is in de Arbeidersklasse, in den Arbeider, een groote mate van bewustheid noodig, zal hij internationaal optreden. Het Nationalisme bestaat bij den arbeider uit een reeks van meest kleine gevoelens en instinkten, zich aansluitende bij en zich groepeerend om (voornamelijk) het instinkt van zelfbehoud. Kleine gevoelens van huis, ouderlijk huis, huisgezin, traditie, gewoonte, kameraadschap, naaste omgeving, volk, klasse in het volk, partij, - die alle onmiddellijk op den persoon betrekking hebben en dus met het instinkt van zelfbehoud in het nauwste verband staan. In het gewone leven bijna sluimerend, ontwaken zij, wanneer er gevaar hen dreigt of schijnt te dreigen, juist door hun verbinding met het instinkt van zelfbehoud, met elementaire kracht. En zij krijgen een gloed van hartstocht, haat voor den vijand, en fanatische liefde voor het eigen land, wanneer het instinkt van zelfbehoud zich met de sociale instinkten van genegenheid voor en eenheid met de gelijken, - hier de volksgenooten, - verbindt. Er is een groote mate van bewustzijn noodig om op een gegeven oogenblik, op ieder oogenblik, altijd, dat instinkt, die gevoelens voortdurend te kunnen overwinnen. Zoo moet de arbeider weten, dat het Nationalisme hem onder het Kapitalisme nadeelen brengt, veel grooter dan de voordeelen. Hij moet weten, welke voordeelen, welke nadeelen. Hij moet die hebben vergeleken. En die gedachte, die kennis, moet zóó zijn, zóó sterk in zijn bewustzijn zijn overgegaan, dat zij de instinkten van het Nationalisme niet alleen weet te overwinnen, maar vervangen heeft. Dit moet niet gebeuren met holle woorden, oppervlakkig denken, maar met diep innig denken. De arbeider moet om het met één woord te zeggen, de voordeelen van het Socialisme boven de nadeelen van het Imperialistische Kapitalisme hebben begrepen. Dit is een ontzaggelijk moeielijk en langdurig werk. Want daartoe is er in de Arbeidersklasse, in elken Arbeider, een groote mate van bewustheid en kennis noodig van het Imperialisme. Het Kapitalisme staat tegenover den Arbeider in de werkplaats, in de vakvereeniging, in den Staat. Het is dus: nati- | |
[pagina 52]
| |
onaal. Het Imperialisme staat tegenover hem door de buitenlandsche politiek van den Staat, de Hooge Bank, het kapitalistisch Syndikaat, de Wereldtrust, de Wereldpolitiek. Er is een groote mate van kennis noodig om altijd, voortdurend, bij alle vraagstukken van den strijd (den vakvereenigings- en politieken strijd) den samenhang daarvan met de Wereld-politiek, het Imperialisme te begrijpen. Zoo moet de Arbeider weten, dat het Imperialisme de geheele politiek beheerscht, en hoe, - dat het de arbeidersklasse met ondergang en scheuring bedreigt, dat de nadeelen er van voor hem veel grooter zijn dan de voordeelen, dat het altijd met oorlog dreigt, dat onder het Imperialisme geèn afweeroorlogen meer gevoerd worden, dat, ten slotte en vooral, het Imperialisme (en hierin hangt het zoo zeer samen met het Nationalisme dat het er één mee wordt) alle nationale Kapitalismen tot één vereenigt tegen het Wereldproletariaat, dat dus daartegen één zijn moet. Dit alles moet de Arbeider weten. En ook dit niet met hol, oppervlakkig, voorbijgaand begrip, maar met diep, volkomen weten; - het begrip moet als in zijn bloed zijn overgegaan. Ook dat is een langdurig, moeilijk werk. Het kennen van het Imperialisme en het daarmee samenhangend uitdelgen van het Nationalisme is een zeer hooge stap, een enorme stijging in het Bewustzijn, dat wil zeggen dus in de ontwikkeling van het strijdend Proletariaat.
De nieuwe propaganda, die daarvoor in dit nieuwe tijdperk van het Kapìtalisme, het Imperialistische, noodig is, is een der heerlijkste, schoonste en vruchtbaarste werken. Tegen het Nationalisme, tegen het Imperialisme, vóór het Socialisme.
Het Proletariaat had dit alles nog nooit gedaan. Het was altijd alleen nationaal, nog nooit internationaal opgetreden. Het was ook nog nooit tegen het internationale Imperialisme opgetreden. Het Nationale, en dus ook het Internationale Proletariaat - kende den strijd tegen het Internationale Kapitaal en tegen het Imperialisme niet.
