Mathias Kemp. Een leven voor Limburg
(1991)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
De fabrieken van Petrus Regout omstreeks 1870.
| |
[pagina 9]
| |
hoofdstuk I
| |
[pagina 10]
| |
Geboorteakte van Mathias Hubertus Kemp, 31 december 1890.
Door de ondernemers werden de arbeiders louter als produktie-eenheid bezien. Een produktie-eenheid die zo min mogelijk moest kosten en die bij onvoldoende rendement gewoon werd vervangen. De lonen waren navenant en eigenlijk te laag om van te leven. Vandaar dat veel vrouwen en kinderen (in de meeste gevallen vanaf hun twaalfde jaar, maar soms ook al eerder) mee moesten werken.Ga naar eind3. De leef- en werkomstandigheden voor de arbeidende Maastrichtenaren werden nog slechter toen de fabrikanten in de laatste twintig jaar van de vorige eeuw met problemen te kampen kregen. Als gevolg van de vrije handelspolitiek die Nederland voerde, konden artikelen uit het buitenland makkelijk worden ingevoerd en hier tegen lage prijzen verkocht. Nederlandse bedrijven konden echter hun produkten niet op de buitenlandse markt kwijt. De meeste andere landen voerden namelijk een beschermende handelspolitiek en lieten hoge invoerrechten betalen. De economische malaise die daarvan het gevolg was, werd het hevigst gevoeld door de arbeiders. Velen verloren hun baan of kregen nog minder loon uitbetaald. Mede daardoor waren in 1896 3000 van de 7000 Maastrichtse gezinnen van hulp van het Burgerlijk Armbestuur afhankelijk om te kunnen overleven.Ga naar eind4. Maar ook de medicijnen en het voedsel van de liefdadige instellingen konden niet voorkomen, dat de armen van de stad verzwakten en een makkelijke prooi waren voor de meest uiteenlopende ziekten. Epidemieën hadden vrij spel in de arbeiderswijken, waar de mensen dicht opeengepakt woonden.Ga naar eind5. | |
AfkomstIn dat Maastricht werd Mathias Hubertus Kemp op 31 december 1890 geboren. Hij was de tweede zoon van het echtpaar Hubertus Kemp en Maria Catherina van der Venne. Vier jaar voor hem was Pierre geboren, de broer die hem nog op vele andere gebieden zou voorgaan. De op 11 juni 1859 geboren vader Hubertus Kemp was, net als zijn vijf jaar eerder (5 juli 1854) ter wereld gekomen vrouw, een echte Maastrichtenaar.Ga naar eind6. De familie Kemp had diepe wortels in de stad, want leden er- | |
[pagina 11]
| |
van woonden al in 1400 in Maastricht.Ga naar eind7. Enkele eeuwen behoorde de familie tot de gegoede burgerij. De welstand nam later echter af, naar de overlevering meldde vooral doordat de overgrootvader van Mathias over een aangenomen bouwwerk in een proces verwikkeld raakte met de staat en al zijn geld kwijtraakte. Dat moet in het begin van de negentiende eeuw zijn geweest.Ga naar eind8. Hubertus was er net als zijn vader (die schrijnwerker was) niet in geslaagd de weg terug te vinden. Hij was steenhouwer van beroep en gespecialiseerd in het scherpen van molenstenen. Bij het preparen en onderhouden van de maalstenen van de Maastrichtse meelmolens toonde hij zich in de jaren tachtig van de vorige eeuw echter een goed vakman. Zo goed dat hij door een Duitse firma uit Poppelsdorf bij Bonn in dienst werd genomen. Het gezin Kemp (nog zonder Mathias) verbleef daar van 1888 tot 1890.Ga naar eind9. Voor het eind van 1890 keerden Hubertus, de zwangere Maria en zoontje Pierre terug naar Maastricht, waar zij zich vestigden aan de Rechtstraat 79, in het pand genaamd ‘In den witten Valk’. Daar werd op de laatste dag van het jaar, 's middags rond een uur of vier Mathias geboren.Ga naar eind10. Angst voor silicose, een stoflongziekte die bij steenhouwers heel vaak voor kwam, bewoog vader Kemp tot een overstap naar de keramische industrie.Ga naar eind11. Ook daar hadden veel arbeiders last van longziekten, de zogenaamde ‘pottemènnekeskrènkde’. Kemp senior werd echter drukker en kwam daardoor niet in aanraking met de grondstoffen voor het aardewerk die de beroepsziekte veroorzaakten. Hubertus Kemp was slechts één van de vele duizenden arbeiders in de Maastrichter aardewerkindustrie. Hij verdiende waarschijnlijk net genoeg om zijn gezin in leven te kunnen houden. Toch slaagden hij en zijn vrouw erin hun kinderen iets meer te geven dan alleen het dagelijks brood. Op de een of andere manier was er, bewust of onbewust, iets als een cultureel klimaat in huize Kemp. Er hingen bijvoorbeeld prenten aan de muur, zogenaamde oleografiën (een soort reproduktie, waarbij de voorstelling in kleur op linnen werd afgedrukt). Ook nam vader Kemp vaak mislukte drukvellen met daarop allerhande
Het uitgaan van de fabrieken van Regout. Prentbriefkaart uit ca. 1910.
