| |
| |
| |
De jaren in het gezin 1864-1883
‘kortom wat zij worden zullen zij danken aan haar’.
1870:5
‘Verleden Zaterdag op de buitenpartij had Herman veel plezier met de rijtoer, maar zoo'n lang diner met zoo vele spijzen vindt hij niet prettig’.
1879:3
‘Was jij nu maar al domine he? Je weet wel, je moet net zoo worden als Ds van Gorkum!’
1880:2
| |
| |
| |
1864:1
Geboorte - akte. [A]
Nr 116
Heden den zesentwintigsten November Achttienhonderd Vier en Zestig, is voor ons ondergeteekende, Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Wormerveer verschenen Simon Gorter van beroep Doopsgezind Predikant oud vijfentwintig jaren, wonende binnen deze Gemeente welke ons heeft verklaard, dat ten zijnen huize op den dag van heden des morgens ten half drie ure, in het huis staande aan den Weg en de Zaan is geboren een kind van het mannelijk geslacht, uit Johanna Catharina Lugt van beroep zonder beroep wonende binnen deze Gemeente Echtgenoot van den bovengemelden declarant
welk kind zal genaamd worden Herman Gorter
Zijnde deze inschrijving gedaan op aangifte van Simon Gorter, als Vader
Van welke verklaring wij deze akte hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van
Pieter Fortuin van beroep koopman oud veertig jaren, wonende binnen deze Gemeente en van
Maarten Stam van beroep timmerman oud achtendertig jaren, wonende mede alhier en is deze akte na voorlezing door ons benevens den komparant en de getuigen onderteekend.
Simon Gorter.
Pieter Fortuin
M: Stam
De Ambtenaar voornoemd:
W: Stelling
Een kwartierstaat van Herman Gorter bevindt zich in Gens nostra, maandblad der Nederlandse Genealogische Vereniging, jrg. 16, nr 5 (mei 1961; een correctie in het decembernummer). Wat Gorter zelf van zijn voorgeslacht wist, en de mate van zijn belangstelling daarvoor, blijkt uit de eerste alinea van 1883:5. - (T: cursief gedrukte tekst geeft handgeschreven passages weer).
| |
1865:1
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Arcachon, 13 januari 1865. - Fragment
Van Wormerveer gunstige berichten; Douwe is engelachtig lief, Herman groeit snel van moeders zog en Jo voelt haar krachten toenemen.
Arcachon is een plaatsje in Frankrijk, ten zuiden van Bordeaux, aan de kust van de Atlantische Oceaan. Dominee Gorter was daarheen gegaan, kort na de geboorte van Herman, zijn tweede zoon, om genezing te zoeken voor zijn borstkwaal (t.b.c.). Zijn vrouw zou zich spoedig met de kinderen bij hem voegen. Douwe, de eerstgeborene, was van 4 november 1863. - Een groot deel van hetgeen er aan brieven bewaard is gebleven, werd, met een inleiding, door G. Stuiveling uitgegeven (Brieven van Simon Gorter. A'dam 1940).
| |
1865:2
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Arcachon, 22 februari 1865. - Fragment
Herman is een zeer lief kind, zoet, tevreden, groot en vol in zijn gezichtje, een patertje goedleven met blaauwe oogen, die graag lacht, en misschien krul-haar zal krijgen - verbeeld u! een Gorter met krullend haar! -
| |
| |
Simon Gorter in de jaren zestig.
| |
| |
| |
1865:3
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan de ouders van Simon Gorter. [J]
Arcachon, 16 maart 1865. - Fragment
Met Herman durven wij dit [langdurig buiten laten blijven] nog niet, twee maal is hij in de zon geweest; hij is een lekkere dikke jongen, lang zoo blank niet als Douwe, met heldere snuggere blaauwe oogjes, roode wangetjes, een fijn wipneusje, een klein mondje met ietwat dikke lipjes, hij ziet er bijzonder welvarend uit, en doet daardoor zijn moeder zeer veel eer aan; hij begint nu ook reeds te grijpen en is een zeer gemakkelijk kind, dat graag eens op de tafel of in zijn wiegje ligt te kijken, [...].
Gorters moeder was eén jaar jonger dan Simon Gorter (17 febr. 1839). Zij huwde in 1861 en stierf op hoge leeftijd (20 juni 1923). De hier opgenomen brieven van haar hand, vaak ware documents humains, laten haar veranderende gevoelens en opvattingen in een belangrijke periode van haar leven zien. Op enkele beslissende ogenblikken van Gorters leven zal zij een rol van betekenis vervullen. Voor een getuigenis over haar van Gorter zelf, vallende buiten de periode die in dit boek bestreken wordt, zie men het Schrijvers Prentenboek nr 12, Herman Gorter (A'dam 1966), p. 33.
| |
1865:4
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
(Arcachon) 9 april 1865. - Fragment
Herman groeit als een kool, krijgt voortdurend volop van zijne moeder, is zeer levendig en begint aardig te grijpen. Jammer dat hij even als Douwe gehad heeft, een breukje heeft waaraan wij naar t' zeggen van den doctor uit Arcachon dien ik daarnaar vroeg, nog niets mogen doen.
(T: t' in plaats van 't, veelvuldig bij Simon Gorter).
| |
1865:5
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan haar schoonouders. [A2]
Arcachon, 1 juni 1865
Heden ochtend ontvingen wij Uwen brief, en daaruit gelezen hebbende dat Gij waarlijk zeer ongerust zijt, haast ik mij U eenige geruststellende woorden toe te zenden. Laat ik U eerst zeggen dat wij U volstrekt niet misleid hebben, dat het langdurig stilzwijgen niet iets was dat met opzet geschiedde, maar alleen veroorzaakt werd door huishoudelijke drukten van mijnen kant, en door moedeloosheid en gebrek aan opgewektheid van Simons zijde. Die dagen zijn God dank voorbij! de hoest, die nog nooit zoo hevig was in den tijd dat ik hem ken, heeft geene ernstige gevolgen gehad; er is geen aartje, geen speldeprikje bloed zigtbaar geweest, de nachthoest is voorbij, de rugpijn geweken, en vooral van congestie, ten minste van zigtbare roode plekjes, is er in deze periode geen sprake geweest, alleen was hij gedurende twee dagen wat koortsig door het geweldige hoesten. Wij leven dus nu weer met moed en vertrouwen en hope, dat dreigende spook ‘tering’ is verdwenen, wij zijn weer op den goeden weg! dat schrikbeeld, ‘Arcachon in den zomer nadeelig voor zijn gestel’ is teruggetreden, het zal beiden nog wel eens terugkomen want ook hier zal de beterschap wel onder vallen en opstaan moeten plaatshebben, maar het is nu voor het oogenblik lichter en gemakkelijker voor ons. Wat gij zegt van aderlating is in zooverre waar, dat bij voorkomende congestie hem eenig bloed moet worden afgenomen wanneer andere middelen
| |
| |
Johanna Gorter-Lugt. Datering onzeker.
| |
| |
niet baten en dan nog wel door bloed ((zuigers)) ende koppen, daar door eene lating al heel ligt te veel bloed wordt afgenomen, en een patient als Simon niet heel veel bloed te missen heeft; van Geuns en Doncan gaven dezen raad, en S. heeft het al of niet noodige, het al of niet tijdige van dit middel aan eenen dokter alhier onderworpen, maar er is volstrekt geen congestie geweest, S. zegt dit ook niet geschreven te hebben, dus dat is zeker eene vergissing. Die dokter van hier heeft S. herhaaldelijk onderzocht, en dezen Maandag nog verklaard dat er bij naauwkeurig onderzoek niet dan met groote moeite eenig onderscheid tusschen regter en linker long te vinden is. Dus is het hoesten nog het eenige wat overblijft; God geve dat ook dit worde weggenomen, en anders dat die hevige afmattende buyen niet terug komen; ik ben maar blij dat Mei zonder bloed opgeven is voorbij gegaan. - Met de kinderen gaat het bij voortduring best, Douwe is wat koortsig daar zijne oogtanden op het doorkomen staan, maar anders best; heerlijk zoo als het verstand van dien jongen zich ontwikkelt, als het zoo voortgaat zal hij wel net als onze Willem tot een jaar of zeven of acht moeten wachten eer hij beginnen mag iets te leeren, zoolang moet hij maar spelen en in de wei loopen. Hij begint nu weer van Herman te houden, die broederliefde liet ook vrij wat te wenschen over; die kleine jongen is dan toch zulk een druk woelig kind, dat ik zelve hem soms wel eens lastig noem; hij begint te huilen zoodra er een vreemd mensch aankomt, hij wil zijne flesch niet dan met zeer groote moeite drinken, en van den ochtend tot den avond wil hij haast ieder kwartier door mij gevoed worden; ook des nachts is hij bij groote uitzondering eens eene enkele keer rustig; hij kan niet meer in zijn wieg liggen, want die gaat door zijn woelen zoo erg heen en weer dat hij dan geheel wakker wordt en niet meer in slaap is te krijgen; hij ligt nu in Douwe zijn bedje maar nu vind ik hem telkens over dwars liggen,
zijn hoofdje van zijn kussen afgezakt, zijn voetjes tegen de muur, zoodat het rijden van zijn ledikantje dat op rolletjes staat dikwijls midden in den nacht Maartje die daar onder slaapt, doet wakker worden. Met zijn breukje werd het al erger, zoodat [we] reeds lang geleden, ik weet niet maar ik geloof vier of vijf weken, den anderen dokter alhier lieten roepen, die het zeer erg vond en een band hoogst noodzakelijk, daarvoor dan ook de maat nam, maar niettegenstaande wij er hem om gevraagd ((hebb)) en aan herinnerd hebben, ontvingen wij tot heden toe niets. Nu maakt S. zelf een band, en zullen wij de maat zelve naar een adres te Bordeaux zenden, maar wij weten niet hoe het precies wezen moet daar het geen gewoon breukje is. De tijd onzer ballingschap vliegt gelukkig voorbij en als het einde goed mag wezen zullen wij zeker al ons tegenwoordig getob en al onze zorgen vergeten zijn, maar anders - gij weet niet half hoe dikwijls wij ons verlaten voelen, en er aan herinnerd worden dat wij niet in ons land zijn, waar zorgvuldigheid en juistheid en spoed vooral wat geneeskundige hulp betreft zoo ruimschoots door ons genoten wordt. Het is eigenlijk
| |
| |
met alles zoo; schoenen voor Douwe kunnen wij niet krijgen dan na veel moeite en gesjouw omdat het niet de moeite waard is te komen voor één paar schoenen, groenten worden ons soms niet gebragt om de zelfde reden, en wij kunnen toch geen 36 paar schoenen en geen schuit vol groenten nemen om het de moeite waard te maken. En dan nog het liegen; de slager rekende ons in den tijd van 10 dagen 10 francs te veel, en nu wij hem iederen dag betalen, krijgen wij ons gewigt niet, en zoo is het met allen. Het was ons dus een dubbel genot toen onze Wormerveersche buurman de Heer Pieper hier een paar dagen kwam doorbrengen. Tijdens zijn verblijf hier hadden wij een grappig geval, gelukkig kwamen wij met de schrik vrij. De Heer P. trakteerde ons op een rijtoer; aan het strand gekomen wandelden wij wat heen en weer, het was vloed, ik liep te digt bij het water, en werd door eene onverwachte golf nat, zoodat ik op zij wou gaan daar ik eene nieuwe japon aan had, ik trap op mijn japon, val, krijg daardoor al mijn goed over mijn hoofd, de golf komt nog eens over mij heen en ik ben doornat, zoodat S. die voor mij liep, niets als een hoopje natte kleeren zag toen hij omkeek; bij mijn t'huiskomst moest ik mij geheel verkleeden; wij stopten de japon in gewoon koud water, de nieuwheid is er af, anders gaat het nogal; gelukkig dat ik op dat oogenblik geen kind op mijn arm of aan mijn hand had. - En nu basta! groet allen hartelijk van ons, en schrijft maar weer spoedig aan
Uwe liefhebbende kinderen S. en J. Gorter
| |
1865:6
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan leden van de Doopsgezinde Gemeente te Wormerveer. [J]
Arcachon, 27 juni 1865. - Fragment
De kleine Herman is een drukke woelige jongen, hij zit al alleen op het zand, kent Vader en Douwe al zeer best; is vreesselijk eenkennig en geeft mij handen vol werk; hij leeft natuurlijk nog van de borst en van eyerwater, maar kluift graag een stukje brood of wortel of vleesch en drinkt al knapjes uit een glas of een kopje; hij is gisteren juist zeven maanden geweest.