Wat toch is de geschiedenis der Internationale? Zij was eerst een verbond van vakvereenigingen en vooruit- | |
[pagina 53]
| |
strevende en socialistische groepen. Die op schitterende wijze, vooral ook in de buitenlandsche politiek, in de Europeesche politieke vraagstukken, de ideeën en gevoelens der hoogst ontwikkelde, meest vooraanstaande gedeelten der arbeidersklasse uitten, - die elkander, voor het eerst in de wereldgeschiedenis, tot verbazing der arbeiders en schrik der bourgeolsie, internationaal steunden, - die, voor het eerst in de wereldgeschiedenis, den band vlochten door het geheele proletariaat, - die openlijk het Communisme als hun doel verkondigden, - die een schitterend licht waren voor de arbeiders en de eerste groote bedreiging van de internationale bourgeoisie, - en die het zaad strooiden voor de toekomstige Partijen. Een Genie ging voor haar uit, een Zaaier door de landen van Europa en Amerika. Zij hadden samen één program en één bestuur, - dat hun, uit het hoofd van Marx, adressen zond, die hun fonkelende lichten naar de toekomst waren, - en leiding gaf. - Maar samen deden zij nooit iets dan ... demonstreeren. Aan innerlijke versplintering ging deze Internationale na 1872 te niet, lang voor dat ze meer had kunnen doen als geheel, als eenheid. Zij was nog te zwak voor den praktischen internationalen strijd, waarvoor de tijd niet rijp was. Zij had slechts de zaden in verschillende landen gestrooid.
Langzaam groeiden toen daaruit de nationale partijen en vakvereenigingen op. Toen brak een groote tijd voor de Arbeiders aan.
In alle landen stortten zich scharen van menschen, bezield door de ideeën van Marx, der Internationale, onder de arbeiders, en maakten daar propaganda voor het Communisme en Socialisme. Dat waren de beste koppen en de vurigste warmste harten, de hoogste en edelste karakters. Want de strijd was moeilijk en gevaarlijk. De tegenstand der bourgeoisie fel. Materieele belooning gering of geen. En de Arbeiders, die luisterden, waren de besten. De onstuimigsten; de verstandigsten, de dappersten. En tegelijk wierpen deze allen zich èn op de theorie èn op de praktijk. De politiek werd gevoerd - met een groot theoretisch doel: de revolutie. Zoo was het in vele landen van Europa, | |
[pagina 54]
| |
in Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk, België, Denemarken, Holland, Spanje, Italië. Deze periode zou men de theoretisch-praktisch-revolutionaire kunnen noemen. Het aantal deelnemers was nog klein. Maar in deze periode is, in de meeste landen, het meest bereikt. Ook aan hervormingen. De aanval was zoo fel en vurig, de verbazing en ontsteltenis der heerschende klassen zoo groot, dat zij iets van verbetering gaven. De beste hervormingen van kiesrecht en sociale wetgeving dateeren in vele landen uit dien tijd. Maar ook deze Internationale, deze nationale partijen bemoeiden zich allen alleen met het nationale, met het nabijliggende en het kleine. Alle nationale partijen wierpen zich op de wetgeving, het parlementarisme, den verkiezingsstrijd. Alle vakvereenigingen op de verbetering van het loon en den arbeidstijd, de bescherming hunner leden enz. Wel hadden zij een hoog-socialistisch beginselprogram, ook uit het genie van Marx afkomstig. Maar dat was theorie. Dat was slechts gezamenlijke propaganda, geen daad. In die nationale partijen kwam nooit iets voor dat de vraag stelde: Kapitalisme of Socialisme, Hervorming of Revolutie. Jaren lang. Zoo werd de Revolutie theorie, en de Hervorming praktijk. En nooit kwam er iets voor, in die periode, dat aan de nationale partijen den eisch stelde: Weest internationaal. Met de daad. Werpt uw nationalisme af. Zoo werd de Internationale, ondanks alle theorie, ondanks de eerlijkste en schoonste propaganda, ondanks alle schoone leuzen, een verzameling van partijen die verbetering zochten, en die ze alleen zochten voor zich, nationaal. De waarheid van een theorie, van een leuze komt echter alleen door de daad. De groote massa der Internationale Partij bestond uit menschen die verbetering wilden voor zich, voor de menschen van hun vak, van hun klasse, van hun natie. Meer niet. Het Internationale Socialisme was slechts hun Hooge Leuze. Voor Internationaliteit ontbrak de praktijk. Zoo was, zelfs in die schoone helden-periode, - der leerlingen van Marx, en van de Oude Internationale, - die revolutionair-theoretisch-praktische, die met Lassalle aanvangt, en langzaam naar en in de negentiger jaren eindigt, - de | |
[pagina 55]
| |
Internationale een verzameling van partijen, die elk voor zich leefden, en die daarom toen ook zelfs geen uiterlijke band meer bond.