De Rechtstraat, gezien naar de Hoogbrugstraat, 1926.
| |
[pagina 12]
| |
De drukkersafdeling van de Société Céramique, 2 december 1900.
Het drukken van decors in een aardewerkfabriek. Gravure uit 1880.
voorstellingen mee. Verder kwamen er bladen in huis, zoals de Katholieke IllustratieGa naar eind12. en het AdvertentiebladGa naar eind13., en was er een cither waarop de broers zich konden uitleven. Zo deden Pierre en Mathias hun eerste bescheiden culturele indrukken op. | |
Teruggetrokken en schuchterDe kleine Mathias, door zijn ouders en broer ‘Jeuke’ genaamd,Ga naar eind14. was een dromerig jongetje. Zelf omschreef hij zich in ‘Over het dagboek van een kleinen jongen’, opgenomen in zijn in 1918 verschenen eerste prozabundel ‘Zeven Boomen Opgezet’, als ‘een wat teruggetrokken, schuchter jongetje, dat zeer in-zich-zelf met allerlei dingen bezig is, zelden wat vraagt en maar weinig met andere menschen meeleeft’.Ga naar eind15. In de eerste twaalf jaren van zijn leven woonde hij, op enkele maanden na, bijna voortdurend aan of in de directe nabijheid van de Maas. Dat had grote invloed op zijn denk-en leefwereld. Vooral de periode tussen 30 juni 1893 en 24 december 1897, toen het gezin Kemp vlak aan de Maas aan de Steenenwal 12 (nu Cörversplein) in Wyck-Maastricht woonde, was de rivier permanent aanwezig in zijn bestaan. Vanuit het raam twee hoog kon hij de Maas, de huizen van Maastricht aan de overkant en de vlakbijgelegen Servaasbrug goed zien. In zijn jongensdagboek maakte hij vele notities die betrekking hadden op zijn liefde voor de rivier en de schepen die er over voeren. ‘Vanmorgen is er een groot ijzeren schip afgekomen, zonder dat ik het heb gezien, terwijl men toch weet, dat ik er graag naar kijk. Ik heb vader en moeder gevraagd het schip te doen terugkomen om het nog eens onder de brug te doen doorgaan. Ze hebben het niet willen doen en zeiden, dat ik iets onmogelijks vroeg. Ik heb er zelfs om gehuild, maar het schip is weggebleven’.Ga naar eind16. Zijn belangstelling voor de scheepvaart, uitte hij op kinderlijke wijze door voortdurend papieren scheepjes te vouwen, schipbreuken te tekenen en aan te pappen met schipperskinderen. Op een gegeven moment wist hij zeker dat hij later schipper zou worden. Dat kwam er echter niet van, de rivier zou op andere manieren een rol gaan spelen in zijn leven. Geen | |
[pagina 13]
| |
Houtskooltekening gemaakt door de jonge Mathias Kemp.