| |
1865:7
Simon Gorter aan zijn zuster Aafke. [J]
Arcachon, 17 juli 1865. - Fragment
Herman is een lange jongen, lange armen, lange beenen lang lijf, maar hij heeft veel smaller borst dan Douwe. Deze jongeling kan zeer lief zijn als hij verkiest, maar wanneer hij zich iets anders in het hoofd gezet heeft, is hij in zulk eene mate ontoegankelijk voor rede, dat wij niet in staat zijn het er uit te brengen. De beide jongens zijn vlaskloppen.
| |
1865:8
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Arcachon, ongedateerd (midden augustus 1865?) - Fragment
Jo en de jongens maken het uitstekend. Douwe praat alles. Herman ontwikkelt zich lief. t' Is een byzonder kind. In sommige dingen is hij voorlijker dan Douwe was. Hij zit byvoorbeeld een groot deel van den dag op zichzelven in t' zand of op de vloer te spelen. Hij staat alleen bij een stoel en rigt zich op zijne voeten op, wanneer zijne handen maar steun kunnen krijgen. Maar hij is op
| |
| |
verre na zoo gezeggelijk niet als Douwe was. Er is niets te bedenken om hem iets uit het hoofd te brengen wanneer hy het wil. Er is meestal geen ander middel te bedenken om hem s'avonds in slaap te doen gaan, dan hem te laten schreeuwen tot hy moe is. Hij wil s'avonds niet in zijn bed en begint dan reeds omstreeks zes uur moeders borst te weigeren - zeker denkende dat het aannemen eene gevaarlijke concessie van zijnen kant zou zijn en het in slaap gaan tot gevolg zou hebben. Bijna iederen nacht behaagt het hem, met heldere oogen en een hoogst voldaan gezigt een uurtje in het bed zijner ouderen te spelen.
(T: t' zand; s'avonds. De apostrofe wordt door Simon Gorter vaak aldus geplaatst. Ook is ij veelal y).
| |
1865:9
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Arcachon, 7 september 1865. - Fragment
Jo en de jongens maken het uitmuntend. Sinds Hermans breukje voorgoed genezende is en hij behalve de borst nog stevige hoeveelheden van allerlei voedsel krijgt, is hij verwonderlijk snel gaan groeyen en ontwikkelen. Ook is hij veel rustiger, vooral s'nachts, dan hy geweest is. Hij staat niet alleen, maar loopt alleen langs de stoelen en de tuinbank. De twee broers kunnen al aardig vechten en zoo als het pleegt te gaan, de kleinste is de felste. Douwe wordt met elken dag grooter en verstandiger en de twee jongens zien er zoo gezond en snugger uit, dat de menschen voor t' hek blijven staan om ze te bewonderen en praatjes met hen te maken. Maar er zitten kopstukken op die kleine rompen. Van zulk een drift als ik bij onze reeds heb mogen opmerken heb ik bij geen mijner waarde broers of zusters ooit een voorbeeld gezien. Als de jeugdige ouders bijvoorbeeld een hunner zoons zich van woede over een kleinigheid zes zeven maal regtuit op de vloer zien werpen, dan staat hunne wijsheid wel eens versuft, of vastheid, zachtheid of in 't geheel niets, het beste is. Gelukkig dat de bengels dolveel van ons beiden houden.
| |
1865:10
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan haar schoonouders. [J]
Arcachon, 25 oktober 1865. - Fragment
Wat mijne jongens betreft, zij zijn het meest te beklagen dat het milde klimaat niet het hunne mag blijven; zij genieten zoo volop dat ik er van schrikken kan om naar ons koude kille kikkerland terug te keeren. Herman is op 't oogenblik wat onrustig en onwel zeker door de tandjes die hij nog altijd maar niet heeft; hij loopt nagenoeg alleen en begint al aardig te praten; of hij wel ooit veel kleur zal krijgen, dit weet ik niet, hij is altijd in de lucht, eet allerlei, krijgt volop de borst, en toch is hij altijd bleek; wat denkt Moeke van het spenen? Zou het niet wijzer en voorzigtiger zijn daarmee te wachten tot hij tandjes heeft?
| |
| |
| |
1865:11
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Arcachon, 8 december 1865. - Fragment
Herman is bleek, maar toch stevig en sterk. Hij is zoo lang dat hij niet meer onder de rand van de tafel staan kan. Op den dag toen hij elf maanden werd is hij alleen gaan lopen, en heeft dat een poosje gedaan, maar is sinds dien tijd door vrees en wantrouwen bevangen zoodat hij nu de meesten tijd kruipend doorbrengt. Hij heeft een tand en is bezig met drie andere te krijgen, 't geen hem vooral 's nachts zeer lastig maakt. Voor het ouderoor spreekt hij reeds een aantal verstaanbare woorden, maar een vreemde zou er niet veel uit leeren, moet ik zeggen.
| |
1866:1
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan haar schoonouders. [J]
Arcachon, 21 februari 1866. - Fragment
Daar ik hinder van pijn in den rug en tusschen de schouders begon te krijgen en gaauw moe werd en erg mager werd, heb ik Herman moeten spenen hetgeen zeer gemakkelijk gegaan is; hij eet als een wolf, bijvoorbeeld huspot en gort en bijna alles wat de pot schaft; hij is al heel vroeg begonnen van alles mee te eten, dit heeft het spenen zeer gemakkelijk gemaakt. van melk of water en melk zelfs met suiker wil hij niets weten hij drinkt alleen maar koud water. hij heeft nu zes tanden en er staan er al weer twee zeer dik; hij praat al zooveel en zoo aardig, en weet de rijmwoorden van bijna al onze versjes en liedjes. -
(T: huspot; gemaakt. van; water. hij).
| |
1866:2
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Arcachon, 4 april 1866. - Fragment
De jongens zijn allerliefst maar het zijn bazen. Herman sukkelt wat met tanden krijgen; begint over alles te praten en lijkt sprekend op zijne Moeder.
| |
1866:3
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Wormerveer, 4 juni 1866. - Fragment
Herman ontwikkelt zich bizondersnel. Wormerveers klimaat schijnt hem gunstiger dan dat van Arcachon - hij ziet er tenminste veel sterker uit.
| |
1866:4
Simon Gorter aan zijn zuster Aafke. [J]
Wormerveer, 17 juli 1866. - Fragment
De jongens groeyen voordeelig op. Gij zoudt Douwe niet meer kennen. Herman is sinds wij weer in t' land zijn bijna eens zoo zwaar geworden als hij was. t' Zijn een paar aardige speelkameraadjes, vol geest en leven. Douwe heeft iets van uw talent om versjes te onthouden. Voor eenige dagen werd hij wakker met: Tusschen Keulen en Parijs enz, enz. Een poos lang praatte hij een ganschen dag: Man, sla je vrouw! Dat doe ik niet, dat doe ik niet, dat doe ik niet voor jou; Vrouw sla je man, dat doe ik al, dat doe ik al, dat doe ik zoo veel ik maar kan. Dergelijke treffende gedichten eens van de meid gehoord schijnen met haken in des jongelings geest gehecht te blijven. Herman staat niet bij hem achter. Beiden
| |
| |
Simon Gorter en zijn vrouw, begin jaren zestig.