Die theoretisch-praktisch-revolutionaire periode werd in de landen van Europa waarover wij hier spreken, gevolgd door een andere. Aangelokt door het succes dat de Arbeiderspartijen hadden, kwamen de groote massa's arbeiders, op hervormingen belust. De niet-vurigsten, de niet-besten, de niet-dappersten. De middelsoort. De Massa. De Massa is, onder het Kapitalisme, overwerkt, zonder geestelijke ontwikkeling. Zij, de overgroote meerderheid van haar, lette, alleen, kon toen alleen nog letten op het dagelijksche, het werk, het brood, het kleine voordeel. Deze Massa kwam. De Strijd was ook gemakkelijker geworden. De Arbeiderspartijen waren eindelijk erkend. De Regeeringen en Patroons hadden iets toegegeven, waren hier en daar hun tegemoet gekomen. De groote nationale massa kwam, tuk op hervormingen. Op hervormingen alleen. En dat groote aantal begon zich te doen gelden. Door het groote aantal kon men Macht veroveren. Door de vele stemmen zetels. Hoe de kwaliteit dier personen was, begon er minder toe te doen. Onder deze massa, in de nationale vakvereenigingen en de nationale partijen, werd hervorming alles. Verbetering van den levensstandaard het Doel. De Theorie, het Revolutionaire ging verloren. En daardoor het Internationale geheel. Deze dingen werden geheel tot Woord. Toen kwam het Revisionisme op, dat deze praktijk tot theorie maakt. De leer die zegt: ‘Arbeiders, Arbeiders der Natie, verbindt u voor hervormingen. Hervorming, de weg naar het doel, is alles. Verbindt u ook met de bourgeoisie, met een deel van haar, dan krijgt ge nog veel meer hervormingen.’ En die leer schoot wortel in de hoofden dier massa's, dier zelf reeds daarvoor zoo ontvankelijke arbeiders, - vooral ook omdat er tijden kwamen van prosperiteit, - omdat er een goudstroom kwam over Europa, na Californië en Australië, uit de Transvaal, - en de gedachten in hun hoofden naar revolutie werden al vager en vager, en de gedachte aan hervorming werd het eenige. Zoo werd de massa. | |
[pagina 56]
| |
Toen kwam ook een ander soort leiders. In de eerste dagen had men de principieele mannen gehad, menschen die ontvlamd waren door de idee van het socialisme, die alles daarvoor over hadden en van haar propaganda alles verwachtten. Die den hoogsten moed hadden, den waarlijk revolutionairen geest en wil en kracht. Die vooral ook, voor zoover zij geen arbeiders waren, trachtten den bourgeois af te schudden en zich geheel te verplaatsen in de massa, in de arbeidersklasse. Die zich verplaatsten of trachtten te verplaatsen in de hoogste Idee, die zij zich konden vormen, van een zich vrij strijdende Arbeidersklasse. Die naar dat Ideaal al hunne daden en woorden en voorstellen richtten. Met meer of minder helderheid verkondigden zij de Revolutie aan de arbeiders en tegen de bourgeoisie. Dat waren Bebel, Guesde, Liebknecht, Plechanow, Axelrod, Kautsky, Mehring, Labriola, Lafargue, Hyndman, Quelch, Domela Nieuwenhuis in zijn eerste periode, van der Goes en zooveel anderen, leerlingen van hen. - Maar toen de macht kwam, kwamen er anderen. Philanthropen, ethici, hoog en fijn ontwikkelde burgerlijken, zwakken, eerzuchtigen, gewetenloozen, bedriegers der massa. Zeer veel welwillenden en onnoozelen en die van het socialisme en van zijn theorie niets wisten. Bedriegers van zich zelve. Beroepspolitici die het socialisme tot vak, tot winstgevend bedrijf, tot levensonderhoud maakten. En deze grepen alle, uit filanthropie, burgerlijke ethiek, hoog en fijn begrip, eerzucht, domheid, onwetendheid en gebrek aan karakter of geweten, practischen zin, het Revisionisme op. Revolutie was onmogelijk of slecht of te ver. Hervorming, dat was mogelijk en nabij en goed en winstgevend. - Maar de arbeiders zijn zoo zwak, zoo dom, hun aantal stemmen in het Parlement en den Raad te klein. Laat ons daarom compromissen sluiten met de bourgeoisie! De ouden, de radikalen, ziende dat het hooge, het ideale, het revolutionaire verdween, verzetten zich. Maar het hielp niet, de Massa was zelf, overal, zoo op hervormingen, daarop vooral, vaak daarop alleen, gespitst, dat zij gehoor gaf aan de Reformisten en de raadgevingen van de radikale Idealisten, die hun trouwens de Revolutie niet geven konden, in den wind sloegen. Meer en meer werd aldus de Theorie, de Revolutie een | |
[pagina 57]
| |
zaak van het hoofd waaraan de besten nu en dan eens, als aan iets schoons en hoogers dachten, een zaak van het hart waarvoor dit nu en dan eens klopte, - maar het gewone, het dagelijksche, het altijd bij hen zijnde, waaraan de massa geregeld dacht, nacht en dag, dat werd de praktijk, de Hervorming. De Vakbeweging die alleen voor het kleine strijdt, die alles bereikt door kleine concessies van en contracten met de patroons, werkte dit zeer in de hand.
