3
Brief uit Parijs, 31 maart 1910:
Lieve Felix,
Ik had gehoopt gisteren of vandaag een brief van je te vinden, maar er is niets gekomen.
Hoe gaat het met je? Je bent toch niet ziek? - Vanuit Venlo hoor ik dat je in Amsterdam een lezing moet houden over je gedichten en de muziek daarbij.Ga naar eind1 Dat heb je mij niet verteld. Waarom niet? Je weet, ik ben zo geïnteresseerd in jou en jouw leven, dus ik vind het niet leuk om van anderen dingen te horen die je me zelf had kunnen vertellen!
Vandaag sneeuwt het hier - verder waren de afgelopen dagen heerlijk met zon en warmte - en ik ben me gelukkig gaan voelen.
10-4-[1910] Heb je zitten wachten op een echte brief van mij? De tijd ontglipt me volkomen hier in Parijs. Ik heb nergens tijd voor. En ik ben zelden alleen om mijn gedachten op een rij te zetten. Heb je mijn laatste kaart gekregen? Nogmaals hartelijk dank voor de vier kaarten die je mij gestuurd hebt. Daar was ik heel blij mee.
Hoe gaat het met jou? En met je werk? Misschien ben je onderweg naar Amsterdam om je lezing te houden. En wanneer komt Noorwegen nu aan de beurt? Ik verheug me erop om je daar te ontmoeten, want ik heb je zoveel te vertellen, zowel over mijn gedachten als over mijn belevenissen. En ik heb geen tijd om alles op te schrijven, snap je.
Als ik terugdenk aan de tijd in Sittard, herinner ik me duizenden dingen. Ik had je moeten vertellen over Noorwegen en onze literatuur. Maar mijn gedachten werden zo in beslag genomen door de lente en de zonsondergang, dat ik mij niet kon losrukken. Ik stuur je een paar gedichten van CaspariGa naar eind2. Ik heb de tijd genomen om ze over te schrijven. Je moet Caspari lezen om een idee van onze natuur te krijgen. Wat ben ik blij dat je het gedicht ‘Vildren’ [Radeloosheid] zult lezen!
Zeg, kun je niet een paar van je verzamelingen overgeschreven gedichten meenemen naar Bergen? Ik wil zo graag een paar gedichten overschrijven die we samen in ons ‘Noorwegen’ lazen.
Pater v. Well en ik hebben de laatste tijd met elkaar gecorrespondeerd. Hij stuurt ons met strakke teugels aan, merk ik wel. Maar het verbaast me dat hij geen diepere mensenkennis heeft. Of komt dat misschien doordat wij Noren iets nieuws en onbekends voor hem zijn, zodat het hem moeite kost om ons helemaal te doorgronden? Misschien lach je nu om me en vind je dat ik weer belangrijk doe, maar zo bedoel ik het niet.