| |
| |
hebben eene groote mate van vrijmoedigheid. Zij zijn nergens verlegen, overal t'huis en dit maakt dat zij de lievelingen van het dorp zijn. - Als gij wilt, vermaak u dan met de volgende staaltjes van opvoedkunde. Douwe is zoo stout, dat ik genoodzaakt ben eene zeer populaire maar voor hem toch nieuwe straf toe te passen en ik zet hem in een duistere kast. Ik merkte intusschen wel dat deze laatste geene groote verschrikking voor hem had en werd er den volgenden dag ten diepste van overtuigd. D. en H. vechten; Douwe heeft schuld wil H. iets ontrooven en daar hij niet aflaten wil zegt Moesie, ga maar in den gang staan. ‘Ik wil liever in de kast’, klinkt het antwoord. Best, dan maar in de kast. Een weinig van dat gemaakt gehuil dat er bij hoort: wil D. weer lief zijn? - Ja, maar ik wil dat toch hebben. - Dan maar weer in de kast! - Best, maar dan moet jij ook weggaan, tot zijne moeder, die hij wel gemerkt had, dat in het kamertje was blijven staan. - Den volgenden dag wil ik trachten zijn gemoed te treffen. Ik begin in dezer voege: Nu moet Douwe toch een lief kindje zijn. Vader en Moesie houden zoo veel van hem, en als hij zoo stout is, dan moeten wij zoo bedroefd huilen enz, enz.; maar krijg op lagchenden toon van den schelm weêrom: Hè Vader! wat ben je nou toch weer gek! -
| |
1866:5
Simon Gorter aan zijn zuster Aafke. [J]
Wormerveer, 6 september 1866. - Fragment
Douwe en Herman zijn blakende van gezondheid en kracht, stevig en blozend, vroolijk en ondeugend bij brutaal af, schrander en levendig, zeer lief en gezeggelijk, vooral Douwe die de goedhartigheid zelve is. Zij zijn nu in eene ontwikkelingsperiode gekomen waarin vader het noodig acht, hun duitsche studentenliedjes te leeren; zij doen het al zeer lief.
| |
1866:6
[A]
Op 5 november wordt als derde kind in het gezin een dochter, Nina Gorter, geboren.
| |
1867:1
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Wormerveer, 13 januari 1867. - Fragment
Douwe en Herman worden al heele jongens. Jammer dat zij wat al te dikwijls twisten, vechten, elkaar benijden en plagen. De jongenheer Herman vooral is een baas. Zoo gemakkelijk Douwe te leiden is, zoo moeielijk valt dit met Herman, bij wien geweld, het verzet en de dwarschheid toenemen doet, terwijl zachtheid toch niet altoos grillen en kuren onopgemerkt mag laten passeren. ‘Ikke ben niet bang voor Moesie’, zegt hij en als deze hem dreigt met uitzetting uit de kamer, heet het, dan kom ik er weer in. Aan deze felheid en dit gebrek aan zachte goedhartigheid gaat echter bij hem gepaard eene groote schranderheid en juist oordeel. Eergister jaagde hij ons een schrik op het lijf. Een dikte in Douwe's hals die daar sinds zijne geboorte zit, moest met inwrijven met zeker smeersel verdreven worden. Ik had pas de operatie volbracht en het fleschje op het midden van de tafel neergezet, toen hij als een kat er
| |
| |
bij klom en aan zijn mond zette. Waarschijnlijk heeft hij het intusschen uitgespuwd in plaats van het door te slikken; anders had het leelijke gevolgen kunnen hebben.
| |
1868:1
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Wormerveer, maart 1868. - Fragment
Zonderling hoe sterk vooral bij dat kind de fantasie is. Hij speelt en praat een halven dag, en Herman van de weeromstuit mee, in eene denkbeeldige wereld en vertelt daaruit aan de menschen dingen, die zij meenen, dat werkelijk bestaan.
| |
1868:2
[A]
Op 19 augustus wordt als vierde kind in het gezin een zoon, Simon, geboren. Dit jongetje leeft slechts een kleine zes maanden; het sterft op 12 februari 1869.
| |
1870:1
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Amsterdam, januari 1870. - Fragmenten
Met de jongens ben ik per spoor eens naar Alkmaar geweest. Wat een genot voor hen en wat een feest voor Vader. [...] Gij weet niet wat een gezelligheiden een gemak die tien treinen per dag geven. 's Avonds kwart na achten gaan wij nog uit Amsterdam en zijn tien uur t'huis.
Simon Gorter kon in 1869 het prediktambt niet volhouden doordat zijn kwaal steeds verergerde. Hij werd de eerste hoofdredacteur van de nieuwe courant Het Nieuws van den Dag, te Amsterdam. Gedurende de eerste maanden verbleef zijn gezin nog te Wormerveer.
| |
1870:2
[A en Q]
Op 15 januari wordt als vijfde (in feite thans weer vierde) kind in het gezin een zoon, Pieter Jan Gorter, geboren. Dit jongetje leeft slechts acht maanden; het sterft op 12 september 1870.
| |
1870:3
[Q]
Op 15 maart vestigt het gezin Gorter zich te Amsterdam, Oude Teertuinen 11 (later Prins Hendrikkade 77). Dit huis is ten behoeve van de bouw der St. Nicolaaskerk afgebroken.
| |
1870:4
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
(Amsterdam, voorjaar 1870). - Fragment
Lieve Ouders! Een paar koortsen, als ik er in den regel bij 't aankomen der warmte een paar krijg, hebben mij weer geheel onderst boven geworpen. Wij zijn nu besloten zoo spoedig wij kunnen naar buiten te gaan. 't zijn weer extra kosten bij de vele die mijn sukkelen mij maken doet, maar het moet nu. Ik voel, dat ik niet weifelen mag. Met Juni denk ik, dat wij gaan, zoo 't kan nog eerder. Bereid u dus er op voor, dat wij u spoedig met opgave van datum vragen Douwe en Herman te komen halen.
Reeds in de zomer van het voorafgaande jaar had Simon Gorter zich met zijn vrouw moeten terugtrekken in een logement te Rhenen, aan de Grebbeberg. Daar verbleven zij ook deze zomer enige tijd. - (T: gaan. 't zijn).
| |
| |
Het eerste nummer van ‘de kleine courant’.
| |
| |
| |
1870:5
Simon Gorter aan zijn ouders. [J]
Amsterdam (najaar 1870). - Fragment
't Is mij vaak een zware last dat ik zoo weinig voor mijn kinderen kan zijn: ik kan er niet een op den schoot hebben, de hoest belet mij hen te vertellen, hun levendigheid hindert mij maar al te vaak. Maar hunne Moeder zorgt van half zeven 's morgens als zij opstaan totdat zij ze naar bed brengt voor alles, leest hun Bijbelsche geschiedenis, helpt de jongens aan hun schoolwerk leest hun Robinson of wat anders voor - kortom wat zij worden zullen zij danken aan haar.
| |
1871:1
Douwe Gorter aan zijn grootmoeder. [J]
Amsterdam, 21 februari 1871
Lieve Grootmoe Ik was zoo blij toen ik hoorde dat uw ons dezen zomer weder verwacht Harman wil niet mede komen hij meent het wezenlijk. het hem zoo dikwijls gevraagd maar hij telkens neen hij gaat liever zeit hij naar 's Gravenhagen Nina kan de zomer haast niet afwachten zij zegt alle dage dat ze maar in Balk zijn wou ik wou er ook wel zijn, Nina wou het eigenlijk omdat ik haar beloofd heb vischjes voor haar te zullen vangen. Nina en Herman zijn heel veel beter. Het spijt mij zoo verschrikkelijk dat ik niet naar school kan gaan ik ben er zoon aan gewoon.
Ik ben u liefhebbende kleinzoon - Douwe Gorter
De grootouders van vaderszijde woonden in Balk (Friesland). - (T: Spelling en interpunctie ook hier - als steeds - conform het origineel).
| |
1871:2
[J]
Op 5 juni overlijdt Simon Gorter op 33-jarige leeftijd te Rhenen, Gelderland, waar hij, om enig herstel te vinden, andermaal met zijn vrouw voor enige weken verbleef.
Men leert de figuur van Simon Gorter en zijn publicistische arbeid op theologisch, journalistiek en literair (nl. essayistisch) gebied het beste kennen uit de inleiding die G. Stuiveling schreef voor zijn editie van 35 (van de 55 ons overgebleven) Brieven van Simon Gorter (A'dam 1940; de inleiding ook in Rekenschap. A'dam 1941, p. 134-152). Wat zijn persoon, zijn werk en zijn vroege dood hebben betekend voor zijn zoon Herman leest men o.a. uit de teksten onder 1880:1A, 1883:5 en 1884:3 in dit boek; en uit de slotregels van een gedicht dat Gorter ca 1893 schreef: ‘...Maar zoowel het vroeg sterven van mijn vader, / als 't ontbreken van wijzen in deez' tijden, / deden mij veel van wat er moest ontbreken’ (VW 2, 256 en VL 318). Nog in Gorters socialistische epiek uit de jaren twintig treedt een Simon als vaderfiguur op (VW 8, 247-255).
| |
1871:2A
Uit de Amsterdamsche Courant van 11 augustus 1871. [Q, Verzam. Hartkamp]
De heeren mr. J.T. Buys, D. Cordes, H. van Eeghen, M.W. Scheltema Ez., B.J. Tideman, A.C. Wertheim en Joh. C. Zimmerman, hebben zich gevormd tot kommissie voor de oprigting van een Gortersfonds, ten doel hebbende om als hulde aan de nagedachtenis van den heer Simon Gorter, den onlangs overleden hoofdredakteur van Het nieuws van den dag, diens weduwe in staat te stellen aan hare drie jeugdige kinderen een goede opvoeding te geven. De redaktie van genoemd blad, welke gemeend heeft in deze zaak het
| |
| |
initiatief niet te' moeten nemen, ondersteunt echter met warmte het plan der kommissie, en wenscht: ‘de dubbele taak, der droeve moeder thans opgelegd, worde haar verligt door de medewerking van allen die Gorter eerden en hem lief hadden om zijnen edelen geest, die in dit blad zoo menigmaal zich uitte’.