Overal werden nu de bestuursplaatsen in alle vakvereenigingen ingenomen door Reformisten. Overal vulden deze de besturen der partijen, de redacties der kranten, de gemeenteraad- en parlementzetels. Weldra waren zij overal de meerderheid, en, in de meeste landen, de éénige leidende macht.
Maar zoowel in de vakbeweging als in de politieke partijen zijn het de leiders, de afgevaardigden, en de besturen, dus de enkele personen, die in het Parlement, den Raad, tegenover de andere partijen en in de besprekingen met de patroons de overwinning behalen, zij 't dan ook slechts den schijn daarvan. Het zwaartepunt verplaatste zich daardoor van de massa naar de leiders. Er ontstond een Arbeiders-bureaukratie. De Bureaukratie hecht evenwel uit haar aard aan het bestaande. De massa, geheel en al op winst belust, niet op revolutie, werd door de leiders daarin nog meer versterkt. Zij liet daartoe alles aan de leiders over, werd zelf indolent en traag. En hoe minder actief, hoe minder zelfhandelend de massa werd, des te meer zagen wederom de leiders zich zelve als de eigenlijke dragers van de beweging aan. Des te meer gingen zij denken, dat de actie der arbeiders vooral is de taktiek, en het compromis, die zij bedenken, en dat de middelen der arbeiders zelf niets zijn dan het stembiljet, het betalen der verschuldigde bijdrage, en af en toe een vakstrijd of een demonstratie. Dat de massa eigenlijk een passieve massa is, die geleid wordt, en zij zelve de actieve kracht.
Dit is de tweede fase der socialistische beweging, die na de eerste theoretisch- en praktisch-revolutionaire komt. Men | |
[pagina 58]
| |
zou haar kunnen noemen de theoretisch en praktisch hervormende.Ga naar voetnoot*)
Zoo was het in Engeland, in de Partij van den Arbeid. Zoo werd het in Frankrijk, waar men zoo ver ging dat socialisten minister werden. Zoo ging het in België, waar men de actie der massa voor het algemeen kiesrecht smoorde, in Holland, waar men zich aan het liberalisme vastketende, in Italië, waar men zich aan de radikalen verkocht. Zoo ging het in Duitschland, waar men de dempingspolitiek toepaste en de actie der massa voor het Pruisisch kiesrecht onderdrukte. Zoo ging het in Zweden, Denemarken, Zwitserland, overal op eigen door de politieke en ekonomische verhoudingen bepaalde wijze, maar overal met het resultaat: afbrengen van het proletariaat van de revolutionaire idee, vestigen van de aandacht van het proletariaat op de kleine hervorming alleen, onderwerping aan de leiders, afzien van alle eigen massa-actie. De Nationale Partijen in Frankrijk, Engeland, Duitschland, in alle landen, werden massa's die alleen op het kleine nationale aasden, en aan het kleine nationale dachten.
Maar door het Militarisme en Imperialisme, die al het geld voor zich eischten, kwam nu het kleine, de hervorming juist niet meer. Maar des te meer beloofden de Reformisten de hervormingen. En des te meer werd de Massa hierdoor gedemoraliseerd. Want niets is demoraliseerender, verderfelijker dan dat er valsch aan de massa wordt beloofd, en dat er niets komt, | |
[pagina 59]
| |
en dat de massa aldoor maar geloovig op hervormingen wacht.