Gezicht op de O.L. Vrouwewal en het kanaal Luik-Maastricht, ca. 1884.
| |
[pagina 14]
| |
Communieprent van Mathieu Kemp, 1902.
Matthias Kemp als communicant, met links zijn broer Pierre, ca. 1902.
| |
[pagina 15]
| |
andere Maastrichtenaar zou er zoveel over schrijven als Mathias Kemp.Ga naar eind17. Jeuke was verder een heel gewoon jongetje, dat vocht, streken uithaalde en met zijn vrienden door de straten van Wyck zwierf. Vanaf zijn zesde levensjaar bezocht hij de lagere school. Deze werd geleid door de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis der Heilige Maagd Maria. Naar eigen zeggen, kon Mathias goed leren, maar was hij niet erg vlijtig. Hij verbaasde zijn leermeesters door zijn scherpzinnige geest en wonderlijke fantasie.Ga naar eind18. Getuige enkele notities in zijn jongensdagboek toonde hij zich in zijn schooljaren ook een beetje pedant. Zo vertelde hij daarin, dat in de litanie van Onze Lieve Vrouw de termen Gulden Huis, Ivoren Toren en Morgenster voorkomen. Naar zijn mening was dat afgoderij, vandaar dat hij weigerde om ‘Bid voor ons’ te antwoorden. De broeder die de jongens in de mis begeleidde deed dit wel. ‘Zou die nu niet wèten, dat dit afgoderij is? De heidenen hadden immers zon en maan en sterren als afgoden. Daarom zeg ik op “Morgenster” nooit meer “bid voor ons”, in de rest van de litanie steekt, geloof ik, geen kwaad’, noteerde hij, al jong kritisch.Ga naar eind19. | |
AardewerkschilderNadat Mathias de lagere school had doorlopen, mocht hij van zijn vader kiezen of hij verder wilde leren of dat hij een baan ging zoeken. Een ruimhartige opstelling van vader Kemp, want het gezin had het allerminst breed. Zijn inmiddels bijna 12 jaar oude zoon koos echter voor het werken en werd loopjongen. Hij maakte lange dagen van soms wel tien uur en verdiende daarmee een weekloon van 15 cent. Zijn salaris vormde een welkome aanvulling op het budget van de familie, zeker toen hij het door enkele wisselingen van functie op wist te voeren tot een kwartje per week.Ga naar eind20. Al die wisselende baantjes boden echter weinig toekomstperspectief, reden voor Kemp om in 1904 in dienst te treden van de aardewerkfabriek Société Céramique, waar zijn vader en zijn broer Pierre ook al werkten. Mathias werd net als zijn
Ontwerp voor een bord, getekend door M. Kemp, ca. 1902.
| |
[pagina 16]
| |
Vader Hubertus Kemp met fiets, ca 1900.
broer plateelschilder.Ga naar eind21. Dat betekende dat hij met de hand kopjes, borden en kommen moest beschilderen in een van de ateliers van de fabriek. In zo'n atelier stonden honderden stapels serviesgoed te wachten op de plateelschilders. Van ieder van hen werd verwacht dat hij dagelijks enkele honderden kopjes, borden of kommen voorzag van een motief.Ga naar eind22. Meestal ging het daarbij om een bladmotief, een bloem met steel of een rechte lijn. Veel creativiteit was er niet voor nodig, wel een vaste en snelle hand.Ga naar eind23. Mathias, inmiddels meestal Math genaamd, had echter meer in zijn mars. Na enkele jaren werd hij de modellist van zijn afdeling, iets wat broer Pierre in zijn afdeling al eerder was geworden. De beide Kemps ontwierpen dus nieuwe motieven voor het serviesgoed van de Céramique. Dat vergde wel de nodige artisticiteit, wat maakte dat Math van zijn werk hield. Eigen jong talent werd indertijd echter niet gewaardeerd bij de aardewerkfabriek in Wyck. Als er een nieuwe topontwerper moest komen, werd die bijna altijd van elders gehaald. Math voelde zich daardoor voor de eerste keer miskend en besefte dat er voor hem geen perspectieven waren bij de Céramique. Dat, gevoegd bij zijn overtuiging dat hij voor iets bijzonders voorbestemd was, maakte het hem in april 1913 niet moeilijk om ontslag te nemen en te kiezen voor een jaar vrijaf, waarin hij zich helemaal kon wijden aan de ontplooiing van zijn creatieve vaardigheden.Ga naar eind24. | |