Johannes Theodoor Buys (1826-1893), sinds 1862 hoogleraar in de rechten aan het Atheneum Illustre te Amsterdam, 1864 idem te Leiden, vriend van Busken Huet en redacteur van De Gids, was een strijdbaar en door zijn talrijke publikaties invloedrijk liberaal. Dirk Cordes (1828-1898), koopman, voorzitter van de Kamer van Koophandel te Amsterdam en lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, was door zijn huwelijk vermaagschapt aan Scheltema en Tideman. Michiel Willem Scheltema Ezn (1826-1904), een oom van moederszijde van Herman Gorters moeder, remonstrants predikant o.a. in Dokkum, was later van 1880 tot 1902 directeur van de Maatschappij tot opvoeding van weezen in het huisgezin, waartoe hij op het landgoed Zandbergen te Amersfoort een doorgangshuis bestierde. Hendrik van Eeghen (1831-1893), koopman, was in later tijd (1884) directeur van De Nederlandse Bank. Bruno Johannes Tideman (1834-1883), was hoofdingenieur bij de marinescheepsbouw te Amsterdam. Abraham Carel Wertheim (1832-1897), leider van verschillende Amsterdamse bankiersfirma's, was bekend om zijn veelvuldige sociale en liefdadige initiatieven en zijn belangstelling voor kunst en literatuur. Johan Carl Zimmerman (1828-1888) was makelaar, later bankier, en gedurende 24 jaar, tot 1876, mederedacteur van De Gids. - De Gidsredacteuren herinnerden zich Simon Gorter als een gewaardeerd medewerker in de jaren zestig, o.a. met zijn bijdrage ‘Arcachon’. - (T: Gortersfonds).
| |
1871:2B
Uit de Amsterdamsche Courant van 12 augustus 1871. [Q, Verzam. Hartkamp]
Aan de lezers van de ‘Kleine Courant’ - Het Nieuws van den Dag - is gisteren, gelijk wij in ons vorig nommer meldden, eene mededeeling gedaan, welke wij, door ze ook in onze kolommen te bespreken, meenden in ruimeren kring te moeten bekend maken. Onlangs leed genoemd blad een groot verlies door het afsterven van zijnen hoofdredakteur, Simon Gorter, die er van gemaakt heeft wat het geworden is, en wiens populaire beschouwingen er een opgang aan verzekerd hebben, die hier te lande buitengewoon mag genoemd worden. Gorter was niet rijk en stierf jong. Hij laat eene weduwe en drie kinderen na. Als een hulde aan zijne nagedachtenis wenscht men daarom een Gorter-fonds tot stand te brengen, om daarmede in de eerste plaats het onderwijs der kleinen op onbekrompen voet te doen voortgaan en voltooijen, en, zoo mogelijk, nog iets meer voor hen te doen. Daartoe heeft zich de kommissie gekonstitueerd, wier leden wij gisteren opgaven. Deze kommissie wil de onvermijdelijke mate van publiciteit. Niemand, ook de moeder der te bevoordeelen kleinen niet, wete wat elk geeft aan het fonds. De kommissie wenscht de kleinen niet met een legio hun bekende weldoeners de wereld in te zenden, maar vraagt vertrouwen voor haar verzekering dat de bijdragen goed besteed zullen worden. Zij rigt haar beroep bovenal tot hen, die in de overtuiging deelen, dat niet in de allerlaagste standen der maatschappij het meest ontbering wordt gevoeld. Wij hopen en wen- | |
| |
schen dat het loffelijk doel door de kommissie beoogd, ruimschoots bereikt moge worden.
| |
1871:3
[Q]
In september gaat Mevrouw Gorter-Lugt met haar drie kinderen en haar broer wonen op de Prinsengracht SS 477 (thans nr. 73).
| |
1872:1
Uit de Amsterdamsche Courant van 10 februari 1872. [Q, Verzam. Hartkamp]
Het Nieuws van den Dag bevat in zijn nommer van heden (9 Februarij) de volgende aankondiging:
‘De ondergeteekenden, die zich ten vorigen jare, na den dood van den heer S. Gorter, vereenigden om ten behoeve zijner kinderen een klein fonds bijeen te brengen, kunnen tot hun genoegen aan de vele hun grootendeels onbekende gevers berigten, dat hunne pogingen geslaagd zijn. Eene vriendelijke toezegging van de direkteuren en kommissarissen van het Nieuws van den Dag doet de ontvangen som voldoende worden voor het gewenschte doel.
De ondergeteekenden verheugen zich te meer deze mededeeling te kunnen doen, omdat daarin de schoonste voldoening opgesloten ligt voor de vele anonieme gevers, die het bereiken van de beoogde uitkomst door hunne ruime bijdragen mogelijk hebben gemaakt.
Amsterdam, Februarij 1872. - J.T. Buys, D. Cordes, H. van Eeghen, M.W. Scheltema Ez., A.C. Wertheim, Joh. Zimmerman, B.J. Tideman.’
Het Nieuws van den Dag stortte ƒ 425, - een som die op een aandeelhoudersvergadering was bijeengebracht. Welk streefbedrag van het Gorterfonds hiermee werd gecompleteerd, wordt niet duidelijk uit notulen en kasboeken in het NvdDag-archief (in Gemeente-archief Amsterdam). In 1874 wordt beslist, dat aan Mevrouw de Wed. Gorter ‘elk jaar, als hare omstandigheden dit noodzakelijk maken en die der Vennootschap dit veroorloven, eene dotatie van ƒ 300,- tot ƒ 500, - hoogstens’ gedaan zal worden. - Gegevens over ontvangst en besteding (belegging?) van de fondsgelden ontbreken geheel. Voor zijn universitaire studie moest Gorter in elk geval meedingen naar een beurs van de gemeente Amsterdam (vergeefs trouwens).
| |
1872:2
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan haar kinderen. [J]
Zwolle, 19 november 1872. - Fragmenten
Lieve beste hondjes! [...] Van ochtend vond ik het heel erg vreemd dat ik geen gepruttel hoorde van jongens die bromden over nauwe schoenen, en dat ik geen klein rozenmeisje moest zeggen dat zij wat voort moest maken met haar aankleeden; weet je nog wel, Nina! dat Vaas je zijn rozenmeisje noemde! - [...] Als jullie terugschrijven moet je niet zoo onbeleefd als Moeder doen en je brief met ‘Ik...’ beginnen!
Waarom mevrouw Gorter in Zwolle was blijft ons onbekend.
| |
| |
| |
1873:1
[Q]
In april verhuist Mevrouw Gorter-Lugt met haar drie kinderen en haar broer naar binnenAmstel 165 (thans nog hetzelfde nummer). In de volgende maand komen haar moeder en haar jongere zuster eveneens op dit adres wonen. Ook zijn er op dit adres twee, later drie dienstboden ingeschreven. De broer vertrekt in 1875 naar Oost-Indië.
| |
1877:1
[Q]
In mei verhuist Mevrouw Gorter-Lugt met haar drie kinderen en haar moeder en jongere zuster naar Tulpstraat 19 (thans Prof. Tulpstraat 25hs). Behalve drie, later vier en bijtijden zelfs vijf dienstboden wonen ook twee pensionaires gedurende eén of anderhalf jaar bij haar in. Eind 1878 komt ook een neef van haar inwonen, tot mei 1881.
| |
1878:1
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Lijst van fouten in de eerste klasse gedurende de cursus 1877-78. - Fragment
gorter Grieksch 17 (p), Latijn 32 (p), Nederlandsch 2, Fransch 2 (p), Algemeene Geschiedenis 10 (p), Vaderlandsche Geschiedenis 4 (t), Aardrijkskunde 2 (t), Wiskunde 9 (t), Natuurkunde 4
In september 1877 kwam Herman Gorter in de eerste klas van het Stedelijk Gymnasium te Amsterdam. Waarschijnlijk betekent (p): primus, de beste, en (t): tertius, op twee na de beste van de klas.
| |
1879:1
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Lijst van fouten in de tweede klasse gedurende de cursus 1878-79. - Fragment
gorter, h. Grieksch 43, Latijn 30, Nederlandsch - 7, Fransch 3, Hoogduitsch 33, Engelsch 8, Vad. Geschiedenis 4, Algemeene Gesch. 15, Aardrijkskunde 5, Mythologie -, Antiquiteiten -, Wiskunde 8, Natuurkunde 8, Kosmografie -, Hebreeuwsch -.
| |
1879:2
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium [Q, PA 260]
Werkzaamheden in de tweede klasse
Latijn: Vormleer herhaald en uitgebreid. Syntaxis:
Leer der casus grootendeels. Leer van het gerundium en gerundivum enz.
Jacobsen Döring passim
Nepos, Phocion, Conon, Aristides, Miltiades, Agesilaus (gedeelt.).
Volcke 2de deel themata.
Grieksch: Vormleer: geheel door.
Van der Es: 2de deel themata.
Kreen en v.d. Kloes passim.
Nederlandsch: Lulofs Kakografie blz. 1-30
de Groot Nederl. Spraakkunst blz. 110-157 Dictée.
Fransch: Vinet Litterature de l'Adolescence
Larousse Lexicologie 1e deel.
| |
| |
Duitsch: Grammatica uit Clumper ‘Normen’
Viehoff Deutsches Lesebuch passim
Schoonschrift.
Engelsch: Valckhoff 1e deel themata
Valckhoff English reading book
Cowan en Maatjes Spraakkunst
den Hollander Engelsch vertaalboek.
Alg. Geschied.: Grieksche geschiedenis geheel
Rom. geschied. tot den derden Punischen oorl.
Vad. Geschied.: Meer uitvoerige behandeling van onze geschiedenis gedurende de Middeleeuwen volgens Hofdijk: Geschiedenis des Nederlandschen Volks 1e stuk.
Aardrijksk.: Dornseiffen en Kuyper blz. 60-92
Wis- en Natuurkunde: Meetkunde uit van Geer t/m paragraaf 11. Theorie van Pythagoras. Algebra: Colenso 1e deel blz. 30-58 en Gemengde Voorbeelden passim. Cijferkunst: leer der evenredigheden met toepassing op het handelsrekenen uit Strootman 2de deel. Natuurkunde: Leer der warmte, van het licht, van het geluid (Gretschel) Schets.
| |
1879:3
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan haar oudste zoon Douwe. [J]
Zonder plaatsvermelding, 29 juli 1879. - Fragmenten
Beste jongen! Gisteren gaf Grootmoes mij uw brief ter lezing, en ik zag daaruit dat gij door Mevrouw Koenen geinviteerd waart om langer te blijven, maar ik stel er bepaald prijs op dat gij niet langer blijft dan de 14 dagen waarvoor gij uitgenoodigd waart; gij moet dat aan Mevrouw zeggen, en aanstaanden Maandag of Dinsdag thuis komen. Voorts moet gij u vooral geheel schikken naar de gewoonten van den kring waarin gij u nu beweegt, gij zijt in een aanzienlijker omgeving dan waarin wij ons bewegen, en dan moet gij u daar nu geheel naar voegen, niet alleen omdat dit u past omdat gij nog zoo jong zijt, maar ook omdat gij het noodig hebt voor uwe toekomst, ziet eens hoe de Heer Tideman zich in alle kringen bewegen moet, het is zoo'n voorrecht als men weet hoe het behoort, en men wordt er naar beoordeeld, de menschen kunnen niet anders als naar het uiterlijke oordelen, alleen de menschen waarmee wij in time worden kunnen ons ((naar)) uit ons karakter en onze daden kennen, maar dat getal is natuurlijk heel klein; en bovendien is het ook heerlijk om zich zoowel met den edelman als met den geringsten burger op zijn gemak te gevoelen. [...] Chinees is vanochtend naar Baarn gegaan onder geleide van Herman, die verzocht was om daar den geheelen dag te blijven. Verleden Zaterdag op de buitenpartij had Herman veel pleizier met de rijtoer, maar zoo'n lang diner met zoo vele spijzen vindt hij niet prettig. Zondag is hij eindelijk met Mevrouw Bruyn naar Hilversum geweest, en kwam toen 's avonds net even vóór Nina thuis.