Maar steeds hooger kwam het Internationale Imperialisme op. En steeds noodiger werd, in plaats van het Kleine Nationale, het Internationale Alles-Omvattende.
Er daarom stichtten, ondanks zich zelve, meer instinktief dan bewust, al deze reeds grootendeels reformistisch-zwakke partijen de nieuwe Internationale, het ijdele lichaam dat wij kennen, en dat nu uiteen viel.
De Reformisten vestigden de oogen van die reusachtige Wereldklasse, die alle Machten der Aarde, der Natuur en der Maatschappij, aan zich onderwerpen zal, op de enkele centen loon en de schamele zeldzame Arbeidswetgeving - alleen. Het vestigde de aandacht van hen, van die klasse, die de grootste Wereldmacht, die er ooit was, het Kapitalisme, en haar dragers, de Kapitalisten der Bank, der Trust en van het Imperialisme moet ten onder brengen als vijanden, - op hun schoone woorden, waarmee zij de arbeiders bedwelmen, - en zei hun dat ze die gelooven moesten en met hen een verbond sluiten. Door enkele Onnoozelen, of Onwetenden, of Eerzuchtigen werd die reusachtige klasse getemd. Door haar eigen onverstand en slaafschheid ging die klasse onder. Nog eens gelukte het, wat duizend maal op de wereld is | |
[pagina 60]
| |
gelukt, maar wat nu niet meer gelukken moest, omdat deze klasse nu waarlijk de Oppermacht, de Alleenheerschappij, de Almacht veroveren moet: De Massa te maken tot de dienaren van de Heerschers .... door bedrog. Dit gelukte nu weder, aan de bourgeoisie, .... door de Reformisten, .... door de Sociaal-Demokratie.
Er zijn Reformisten die zoover gaan, dat zij zijn voor de Kapitaals-expansie door koloniën en invloedsfeeren, voor de koloniale politiek. Zij vragen niet of het proletariaat daardoor klassebewust, rijp voor de revolutie, van binnen, in den geest, revolutionair en socialistisch wordt. Zij vragen alleen naar het onmiddellijk voordeel .... voor het Kapitalisme. De koloniale politiek, de nationale koloniale politiek, - dus ook het Imperialisme, - dus ook de Imperialistische Oorlog, - kunnen, zooals wij boven reeds aantoonden, door de kapitaals-expansie die zij brengen, enorme voordeelen, voor de Natie, de Bourgeoisie der Natie, opleveren. Zij breiden den Handel, de Industrie, kortom het heele ekonomische leven der Natie enorm uit. Wel brengen zij ook, als het proletariaat aan ze meedoet, ondergang van het klassebewustzijn der Massa, en dus op den duur ondergang van het proletariaat, wel brengen zij voor het proletariaat zwaren druk, belastingen en militarisme, oorlog en scheuringen, maar dit doet er voor die Reformisten niet toe. Als het Kapitaal zich maar uitbreidt en bloeit. Dáárom zijn vele, de groot-burgerlijke Reformisten, voorstanders van koloniale politiek, en dus Imperialisten. Zoo bijvoorbeeld Schippel en Calwer in Duitschland. Van der Velde, die de annexatie van den Congo door België goedkeurde, in België. Van Kol, die een opdracht der Regeering aannam om het Imperialisme in Indië te bevorderen, in Holland. Enz. Andere Reformisten zijn voor de Koloniale politiek om de kleine directe verbeteringen, die zij voor het Proletariaat brengt, ook onverschillig wat er in de toekomst door komt. Wij hebben boven gezien, dat de koloniale politiek, en dus het Imperialisme, aan sommige groote of kleine groepen van arbeiders direkte kleine voordeelen kunnen geven. Er komt werk en loon. Ook voor de kleine burgers, de kleine bazen en winkeliers, vallen er droppels af van de gouden winsten in de koloniën gemaakt. Daarom zijn de Duitsche kleinburgerlijke reformisten, zooals | |
[pagina 61]
| |