Eerste indrukkenDie creatieve vaardigheden waren overigens al veel eerder aan het licht gekomen. Math kon goed tekenen, was muzikaal en stond zeer open voor de letterkunde. Zijn muzikaliteit was heel erg gestimuleerd doordat de familie een Duitse Erato harp-cither in huis had. Dat was een snaarinstrument dat op een tafel gelegd en vervolgens bespeeld kon worden, met de vingers of een speciale pen. Math bracht zichzelf met behulp van de harp-cither en de erbij horende handboeken de muzikale grondbeginselen bij, leerde wat over harmonie en accoorden. ‘Wie deze cither bespeelde bezat boekjes, | |
[pagina 17]
| |
waarin op erg vereenvoudigde wijze, hoofdwerken der muziekliteratuur voorkwamen. Dit verruimde op buitengewone wijze de culturele horizont. Nagenoeg al de grote componisten had men erin verwerkt: Mozart, Haydn, Beethoven, om de drie grootste toondichters te noemen, trof men in die “Hefte” aan, tot Mascagni toe’, schreef hij er later over.Ga naar eind25. Bij zijn bezoeken aan het patronaat in Wyck, werd hij steevast aangetrokken door de piano die daar stond. Ook daar oefende hij geduldig op, totdat hij tenslotte een stuk kon spelen. Noten lezen kon hij echter nog steeds niet. Hoewel hij graag pianopartituren bekeek, had hij er niets aan. Toch inspireerde dat kijken naar die partituren hem, net als de bezoeken aan de concerten van het Stedelijk Orkest in het stadspark. Het zette de jonge Kemp aan tot een primitieve wijze van componeren. Zijn eerste compositie maakte hij rond zijn twaalfde jaar. Daarop volgden er al snel meer. Eén daarvan was bijvoorbeeld een vierstemmig koor. Al snel werd hij stoutmoedig en waagde zich aan een opera, ‘Cleopatra’ geheten. Verder dan zo'n 25 maten van de ouverture kwam hij echter niet.Ga naar eind26. De muziek bracht hem tevens in aanraking met de literatuur. De teksten van de liederen van Schubert en Schumann, die in de handboeken van de harp-cither waren afgedrukt, waren van Heine, Von Eichendorff en andere romantici.Ga naar eind27. Het was ook een gedicht van een Duitse romanticus, dat Math liet ‘ontwaken voor den dichtkunst’. In de door pater Bernard van Meurs gemaakte bloemlezing ‘Germania's dichtbloemen’ vond de jonge Maastrichtenaar het vertaalde werk van diverse Duitse romantici. Een gedicht van Uhland, en met name een strofe daaruit, bleef Kemp altijd bij:
Stil is 't meer,
heinde en veer,
zie ik scheepjes langs de baren
vlug als zwanen huiswaarts varen
Compositie van “Mei en Kunst”. Door M. Kemp.
| |
[pagina 18]
| |
De muziekkiosk bij de ingang van het stadspark in 1900.
zo'n verrukkelijk vers, doch ik kan dit nu niet meer zien, omdat het nog telkens een complex van gevoelens en herinneringen oproept die critische waardering onmogelijk maken. Het opende mijn ogen, die van een zeven-jarige, voor de schoonheid der dichtkunst’. Niet lang daarna werd hij opnieuw bijzonder getroffen door een gedicht. Ter gelegenheid van de feesten rond de kroning van koningin Wilhelmina werd in 1898 in Maastricht door het jongenskoor waarvan broer Pierre deel uitmaakte een speciaal lied ingestudeerd. Pierre oefende ook thuis, zodat Math wekenlang hoorde:
Daar was eens een stede,
heel grijs en heel oud,
zij werd in het verleden gebouwd...