Het gezin van Mr D.A. Koenen, lid van de Provinciale Staten van NoordHolland en van de gemeenteraad van Nieuwer-Amstel, telde zeven kinderen en woonde in de P.C.
| |
| |
Johanna Gorter-Lugt met haar kinderen, circa 1875. Zie ook de toelichtende tekst op blz. 633.
| |
| |
Hooftstraat; gedurende de zomermaanden verbleven vele gezinsleden echter te Beverwijk, in het huis Beeckzangh, gebouwd in 1879, aan de (tegenwoordige) Beeckzanghlaan. De oudste zoon, H.J. (Jaap) Koenen, in hetzelfde jaar als Gorter geboren, was als vriend van Douwe en Herman sinds de gezamenlijke gymnasiumjaren kind aan huis in het gezin van moeder Gorter, - ‘voor een ⅝ gedeelte met mijn eigen jongens mee opgevoed’, zoals zij in een briefje van 1891 schrijft. Omgekeerd was Gorter steeds welkom bij de Koenens: ‘Ik ben zoo met jelui allen opgegroeid, ben zoo in jelui familie aangenomen geweest, dat ik jelui allen zoo door en door kende’, schrijft hij in 1907, na Koenens vroege dood, aan Sam, een van de broers. - De heer Tideman en Mevrouw Bruyn kunnen niet met zekerheid worden aangewezen. Chinees: wellicht het huisnaampje van Nina Gorter? - (T: geinviteerd).
| |
1880:1
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Rapportering van leraren over leerlingen uit de derde klasse aan het eind van de cursus 1879-1880. - Fragment
Hofdijk (Nederlandsch): Gorter 2de op de ranglijst met 6½ fout als jaartotaal.
Bollaar, W. (Latijn): Gorter: Vlug en heeft steeds goed gewerkt: geen 't minste bezwaar tegen overgaan.
n.b. Deze geheele klasse heeft nooit eenige ambitie getoond: meermalen gaf ik hun interessante capita uit Caesar's Bell.Gall. op, om die in hun vrije uren te vertalen: insgelijks ried ik hun aan een excerpt te maken van datgene wat we gelezen hadden: doch na herhaalde aanmaning voldeden slechts 3 leerlingen hieraan: Kothe, Gorter en Haas.
W.J. Hofdijk (1816-1888) was ook de dichter van de bundel Kennemerland (1850-52); als romanticus liep hij hoog weg met Neerlands nationale roem in het verleden en met de pittoresk geachte Middeleeuwen. Een geschreven portret van hem geeft Aeg. W. Timmerman in het hoofdstuk ‘Het Gymnasium’ van Tim's herinneringen (A'dam 1938). Van Hofdijk kan Gorter een enkele, geleidelijk bij hem uitslijtende spellingseigenaardigheid hebben geërfd, en zijn vooral in de Mei hier en daar aan te treffen voorkeur voor exotica met fraaie of vreemde namen: bataille, liquide, bivouac, diaphaan, Nijlflamingo, e.d.
| |
1880:1A, 1925
Herman Gorter aan Jenne Clinge Doorenbos. [J]
Zonder plaatsvermelding, 25 februari 1925. - Fragment
[...] je weet niet hoe dat grasduinen in die groote schrijvers mij goed doet. Ik moet toch zeker wel iets, al is het nog zoo weinig, van hen hebben. Nu weer met Milton. Ik las hem in lang niet natuurlijk, maar ik ken hem goed. Ik geloof, dat ik hem het eerst op mijn 15de jaar las. Dat boekje van Vader met het ivoren schildje (ik dacht dat het ivoor was) trok mij zoo aan. Ik weet nog mijn enorme ontroering. Ik geloof dat Paradise Lost een van de eerste gedichten geweest is (na Homerus) die mij deden denken of liever voelen dat ik ook eenmaal iets, verzen, zou kunnen schrijven. En nu ik het overlees heb ik aldoor dezelfde verbazing, verwondering en verrukking die ik vroeger had. Het is toch zoo prachtig. Wat een kracht en zuiverheid en majesteit. Geen oogenblik, geen enkel, van zwakte.
Jenne Clinge Doorenbos (1886-1973) was een intima van Gorter sinds ongeveer 1910. Zij vergezelde zijn latere jaren en werd zijn literaire erfgename. - De Miltoneditie waarvan hier sprake is - The poetical works of John Milton. Gall and Inglis,
| |
| |
Edinburgh-London, no year (± 1860) - bevindt zich nog onder de boeken van Herman Gorter, die bewaard worden in het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, in 's-Gravenhage. - In de periode waarin Gorter deze brief schreef, bestudeerde hij de maatschappelijke grondslagen van het werk van een tiental dichters uit de wereldliteratuur. De uitkomsten legde hij neer in het postuum gepubliceerde werk De groote dichters (A'dam 1935). Het hoofdstuk over Milton telt, als het op één na langste, bijna zeventig bladzijden in de heruitgave (VW 7).
| |
1880:2
Mevrouw J. Gorter-Lugt aan haar zoon Herman. [J]
(Amsterdam) 26 december 1880. - Fragment
Beste Pantz, Koenen heeft gezegd dat ik het zoo spellen moet, en natuurlijk... Wel Jongen, wat heb je ons een prettigen brief geschreven!. Er is drukke correspondentie tusschen Zandbergen en ons van de week, wat zeer naar mijn zin is, dat begrijpt ge. Het is hier zoo zonderling, net alsof ik uit logeeren ben, ik ben maar heel blij met je portret. Verbeeld je eens, dat wij vandaag maar met ons vieren aan tafel waren, allen waren uit...
Vanochtend naar Ds van Gorkum geweest; ik geloof dat het nu de allermooiste preek was die ik van hem hoorde, maar o jemini! Oudejaarsavond preekt hij niet; Wat nu te doen? Thuisblijven is zoo sneu; als Ds Bohringer preekt, dan kan dat nog wel, maar anders?
Was jij nu maar al domine he? Je weet wel, je moet net zoo worden als Ds van Gorkum!
Voor Koenen zie het commentaar bij 1879:3. - Pantz, gewoonlijk ‘Pans’ gespeld, bleef Gorters bijnaam voor vrienden en intimi gedurende zijn studententijd en later. De herkomst hiervan is duister. - Zandbergen is een landgoed ten zuiden van Amersfoort, waar Ds Scheltema van 1874 tot 1898 directeur was van een opvoedingstehuis voor staatswezen (zie voor hem reeds 1871:2a). Met de zoon, Pim Scheltema, raakte Gorter in deze jaren zeer bevriend, zoals verderop zal blijken (1886:10). Kennelijk logeerde Gorter tijdens de kerstvakantie bij hem. Zij waren verre verwanten: Gorters grootmoeder van moederszijde was een Scheltema. - De laatste zin van dit briefje, zo terloops als hij wellicht is neergeschreven, toont ons intussen wat wij nergens anders van kunnen weten: dat Gorter als 16-jarige zich tot het ambt dat zijn vader had uitgeoefend geroepen dacht. - De tekst is ons alleen bekend uit een afschrift dat Jenne Clinge Doorenbos in de jaren dertig maakte van het later verloren gegaan of vernietigd origineel. - (T: Jongen; niet; Wat; domine he).
| |
1881:1
Het Amsterdamsch Gymnasium uit een hygiënisch-paedagogisch oogpunt beschouwd, door: Een deskundige, Amsterdam, 1881. [Q, PA 260]
Fragmenten
‘Het schoolgebouw, oorspronkelijk het klooster der Clarissen, later het werkhuis voor de mannen en het Aalmoezeniersweeshuis, waarheen de twee oude Latijnsche scholen in 1666 zijn overgebracht, handhaaft in hechtheid den voorvaderlijken roem en is met zijne ruime lokalen’ (wij cursiveren) ‘voor de gezondheid voldoende; de inwendige inrichting evenwel is voor onze dagen niet fraai te noemen, en de ligging door het rusteloos vertier daarbuiten niet zeer gelukkig’ aldus het Verslag over den staat van het Sted. Gymnasium te Amsterdam, gedurende het jaar 1875.
[...]
In 1880 en '81 is de feitelijke toestand deze: Alle beschikbare ruim- | |
| |
te, in 1875 voor 115 leerlingen in beslag genomen, blijkt thans voor 200 leerlingen voldoende te zijn; en vraagt men naar de inderdaad verrassende oplossing van dit raadsel, beschamend voor de twijfelaars klinkt het antwoord: de grootere lokalen zijn door een vertikaal schot in tweeën gedeeld: ziedaar de ‘uitbreiding’ der lokalen; dus het onmogelijke op de allereenvoudigste wijze verwezenlijkt, uitbreiding der lokalen, zonder over meerdere ruimte te beschikken.
[...]
Het eenvoudigste middel om zich te overtuigen van het bedorven zijn der atmospheer op het Amsterdamsch Gymnasium is wel, sommige der lokalen binnen te treden, wanneer een docent, niet tegen vocht bestand, een uur of langer daarin met zijne leerlingen vertoefd heeft, met alle ramen en deuren zorgvuldig gesloten. Het gevoel van walging, dat zich van ons meester maakt, gaat vaak alle beschrijving te boven, en uit zich zeer eigenaardig in de natuurtaal der jongens, die veelal van ‘stinkhokken’ spreken, wanneer zij de lokalen van het Gymnasium bedoelen.
[...]
Verklaren wij ons nader.
Op Dinsdag 8 Februari 1881, 's namiddags ten 2 ure, heeft de rector, op het verzoek van meerdere leeraren, zich genoodzaakt gevoeld, ongeveer de helft der leerlingen van het Gymnasium (zegge 100 leerlingen) naar huis te laten gaan, wegens de verpestende stank, in alle benedenvertrekken heerschende.
[...]