Bernstein en Noske enz. enz. voor de koloniale politiek. Daarom zijn in Holland de kleinburgerlijke reformisten zooals Troelstra, Schaper, Vliegen, de Kamerfractie, de geheele leiding, en bijna alle leden der S.D.A.P. voor de koloniale politiek, en de vijanden van de zelfstandigheid en de onmiddellijke vrijmaking van Indië. Daarom zijn in alle kolonie-bezittende en imperialistische landen der wereld: Engeland, Duitschland, Holland, Frankrijk, België, en ook in die waar men op wereldhandel, wereldinvloed, wereldgezag hoopt: Italië, Amerika, Australië, enz. enz., een menigte der leiders en een massa der arbeiders vóór koloniale politiek, d.w.z. voor het Imperialisme. Het was dus juist de koloniale politiek die de Revisionisten bevorderden. En daarvan juist beloofden zij den arbeiders groote winst. En de arbeiders, belust op winst, gingen juist daarop in! Juist dat punt der politiek waarop het Imperialisme berust, dat het Imperialisme is, dat namen de arbeiders van de Reformisten over, van hen aan. Maar Imperialisme is Nationalisme. Juist dat Imperialisme dat al nader en nader kwam, dat hen met oorlog, dood en ondergang en verscheuring dreigde, dat hen als menschen en als klasse vermoorden, vernietigen of eindeloos verzwakken zou, - dat hun ook juist alle hervormingen zou ontnemen nu en voor jaren, door zijn Militarisme en zijn waarschijnlijk eindelooze rij van oorlogen, - dat Imperialisme, die Koloniale Politiek namen de Arbeiders .... van de Reformisten ...., van de Sociaaldemokraten ..., van de sociaaldemokratische nationale partijen, en dus van de Internationale aan.Ga naar voetnoot*) De Internationale nam dus, in de jaren van het Imperialisme die dezen oorlog voorafgingen, haar eigen ondergang van de bourgeoisie, en van zich zelve, aan. De arbeiders, die alleen directe voordeelen willen, moeten de koloniale politiek en dus het Imperialisme aannemen en het Nationalisme. Want die beloven onmiddellijke voordeelen. Alleen hij die dieper ziet, die begrijpt dat de koloniale politiek tenslotte grooter nadeel geeft dan voordeel, en vooral hij die inziet dat zij het proletariaat verdeelt en verscheurt, kortom hij die wezenlijk revolutionair socialistisch | |
[pagina 62]
| |
voelt en denkt, hij kan zich tegen het Nationale Imperialisme verzetten ondanks zijn voordeelen. En alleen hij die nog dieper doordringt, en inziet dat het Imperialisme alle Kapitalismen der wereld vereenigt tegen het Proletariaat, alleen hij kan het Nationalisme geheel in zich uitroeien, en met het Wereldproletariaat zich vereenigen tot één Bond tot één revolutionairen strijd tegen het Wereldkapitaal. Maar door het Reformisme en Revisionisme was juist alle helder, diep, alle theoretisch inzicht, en alle revolutionair en internationaal gevoel verdwenen.
Het Reformisme is dus de Oorzaak, dat de arbeiders, toch al zoo zeer op het kleine uit, nog meer daarop alleen letten. Het Reformisme, het kleine Reformisme is dus de Oorzaak, dat de arbeiders, toch al zoo nationaal, nog nationaler werden. Het is de Oorzaak, dat de arbeiders, zelfs toen het Imperialisme naderde, belust werden op Koloniale Politiek. Het is de Oorzaak, dat, terwijl het Imperialisme naderde, de aandacht daarvan àf werd gewend, en de arbeiders geen kennis daarvan kregen. De Reformisten, het Reformisme, zijn, naast de Onkunde van het Proletariaat, de Schuld dat het Proletariaat zich zelf aan het Imperialisme, den Wereldoorlog, zijn eigen ondergang, heeft overgegeven. Dat het zich niet verzet heeft, (zich zelf door verzet niet heeft sterker gemaakt), maar met vreugde en geestdrift zelfs, zijn eigen verzwakking is tegemoetgegaan. Het was hun alleen om hervormingen te doen, en juist daardoor, doordat zij de Revolutie niet meer wilden, hebben zij hun verzwakking, ondergang en scheuring geoogst. Het was hun alleen om het Nationale te doen, en juist daardoor zijn zij Nationalisten en Imperialisten geworden. Het was hun alleen om de Hervorming binnen de Natie | |
[pagina 63]
| |
te doen, en juist daarom zijn zij door het Internationaal Geweld van het Imperialisme overwonnen.
