14
Brief uit Minde bij Bergen, 27 maart 1922:
Felix, Felix, jij grote domme jongen, dacht je er dan helemaal niet aan om aan boord van het Noorse schip naar mij te vragen? Ik had niets met de stoomvaartmaatschappij te maken, omdat mijn reisbiljet geheel in orde was. Je brief is gisteren gekomen - en ik moest huilen. Vergeef me dat ik je zo'n verdriet gedaan heb door je vergeefs te laten reizen, maar ik kon het niet anders doen - en ik verlangde er zo naar om je te ontmoeten! Ik heb een tweede brief uit Marseille geschreven zodra de reis vaststond. Er was namelijk sprake van dat er de 12e geen boot zou gaan vanaf Rotterdam, zodat ik via Hamburg zou moeten reizen. Mijn reisgezelschap zou in Parijs blijven en pas zaterdag in Rotterdam aankomen, maar voor de gezelligheid volgden ze mij en we reisden twee nachten samen en bleven de tussenliggende dag in Parijs. Ik wilde de vrijdag in Rotterdam zijn in de hoop jou te treffen. Vanaf het moment dat ik aan boord kwam, onderzocht ik direct of ‘iemand’ naar mij gevraagd had. Later, toen we aan wal gingen, gaf ik opdracht om als ‘iemand’ naar me vroeg, te zeggen dat ik dan en dan te treffen was. Een Nederlander hielp me om je op te zoeken in het telefoonboek, maar ik wist niet meer in welke stad je woonde, dus daar vonden we je niet. We dineerden 's avonds bij Riche, en later gingen we naar Pschorr en ik speurde overal naar je. De volgende ochtend liep ik door de stad - de boot vertrok om 1 uur 's middags. Ik voelde me zo bedroefd en eenzaam toen we Nederland verlieten en ik je niet had getroffen. Ik dacht namelijk dat je er niet meer om gaf om me te ontmoeten na al die jaren. Diep in mijn hart vond ik nog steeds een verontschuldiging voor je - dat je misschien mijn brief niet gekregen had of dat je te ver weg was om naar Rotterdam te kunnen komen.
Maar nu weet ik dat je mijn eigen lieve vriend bent - en ik ben blij, ondanks mijn tranen en ondanks het verschrikkelijke feit dat we een hele dag om elkaar heen gelopen zijn in dezelfde stad, zonder elkaar te zien. Mijn kleine jongen kwam met je brief aanrennen, toen mijn trouwe tante Anna, de kinderen en ik gisteren op onze ochtendwandeling langs het postkantoor gingen. Ik moest hem meteen lezen, dus we gingen op een bank zitten. Tante Anna kreeg de foto en het krantenknipsel te zien, terwijl ik de brief las. Ze zag mijn tranen en toen vertelde ik haar over onze mislukte ontmoeting. Ik vertelde haar ook dat ik je vanuit Marseille geschreven had zonder dat Vilhelm dat wist, en ook dat ik drie jaar geleden 4 dagen met Vilhelm in Nederland was geweest. Toen wilde ik je graag ontmoeten, en Vilhelm zei dat ik dat vooral moest doen, maar dat hij dan zou opstappen. Wat kon ik toen anders doen dan je laten schieten? Tante Anna vroeg me je haar groeten te doen, voor het geval je niet gauw naar Noorwegen komt.