Er is voor ongeveer 200 schoheren slechts één privaat in de onmiddellijke nabijheid van het eenige duinwaterkraantje, waarvan het noodzakelijk gevolg is, dat vaak door leeraren en leerlingen bij de plaats ‘file’ gemaakt wordt! Het jongste Kon. Besluit aangaande lager en middelbaar onderwijs (Staatsblad no. 167) vordert, dat elke klasse haar eigen privaat hebbe, met duidelijke omschrijving van de wijze waarop en hoe dit gelegen moet zijn. Bij het gymnasiaal (hooger) onderwijs - althans te Amsterdam, waar 2 afdeelingen zijn - behelpt met zich met één, nagenoeg geheel van licht verstoken, privaat, dat geventileerd wordt (sic) door een uitgenomen glasruit, uitkomende op een gang, die tevens eenige lokalen van versche lucht (sic) behoort te voorzien.
[...]
De verwarming der lokalen is zeer onvoldoende; zij geschiedt door gewone of huis-kachels, geheel aan de contrôle der leeraren onttrokken. De schoorsteenen trekken in den regel slecht, zoodat rook in vele lokalen telkens voorkomt, somtijds zóó erg, dat het ademhalen onmogelijk wordt zonder het openzetten van alle vensters. (noot: Dat vele kachels niet van mantels (vuurschermen) zijn voorzien, en de eerste rijen banken meestal te dicht bij de kachel staan, waardoor het gebeuren kan dat het bord tevens als vuurscherm dienst moet doen, is aan het Amsterdamsch Gymnasium slechts een kleinigheid).
| |
| |
[...]
Ook van de zoo hoog geroemde Hollandsche zindelijkheid, die meestal bestaat in vloeren-dweilen en glazen-lappen, is hier weinig te bespeuren; het is o.a. voorgekomen dat leerlingen de opmerkzaamheid vestigden op spinraggen, die na de vacantie (evenals de grieven der leeraren) nog onveranderd bestonden. Het daglicht valt in nagenoeg alle lokalen òf gebrekkig òf overmatig, is dus schadelijk voor de oogen en zeer hinderlijk bij onderwijs op het bord. Elk oogenblik moet een leeraar hooren: ‘Mijnheer, ik kan niet zien’ - en bij nader onderzoek blijkt dat de leerling gelijkheeft. [...] Ook de gordijnen (lappen doek) zijn veelal, zoo zij al voorkomen, òf te kort, òf te doorschijnend, òf te laag aangebracht, òf niet te bewegen, - zoodat het overmatige bovenlicht in het geheel niet kan worden getemperd. Er bestaat gebrek aan ruimte. Immers er is geen inwonend concierge bij den tegenwoordigen toestand mogelijk; er is geen ruimte voor een docentenkamer; geen ruimte voor bergplaatsen van kleederen; geen ruimte voor zooveel andere dingen die op elke welingerichte school aanwezig zijn.
[...]
In vele lokalen, aan de straat gelegen, is - zoodra een of meer ramen worden opengezet, en andere ventilatie is er immers niet - het rumoer daarbuiten vaak zóó groot, dat men onmiddellijk tot sluiting der vensters moet overgaan. In dergelijke lokalen (er zijn er, die uitsluitend ramen aan de straat hebben) komt het voor, dat zelfs bij warm weder alle gemeenschap met de buitenlucht is afgesloten. De vruchten van het onderwijs, alsdan te verwachten, zijn zeker denkbeeldig. (Noot: Wanneer de leeraren, in weerwil van alles, de vensters open houden, dan moeten zij vaak het hoofd bieden aan de concurrentie van orgeldraaiers en venters op straat, wier ontboezemingen voor jongens onder schooltijd veel aantrekkelijks hebben. Gezwegen nog van de voorbijtrekkende karren, rijtuigen, enz.)
Interieur en leraren, goeddeels vóór Gorters schooltijd, zijn zeer levendig beschreven door Aeg. W. Timmerman in Tim's herinneringen, blz. 85 tot 136 van de tweede druk (A'dam, z.j. - ca 1958 -).
| |
1881:2
Uit het dagboek van Adriaan Gildemeester. [Y]
14 juni 1881. - Fragment
A. at bij ons. Toen kwam Mr K. mij spreken. Later Gerard Quarles [...] en Herman Gorter. Verder met A. gewerkt en over Twenthe gepraat.
Adriaan Gildemeester (1828-1901), tot 1882 makelaar te Amsterdam en lid van de Provinciale Staten van Noord Holland, schreef in deze jaren een dagboek, voornamelijk om de vraag ‘waar blijft mijn tijd?’ te kunnen beantwoorden. Het bestaat dan ook vooral uit vermeldingen van zijn talrijke financiële, sociaal-filantropische en culturele besognes die zijn functies in kascommissies en besturen meebrachten; voorts bevat het notities inzake zijn lectuur, zijn vakantieverblijven, zijn visites en de weersgesteldheid (‘Vrijdag 25 Aug. Regen en wind! Verder niet veel byzonders’). Hij was een intimus
| |
| |
van Professor Allard Pierson, in dit citaat aangeduid als A., die hij zeer bewonderde. Hij was gehuwd met een dochter van Willem de Clercq. Tot zijn kennissen en vrienden behoorden onder anderen Mr N.G. Cnoop Koopmans, M.J. Waller, Ds van Gorkum en Professor de Hoop Scheffer. Had de laatste wellicht Gildemeesters aandacht op het gezin Gorter gevestigd? Zie voor G.'s bemoeiingen 1882:1, 2 en 4 (plus commentaar).
| |
1881:3
Herman Gorter aan Mevrouw I. Koenen-van Notten. [J]
(Haarlem, 17 juli 1881). - Briefkaart
[*] Mevrouw! [Tot mij]n groot genoegen kan ik u melden dat we [alle]n zeer gezond, zij het dan ook verkouden, zijn. We hadden gisteren een erg prettigen dag, dien wij besloten met een rijtoertje. We gingen hier met ons drieën jongens in het rijtuig, maar iemand die ons onder weg zag, zou toch gezegd hebben dat we met ons vijven waren. Dit schijnbaar ongelooflijk geval zult U echter met Uwe scherpzinnigheid wel kunnen ophelderen. Ofschoon ik hierbij nog veel zou kunnen en willen voegen zie ik dat ik reeds den benedenrand zeer dicht nader. In de hoop dus dat U mijn slecht schrift zult kunnen lezen blijf ik Uw U liefhebbend vriendje Pantsz
Sommige tekstgedeelten ontbreken doordat de postzegel is weggeknipt; mijn aanvullingen hier en daar zijn gissingen. - Met de zoons van Mevrouw Koenen, onder wie Jaap Koenen, verbleef Herman in het zomerhuis van deze familie, te Beverwijk. Zie hiervoor 1879:3. De rijtoer zal gemaakt zijn met dezelfde muilezelwagen als waarvan sprake is in 1881:4.
| |
1881:4
Douwe Gorter aan Mevrouw I. Koenen-van Notten. [J]
(Haarlem, 24 juli 1881). - Briefkaart
[*] Mevrouw! [Gis] teren hier aangekomen ben ik reeds [*] in het schrijversbond opgenomen [en vervul] hierbij mijn aangenamen [plicht]. Alles is hier zeer welvarende, uitgezonderd het muildier, als u dien meê tellen wilt, dat gisteren eene nieuwe wond kreeg. Gisterenmorgen hebben wij een ontdekkingstocht gedaan ten noorden van den weg naar Wijk aan Zee, maar vonden niet veel moois, gisterenmiddag reden wij naar IJmuiden en braken de singel van het muildier en 's avonds waren wij bij Halverhout. De hartelijkste groeten van Mej. Tuyn Her[man en de] geheele nakome[lingschap] en met de beste w[ensen voor] Uwe gezondheid van Uw toegenegen vriend Douwe
De laatste zin is vertikaal door de overige tekst heengeschreven. Voor de hiaten en hun gedeeltelijke invullingen zie men het commentaar bij 1881:3. - (T: noorden).
| |
1881:4A, 1923
F.H. Koenen aan zijn familieleden in Holland. [Z]
Manchester [ca 1923]. - Fragment
[Na uitvoerig beschreven te hebben, hoe hij onlangs Gorter weer eens - na tientallen jaren - ontmoet heeft en tijdens een treinreis tussen Haarlem en Schiedam met hem bijpraatte] Ik verzuimde nog te reppen van zijn spreken over eenzame tochten in de Breezaap ter herinnering aan de gelukkige Beverwijksche dagen die hij herdenkt als ‘onze gelukkige jeugd’. Hij bezocht daar dan den ‘Pansberg’ en ook het door mij vergeten ‘K. kk. ren Dal’ (met permissie tot de dames lezers) ook geheeten ‘de Frankenkom’.
| |
| |
F.H. (Frits) Koenen, geboren in 1866, een jongere broer van Jaap Koenen, woonde en werkte sinds 1890 in Engeland. Hij en Gorter hadden elkaar destijds vooral gevonden in hun enthousiasme voor de sport. - Het gedeeltelijk verzwegen woord moet worden gelezen als ‘Kakkerendal’.
| |
1882:1
Uit het dagboek van Adriaan Gildemeester. [Y]
4 februari 1882. - Fragment
[Bij een opsomming van de talrijke bezigheden der afgelopen maand, waaronder besprekingen, vergaderingen, correspondentie, het regelen van cadeaux voor bedienden en knechts, opreddering van papieren, regelingboeken enz., en ‘couponknipperij’, ook:] Geldtoezending aan Louise Westendorp, Mevr. Gorter.
Wellicht hangt deze financiële hulp met de ziekte van Nina samen, vermeld onder 1882:2. Zie voor Gildemeester het commentaar bij 1881:2.
| |
1882:1A, 1897
Uit ‘Cricket’, door W. Mulier. [MM, p. 101]
Fragment
In de hoofdstad des rijks is het H. Gorter, de thans als letterkundige zoo wel bekende Dr Herman Gorter, die de bal aan 't rollen brengt en de cricketclub ‘Run’ opricht. De oprichtersvergadering had 20 Maart 1882 plaats en staande die vergadering, werd Gorter tot voorzitter, H.J. Koenen tot secret. en E.J. Bok tot penningmeester gekozen. Run speelde in het Vondelpark en de oefeningen der leden, die in het volgende jaar tot een 30-tal aangroeiden, werden druk bezocht.