Als men nu bedenkt dat al die zoo geäarde partijen alleen nationaal optraden, en dat er nog geen gelegenheid bestaan had ooit, om op te komen samen internationaal, als één geheel, tegen het kapitaal, dat dus dat strijden voor een klein doel, - dat maar in kleine beperkte nationale omgevingen plaats had, die het oog niet gewenden aan het zien van den strijd van het geheele. Proletariaat tegen het geheele kapitaal, - hun eenige strijd was, - dan ziet men in, dat, - toen daar langzaam aan die groote Wereldbotsing tusschen Kapitaal en Arbeid naderde, door het Imperialisme, dat dien wereldstrijd brengt, dat de geheele arbeidersklasse op één front plaatst tegen het geheele Wereldkapitaal, - dat toen de arbeidersklasse dit niet zag, dat zij aldoor maar bleven kijken, in hun nationale kleine kringetje, naar hun eigen kleine belang.
Slechts enkele bladen in Duitschland leerden het proletariaat wat het Imperialisme is. De meeste, w.o. het centraal orgaan, de Vorwärts, en ook het wetenschappelijk orgaan de Neue Zeit, deden wat zij konden om het Imperialisme niet voor te stellen als, niet te maken tot de as waarom de politiek wentelde, en niet tot het hoofdpunt van de aandacht en de actie van het proletariaat. En in de overige landen was er, zoover wij weten, behalve De Tribune in Holland, geen enkel blad dat dit deed.
De Revisionisten: de Bernstein's, de Adler's, de van der Velde's, de Jaurès', de Vliegen's, de Branting's - wij noemen slechts de besten, - hadden de aandacht der arbeiders op het kleine gevestigd. De arbeiders waren daarmee bezig. Met een betere belasting, met een verzekering voor de oude arbeiders, - dikwijls alleen met de hoop daarop, - met de mogelijkheid van een combinatie met liberalen of Fortschrittler of radikalen die een beter kiesrecht zouden brengen .... Zij staarden naar de leiders, naar de parlementen, en deden zelf niets. Van de leiders, uit de parlementen moest het goede komen.
Langzaam, met ijzeren schreden, naderde het Imperialisme. | |
[pagina 64]
| |
Eerst werd Egypte bezet, toen Transvaal, toen China. Duitschland, het wereldland van het kapitaal, werd omcirkeld door vijandige machten. De arbeiders merkten het niet. Weet gij, lezer, wat het Imperialisme is? Het is de hoogste vorm van klassenstrijd die er tot nu bestaat. Het is daardoor ook de volkomen, de afdoende weerlegging, de weerlegging met de vuist, die het neerslaat, van het Revisionisme. De revisionistische theorie heeft nooit iets beteekend. Kautsky heeft haar onmiddellijk en afdoend weerlegd. Van haar verzachting van den klassenstrijd, van haar uithollingstheorie, van haar groote verwachting van de trust, de ontwapening, den middenstand, het nieuw-liberalisme is niets gekomen. De theorie was grondeloos. De Revisionisten hebben zich op het terrein van de praktijk teruggetrokken, om alleen daar de arbeiders te begoochelen en met het maanzaad van ijdele verwachtingen te vergiftigen. Maar die praktijk, het eenige wat van hen over is, - die praktijk, het Imperialisme komt en grijpt ze bij de keel en slaat ze dood. Stel het u voor, lezer, zooals de ontwikkeling ging: Daar waren de arbeiders aller landen bezig met hun mooie plannen, hun door de Reformisten opgemaakt. Met hun verzekeringen en belastingstelsels en kieswetten en pensioenen, door behulp van liberalen te krijgen. Wat werd er niet voor gedaan om toch maar dien kleinen vooruitgang te winnen. Hier ging men in ministeries, daar sloot men een verbond met de liberalen, daar kroop men, daar vernederde men zich, daar dempte men de eigen actie, daar dreef men de Marxisten uit! Alles was in volle kleine actie. Als kleine dwergen waren de duizenden afgevaardigden aan het werk, en de millioenen, de massa's, waren in volle afwachting. Daar naderden wie? - De Ondergang. De Dood. Het Imperialisme is de Ondergang en de Dood. Voor de millioenen arbeiders, voor hun kinderen, vrouwen, vaders en moeders. Het is de stilstand, de achteruitgang, de dood van hun organisatie, voor langen tijd.
De Revisionisten, de Troelstra's, de Südekum's, de Scheidemann's, de Anseele's, de Turati's, de Frank's, de Macdonald's paradeerden bij de bourgeoisie, beloofden te stemmen voor | |
[pagina 65]
| |
alles, - zelfs voor de oorlogsuitgaven! - bezochten vorsten, - legerhoofden, - beloofden al dineerend en paradeerend en vertegenwoordigend, de bourgeoisie hun stem, aan de arbeiders gouden bergen, prachtigen vooruitgang, demokratie, - als ze hen maar wethouder, minister, afgevaardigden maakten en op hen vertrouwden, - daar naderde langzaam, maar op ijzeren voeten, de eerste waarlijk groot-Imperialistische Wereld-Oorlog.