Cricket was - evenals de andere van het Engelse kostschoolleven afgekeken sporten die in deze jaren hier geïntroduceerd werden - voornamelijk een aangelegenheid voor jongelui uit gegoede milieus. Gorter, zelf uit een eenvoudig, zij het intellectueel milieu, raakte in zijn gymnasiumtijd met hen in contact, en vaak bevriend. Zo was E.J. Bok een klasgenoot; H.J. Koenen zat twee klassen lager (zie voor hem 1879:3). De sport baarde wel veel opzien en stuitte ook vaak op weerstand bij de oudere Victoriaanse generatie, maar door de sociale status van de beoefenaars werd het pleit toch vrij gemakkelijk gewonnen. - Het spelen ging in deze eerste tien jaren veelal gepaard met lunches, diners, bals, optochten met door de dames geborduurde vaandels en andere feestelijkheden, veelal op de landgoederen, in Den Haag en Velsen o.a., waar men terreinen vond. Pas na 1890 komt er sprake van een meer serieuze en centraal georganiseerde activiteit. - Het weekblad Nederlandsche Sport, dat in 1882 begint te verschijnen en aanvankelijk geheel gevuld is met paardenren-en jachtberichten, stelt van 1883 af zijn kolommen ook beschikbaar voor het vaak zeer uitvoerige geschrijf over vergaderingen en wedstrijden van de talrijke cricketclubs en -clubjes. Wij danken daaraan een vrij nauwkeurige documentatie van deze kant van Gorters leven.
| |
1882:2
Uit het dagboek van Adriaan Gildemeester. [Y]
16 april 1882. - Fragment
Bezoek bij Mevr. Gorter. Nina, het herstelde lieve meisje. Ik voelde dankbaar dat dit eenige dochterken der weduwe gespaard was. Douwe sprak van het plan dat zijn halsgezwel weggenomen zou worden...
| |
1882:3
[Q]
Op 25 mei verhuist Mevrouw Gorter-Lugt met haar drie kinderen, haar moeder en haar jongere zuster naar Amsteldijk 9 hs,
| |
| |
Utrechtsche zijde (thans nog hetzelfde nummer.) Een maand later komt haar ongehuwde nicht voor een periode van bijna drie jaar inwonen. - In de vijf jaren dat het gezin op dit adres verblijft zijn er negen jonge dames en pension, soms voor enkele maanden, meestal echter gedurende enkele jaren; voorts zes dames die in leeftijd dichter bij die van Gorters moeder komen; deze blijven gewoonlijk twee à drie jaar. Tenslotte woont op ditzelfde adres gedurende een half jaar een ouder echtpaar, en gedurende drie maanden een neefje uit de familie Lugt. En talrijke dienstboden, die komen en gaan.
| |
1882:3A, 1960
Herinneringen van Piet Coerman, op schrift gesteld voor Jenne Clinge Doorenbos en hier en daar door haar gepreciseerd. [J]
Fragmenten
(Gorter vertelde mij:) Douwe was een goede broer voor mij: altijd mocht ik zijn overhemden lenen en op zondagen zijn mooiste das. Hij maakte nooit moeilijkheden. Ik kwam veel meer voor mezelf op: met het eten zaten wij, Douwe en ik, aan weerszijden van Moeder. En als de schaal door haar aan hem gegeven werd, zei ik: ‘Douwe, denk aan je broertje!’ [Correctie J. Clinge Doorenbos: Moeder Gorter zat aan het hoofd van de lange tafel, rechts en links langs de lange zijden zaten de pensiongasten, aan het andere (‘onder’ -) einde van de tafel zaten de drie kinderen, van wie Douwe als oudste het eerst de schalen, waaruit de gasten zich reeds bediend hadden, kreeg].
Het huis waar zijn moeder pension hield, stond dicht bij de Hoge Sluis, en waaghals die hij was, dan klom hij op het hoge dak, om vandaaruit te genieten van het stadsbeeld en in het bijzonder van het gezicht over de Amstel.
We hadden het over het slecht betaald worden van litteraire arbeid en kwamen via De Kleine Johannes, waarvoor v. Eeden naar ik meen ƒ 60, - gekregen heeft, op het journalistieke werk van zijn Vader. Het was Het Nieuws van den Dag niet slecht gegaan gedurende de korte tijd, dat Simon Gorter redacteur was, de aandeelhouders konden tevreden zijn. Doch toen de man stierf, die de oorzaak van deze bloei was, kreeg de weduwe ƒ 200.- per jaar. Dat was niet zo bar veel (als je rekent dat Multatuli ƒ 20 000.- een beledigende fooi vond) maar zijn Moeder sloeg er zich dapper door als pensionhoudster.
En dan moest hij, die de zorgen van het gezin deelde, naar de ‘heren’ een voorschot van ƒ 200.- vragen en hij krijgt het op voorwaarde, dat dit bedrag in twee jaar terug betaald wordt, met het gevolg, dat het pensioen gereduceerd wordt tot honderd gulden. Hij was ongeveer zestig, toen hij dit ophaalde, maar hij barstte haast van woede.
J.P.A. Coerman (1890-1962) was onderwijzer te Bussum en woonde sinds 1908 dicht bij Gorter. Van die tijd dateert hun vriendschap. In de S.D.A.P., de S.D.P. en de verdere politieke strijd bleven hij en zijn gezin nauw met Gorter verbonden.
| |
| |
| |
1882:4
Uit het dagboek van Adriaan Gildemeester. [Y]
23 juli 1882. - Fragment
Nam. [iddags] visite bij Paula Betsy en bij Mevr. Lugt en Joh. G. in hun nieuwe huis. Warm; goede indrukken.
Waarschijnlijk is de afgekorte naam aan te vullen tot: Johanna Gorter, die inderdaad sinds kort verhuisd was, met haar moeder, Mevrouw Lugt-Scheltema (1882:3). Ook op 7 januari 1883 ging Gildemeester 's middags op bezoek bij Mevrouw Gorter.
| |
1882:5
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Werkzaamheden in klasse V (1881-82)
Behandeld in klasse v door Dr H.P. Speyer (Grieksch):
Aristophanes Plutus tot vs 500
Homeri Ilias i cursorisch
Luciani, eenige dialogi Deorum
(was door Dr Kappeyne v.d. Copello behandeld)
Aristophanis Plutus tot vs 600
Lysias xii, tot 650
Door Dr J. van Leeuwen Jr behandeld:
Sophoclis Philoctetes tot vs 403
Door Dr A.H.G.P. van den Es behandeld:
Soph. Philoct. vs 403-uit
Lysias xii 650-uit
Homeri Odyssea vi, vii, viii, ix, x en xi tot vs 100 cursorisch.
Behandeld door F. Stoett (Nederlandsch)
Nederl. Letterk. tot 1670.
Stijlleer.
Behandeld door J.W. Jansen (Duitsch)
Schiller, Jungfrau von Orléans, Don Carlos, Maria Stuart.
Lessing, Nathan der Weise
Grammatica- en vertaalwerk.
Behandeld door E.A. Sunier (Fransch)
Traductions de Nos bons villageois de Sardou et du Misanthrope.
Behandeld door G.C. Kapteyn (Engelsch)
Thackerey, Samuel Titmarsh; Ivanhoe; Hamlet.
Opstellen.
Behandeld door Dr J. Dornseiffen (Latijn)
Grammatica Prosodie - versus turbati
Sallust. Jug. caput 40-55
Curtius (cursorisch) iv C. 1-5
Libellus iocularis (curs.) nr 1-181
Verg. Aen. lib. vii
Terent. Heautontimor
Horat. Epod. 16, Carm. lib 1 c. 12, 22, 24, 29, 30, 31, 37.
Romeinsche Gesch. begin-146 v.C. en 146-48 v.C.
| |
| |
Behandeld door Dr A. Kettner (Wiskunde)
Algebra: Vergelijkingen 2de graad met 2 en meer onbekende.
Logarithmen. Samengestelde interest rekening.
Vraagstukken. Reken- en meetkundige reeksen.
Meetkunde: Herhaling van de hoofdzaken der planimetrie
Toepassing op vraagstukken. Stereometrie t/m de inhoud van de pyramide.
Behandeld door Dr H.W.C.E. Bückmann (Natuurkunde)
Beknopt overzicht van de leer der beweging en krachten.
Zwaartekracht. Evenwicht van vloeistoffen. Wet van Archimedes en hare toepassingen. Werking der zwaartekracht op gassen.
Wet van Bayle en hare toepassingen.
Toepassing van het behandelde op vraagstukken.
Behandeld door H.J. Calkoen of Dr J.C.C. Loman (Biol)
Plantkunde: Vormleer der vegetatieve en generatieve organen der planten.
Dierkunde: Het merischelijk lichaam.
Behandeld door H. Berkhout (Gymnastiek)
Voortzetting der bovengenoemde oefeningen:
Marschoefeningen - Vrije oefeningen - Halteroefeningen
Oefeningen aan rek, ringen, brug en schuine ladder.
| |
1882:6
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Eindrapport van Herman Gofter, vijfde klasse 1881-82
Grieksch 444, Latijn 555, Nederl. 555, Fransch 333, Hoogdt. 555, Engels 555, Geschied. 555, Wiskunde 344, Nat./Scheik. 344, Nat. Hist. 555, Gymn....
De drie cijfers bij elk vak betreffen respectievelijk vorderingen, ijver en gedrag.
| |
1882:7
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Ranglijst vijfde klasse 1881-82
H. Gorter: Grieksch 1, Latijn en Nederlandsch: niet ingevuld, Fransch 3, Hoogduitsch 1, Engelsch 1, Geschiedenis en Wiskunde: niet ingevuld, Nat./Scheik. 2 Nat. Hist.2
| |
1882:8
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Klasselijsten en rooster van de cursus 1882-1883. - Fragmenten
In de zesde klasse nemen plaats de leerlingen G.P. ter Braak [...]
H. Gorter, W. Jonker [...] F.A. Molster [...].
In deze klasse warden 8 uren Grieksch, 7 uren Latijn, 1 uur Fransch, Nederlandsch, Duitsch en Engelsch, 3 uren Geschiedenis, 1 uur Aardrijkskunde, 2 uren Wiskunde, en 2 uren Natuur- en Scheikunde gegeven.
| |
| |
Dr. v.d. Es (Grieksch) behandelt:
Plato Laches, Demosthenes Pro Corona, Sophocles Oed. Tyrannus.
Cursorisch: Aeschines Contra Aesiphonteus, Herodotus v, Homerus Ilias v-xvii. Bovendien grammatica en thema's.