De Revisionisten hadden hervormingen voor het heden beloofd. De hervorming komt: de Dood. - De Revisionisten hebben aan de arbeiders demokratie beloofd. Er komt gelijkheid! Zij komt, maar in den dood. Kapitalist en Arbeider zijn waarlijk in den dood gelijk. - De Revisionisten hebben algemeen stemrecht beloofd, als men maar in de liberalen geloofde. De liberalen geven den arbeiders het stemrecht. In den dood! De dooden, de duizenden arbeiders protesteeren met hun doode stem. De Revisionisten hebben, als men hun taktiek slechts volgde, de verzoening der klassen beloofd. De oorlog verbindt ook alle klassen in den dood. - Het Revisionisme had ook de verzoening der menschheid beloofd en ontwapening! - de volken der aarde staan in rijen van duizenden kilometers tegenover elkaar, druipend van bloed! De Revisionisten hebben de verzachting van den klassenstrijd beloofd, - de Wereldoorlog, het Imperialisme aller Naties, zij zijn een verscherping van den klassenstrijd, zooals er nog nooit plaats vond, sinds het Kapitaal bestaat. De Revisionisten hebben voordeelen van koloniale politiek beloofd, de koloniale politiek brengt juist den ondergang. De Revisionisten hebben hervorming voor de toekomst beloofd. Na dezen oorlog dreigt nieuwe oorlog, nieuwe wapening. En dus verkwijning en ondergang, En dus geen hervorming. - Een klasse, die 20 jaar gehoord heeft, dat zij in de bourgeoisie vertrouwen hebben moet, kan haar niet meer bestrijden. - Terwijl de Revisionisten (met de burgerlijke partijen) den arbeiders vooruitgang beloofden, bereidden zij, door de arbeiders te verblinden, den ondergang voor van het Proletariaat. Dit is het toppunt van het Revisionistisch bedrog, waartoe het komen moest. | |
[pagina 66]
| |
Maar het is ook de ondergang van het Revisionisme, van den strijd-voor-het-kleine-alleen. Het is de ondergang van deze tweede, de hervormende, fase van den Arbeidersstrijd.
Want de Reformisten zijn niet alleen, naast de Kapitalisten en de Onkunde der Arbeiders, de oorzaak van de machteloosheid, de onwetendheid, de lafheid, het Nationalisme, het Chauvinisme, het Imperialisme van nu van het Proletariaat, van de ellende, de scheuring, de verzwakking nu, maar zij zijn ook de oorzaak van, mede-verantwoordelijk voor en mede-schuldig aan al wat na den oorlog komen zal: de Verzwakking voor langen tijd, de Ellende, het ophouden van alle Hervorming, de noodzakelijkheid om met een zeer verzwakt Proletariaat den Strijd, de noodzakelijkheid misschien om met een geestelijk gedemoraliseerd proletariaat den strijd voor de Revolutie te herbeginnen.
O, mocht het door den uitslag en den afloop en de ellende en de gevolgen, die deze oorlog brengt, gebeuren dat de Reformisten, en al wat hun gelijk is, door het arbeidende volk werden weggevaagd!
De schrijver dezer brochure en de partij waartoe hij behoort, hebben, reeds vele jaren geleden, het Proletariaat van hun land gewaarschuwd. Hij zelf en de leden zijner partij hebben in tallooze vergaderingen, brochures en courantenartikelen over het Imperialisme, tot den oorlog toe, gezegd dat van alle schoone beloften der bourgeoisie en der Revisionisten niets komen kon, want dat het Militarisme, de koloniale politiek, kortom het Imperialisme alle geld voor zich eischte, alle vooruitgang tegenhield, de lasten verzwaarde, en dat waarschijnlijk een wereldoorlog, een tijdperk van wereldoorlogen, in aantocht was. Daarom vooral veroordeelden wij het samengaan met burgerlijke partijen, die niets zouden doen. Wij zijn daarom door de revisionisten uit de Nederlandsche sociaal-demokratie gesmeten en hebben een eigen partij moeten stichten! Wij zijn om het Imperialisme, dat wij bestrijden wilden, maar dat zij steunden, uit de sociaaldemokratie geworpen. De arbeiders kunnen nu zien wie gelijk heeft gehad. |
|