Dr. Speyer behandelt:
de Grieksche letterkunde sedert Aeschylus, de Latijnsche letterkunde tot den aanvang van de zilveren eeuw.
Dr. Dornseiffen (Latijn) behandelt:
Cicero, Cato Maior 1 De senectute
Id., Pro Roscio Amerino.
Tacitus, Agricola.
Vergilius, Aen. liber 1 en 2
Horatius, Carm. 1, 1-12, 11 1, 2, 3, 6, 7, 10, 14, 15, 18; Satyr. lib. I 5 en 6; Epistul. lib. 1 1, 2, 3, 4.
Plautus, Aulularia.
De heer Hofdijk (Nederlandsch) behandelt:
De Nederlandsche Letterkunde van de 16e eeuw tot op heden.
De heer Sunier (Fransch) behandelt:
La fille de Roland (De Bornier)
Phèdre (Racine)
Le gendre de Mr Poirier (Sardou)
De heer Jansen (Duitsch) behandelt:
Fiesco zu Genua (Schiller)
Der zerbrochene Krug (H. von Kleist)
Auswahl aus Theodor Körner
Novelle von W. Weiler.
De heer Kapteyn (Engelsch) behandelt:
Walter Scott
Macaulay
De heer Raabe (Geschiedenis) behandelt:
de nieuwe geschiedenis van 1700-1871
overzicht van de staatsregeling in Nederland ± 1500-1849 de belangrijkste punten uit de Rom. Antiquiteiten.
De heer Timmerman (Aardrijkskunde) behandelt:
Hoofdtrekken der wiskundige aardrijkskunde.
De heer Kettner (Wiskunde) behandelt:
herhaling algebra en plani/stereometrie.
| |
| |
De heer Bückmann (Natuurkunde) behandelt:
Gassen, Warmte.
De heer Loman (Nat. Hist.) behandelt:
Vogels, Reptiliën, Amphibieën en Visschen.
Anatomie der Planten.
De hier genoemde medeleerlingen zou Gorter in zijn studentenjaren opnieuw in zijn naaste omgeving aantreffen.
| |
1882:9
Uit het jaarverslag 1882 van de Curatoren van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Op 1 Januari van dit jaar bedroeg het aantal ingeschreven leerlingen 189, onder dewelke 5 vrouwelijke. Hare aanwezigheid bracht geenerlei bezwaren mede. [...]
Voor de gymnastieklessen in de hoogere klassen schijnt de lust en ijver minder groot dan in de lagere afdelingen.
| |
1883:1
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Register der staten van de leerlingen 1882-83 Klasse VI. Staat van den leerling H. Gorter
Vakken |
Vorderingen |
|
IJver |
|
Gedrag |
|
Aanmerkingen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 |
2 |
1 |
2 |
1 |
2 |
Afwezig 6 |
Grieksch |
5 |
5 |
5 |
5 |
5 |
5 |
|
Latijn |
4 |
4 |
5 |
4 |
5 |
5 |
|
Nederl. |
4 |
4 |
5 |
5 |
5 |
5 |
|
Fransch |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
|
Hoogdt. |
5 |
5 |
5 |
4 |
5 |
5 |
|
Engelsch |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
|
Gesch. |
4 |
4 |
4 |
4 |
5 |
4 |
|
Aardr. |
4 |
3 |
4 |
3 |
4 |
4 |
|
Wisk. |
4 |
2 |
4 |
2 |
5 |
4 |
|
Nat./Sch. |
2 |
3 |
3 |
4 |
3 |
4 |
|
Nat. Hist. |
(4) |
|
(4) |
|
(4) |
|
|
Gymn. |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1883:1A, 1960
Professor P. Groeneboom in een gesprek met Enno Endt, september 1960. [B2]
Professor J. van Leeuwen, die Gorters leraar is geweest op het gymnasium in Amsterdam, vertelde mij later, dat hij op school een voortreffelijke leerling was. In de vijfde en zesde klas had hij het hele jaar door geen enkele fout gemaakt. Die fouten werden toentertijd geteld, en het totaal diende als norm bij de overgang.
De bekende klassicus Groeneboom was zelf weer oudleerling van Gorter. Zie daarvoor 1890:7a.
| |
| |
| |
1883:2
Uit het archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Gegevens betreffende het eindexamen 1883-Fragment
Plaats: gebouw d'Geelvinck (Singel 530)
Het examen omvat:
a schriftelijk:
vertaling uit het Grieksch, 30 minuten
opstel Nederlandsch, 1 uur 20 minuten
Stelkunde, Meetkunde, 1 uur 40 minuten
Fransch, Duitsch, Engelsch, elk 30 minuten.
b mondeling:
eenvoudig Attisch proza, [geen tijd vermeld]
Grieksche epische poëzie, 30 minuten
Latijnsch proza, 30 minuten
Gemakkelijke Latijnsche poëzie, 30 minuten
Geschiedenis, 10 minuten.
| |
1883:3
Archief van het Amsterdams Gymnasium. [Q, PA 260]
Uit de notulen van het eindexamen 1883
Gecommitteerden: Dr. H.T. Karsten, prof. te A'dam; Dr. J. Veldman, prof. te A'dam; Dr. P. van Geer, prof te Leiden.
Data van het eindexamen: van 27 tot 30 Juni en op 2 en 3 Juli.
1e dag (28 Juni) Gorter. Grieksch, Latijn goed. Wiskunde terugkomen. N. talen goed. H.H. Gecommiteerden zeggen dat zijn Lat. thema beter kon zijn.
Examen 29 Juni, Namiddag 4 uur judicium. Tegenwoordig H.H. Gecommitteerden en leeraren (Uitgezonderd Hofdijk) Gorter De leeraren zijn voor het geven van het diploma. Gecomm. merkt aan dat hij de zwakste was voor Wiskunde. De Heeren hebben geen bezwaar, maar geen lof mag hem gegeven worden.
| |
1883:4
Uit het weekblad Nederlandsche sport van 29 september 1883. [NN, nr 62]
Rubriek: Cricket.
Zondag 22 [lees: 23] September ll. heeft in het Vondelpark, op het terrein van het cricket-veld, een match plaats gehad tusschen Utrecht en Amsterdam. Het was een schoone dag voor dit spel vol gezonde beweging en krachtsinspanning. Door de Amsterdamsche Cricket-Club werd de eerste medaille gewonnen met 66 punten, tegen 52 van de Utrechtsche.
De heer H. Gorter maakte van deze 66 punten 32 en behaalde daarmee dus den personeelen prijs.
In het Gorterarchief (Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage) bevindt zich een zilveren medalje met de inscriptie: gewonnen door H. Gorter, 23 September 1883, uitgeloofd door acc run.
| |
1883:4A-1897
Uit ‘Cricket’, door W. Mulier. [MM, p. 107]
Te Amsterdam werd door Gorter de krachtige C.C. ‘Quick’ opgericht die van 83 tot 86 heel wat leven in het Amsterdamsche spel heeft gebracht. De kleuren waren rood en wit. Een der eerste voltallige besturen, die wij kennen en waarin de oprichter Gorter al geen zitting meer heeft, doch als Eerelid genoemd wordt, is als volgt samengesteld: H. Bergsma pres, P.W. Waller secr., L. Har- | |
| |
togh penningmeester, J.P. Mercier captain, A.J. Cnoop Koopmans matchcaptain.
De mededelingen van deze eerste auteur op het gebied van het Nederlandse cricket, de ook in de voetbalwereld als pionier bekend staande Pim Mulier, moeten zeer voorzichtig gehanteerd worden, aldus latere crickethistorici. Gezien de rivaliteit tussen de jongensclubs lijkt het vreemd dat Gorter, lid van Run, een andere club oprichtte, te meer omdat hij in volgende jaren steeds voor Run speelde, nooit voor Quick. Het is mogelijk, dat Quick een club van juniores was, die zich min of meer onder auspiciën van de oudere Gorter stelden. - A.J. (Bram) Cnoop Koopmans zat op het gymnasium enige klassen lager; hij zou later een zwager van Gorter worden.
| |
1883:4B-1927
Henri van Booven in het Algemeen Handelsblad van 17 september 1927. [AH]
Sportrubriek. Herman Gorter. - Fragment
Uit zijn eersten crickettijd vertelde hij mij eens het volgende uit de dagen van de oprichting in 1883 van den Nederlandschen Cricket Bond. Door de groote populariteit die het spel toen bezat, er waren clubs tot in Friesland en Zeeland, kwamen er ook vele vertegenwoordigers van verschillende vereenigingen, een twaalftal, op de oprichtingsvergadering. Dat daar heel wat onrijpe denkbeelden op cricketgebied werden verkondigd spreekt van zelf, zoo wilde Nijmegen de Engelsche benamingen door Hollandsche vervangen zien, en over het reglement kon men het maar niet eens worden. Gorter was toen voorzitter van het te Amsterdam 20 Maart 1882 ontstane Run, De Amst. Cricket Club Sport was op 25 Maart van dat jaar opgericht. In zijn hoedanigheid van afgevaardigde van Run wist Gorter vredestichtend te werken, al dacht Rood en Wit met booze gezichten het meest te bereiken. Ook toen was hij de man die hoofdzakelijk goede sport wilde. Op het einde van de maand September was de Ned. Cricket Bond opgericht. Merkwaardig is dat toen tot in den herfst, en zelfs in den winter werd gespeeld. Gorter veegde, met vrienden, meermalen een deel van het crickeveld vrij van sneeuw, om aldus een bespeelbare pitch te maken. Men speelde met vingers, blauw van koude, maar het was cricket van vurige liefhebbers en van mensen die veel voor hun sport over hadden.
Henri van Booven (1877-1962), schrijver van o.a. de roman Tropenwee (1904), later freelance journalist, begon op 12-jarige leeftijd te cricketen en kreeg daarbij aanwijzingen van Gorter (aldus Van Booven zelf in Jubileumboek 50-jarig bestaan van vra, 1964, aldaar op p. 41). Dat moet dan in 1889 of 1890 geweest zijn. Omstreeks de jaren 1910 en 1920 ontmoetten zij elkaar in de Hilversumse Cricket Club, totdat de heren in die club de communist geworden Gorter te verstaan gaven, dat zij niet langer van zijn lidmaatschap gediend waren. Van Booven was daarover wel verontwaardigd, maar kon het niet verhinderen. - Naast dit fragment wordt er uit zijn artikel bij Gorters dood ook geciteerd onder 1888:8a en onder1890:70a.
|
|