Het was een van de eerste gedichten van de toen nog heel jonge Marie Koenen. Daarover schreef hij in Roeping: ‘Ook dit vers roept wonderlijke ontroeringen in hem op, doet in hem, onbewust iets van den dichter ontwaken. Hij zingt het mee; het blijft nazingen in zijn herinnering; hij vergeet het nooit geheel’.Ga naar eind28. Door Uhland en Koenen geïnspireerd, begon hij amper acht jaar oud zelf met schrijven. Zijn eerste ‘werk’ was een wat fantastisch verhaal, dat over reuzen ging en zich in de wolken afspeelde. De illustraties erbij maakte hijzelf. Twee jaar later schreef hij een klein toneelspel, getiteld ‘De wonderdokter’. Beide werkstukken bleven niet bewaard. Zijn plezier in de letteren en met name de poëzie werd voor lange tijd bedorven toen hij thuis op de zolder een gedichtenbundel vond, getiteld ‘Gedichten van den Schoolmeester!’ Die vond hij zo kinderachtig, dat hij zich van de letteren afkeerde. Math schreef niet meer en wijdde zich volledig aan zijn grote liefde: het tekenen.Ga naar eind29. Die tekendrang was beïnvloed door de prenten die vader Kemp mee naar huis bracht van zijn werk. Daarop stonden veel | |
[pagina 19]
| |
bloemen en bossen, maar ook taferelen met herders. Verder hingen er thuis zoals gezegd enkele reprodukties aan de muur. Bovendien zette het werk bij de Céramique, dat aanvankelijk niet aan zijn creatieve verlangens voldeed, hem ertoe aan in zijn vrije tijd te tekenen. Van doorslaggevende invloed zal echter Pierre's succes zijn geweest. Deze was rond 1904 leerling geworden van het Stadstekeninstituut. Daar deed hij het bijzonder goed, want hij won vaak prijzen. Math meldde zich in 1906 aan bij de Patronaatstekenschool in Wyck. Deze stond onder leiding van de schrijver, acteur en schilder Fons Olterdissen. De jonge Kemp vond al snel dat Olterdissen hem als tekenleraar niet veel te bieden had en stapte over naar het Stadstekeninstituut. Dat lag bovendien direct naast de deur van de ouderlijke woning. De familie was begin oktober 1902 vanuit Wyck naar de overkant van de Maas verhuisd en woonde in de Mariastraat 11, vlakbij de voormalige Augustijnenkerk waarin het Stadstekeninstituut was gevestigd. Veel voordeel had Math echter niet van die nabijheid, want al snel nadat hij zich had aangemeld voor de hoogste tekenklas en de zondagsschilderschool keerde het gezin terug naar Wyck. Per 22 december 1906 woonde het Lage Barakken 13. Ook op het Stadstekeninstituut bleef de jongste Kemp niet lang. Hij kon niet zo goed opschieten met zijn leraar, de schilder Robert Graafland. Toen deze hem, waarschijnlijk uit pedagogische overwegingen een prijs onthield, was dat voor Math reden om het instituut al na een jaar de rug toe te keren. Pierre vond dat jammer en bemiddelde tussen de twee, met als resultaat dat zijn broer in elk geval nog de schilderklas volgde. Een klas die grote invloed op zijn verdere culturele ontwikkeling zou uitoefenen.Ga naar eind30. | |
De klas GraaflandDe impressionistische schilder jonkheer Robert Archibald Graafland (1875-1940) was sinds de oprichting in 1898 als tekenleraar verbonden aan het Stadstekeninstituut. Voor de start ervan beschikte Limburg nauwelijks over artistieke of weten-
De Kesselskade met de Augustijnenkerk waar het stadstekeninstituut was gevestigd, rond 1900.
| |
[pagina 20]
| |
Landschappen gemaakt door M. Kemp. Olieverf op karton. (Archief Kemp-Dassen).
schappelijke opleidingsinstituten. De provincie lag niet alleen op economisch gebied geïsoleerd, ook cultureel was ze van de rest van Nederland afgesneden. Wie kunstenaar wilde worden, moest zijn heil elders zoeken. Het was echter niet het culturele isolement dat de gemeenteraad van Maastricht aan het eind van de vorige eeuw aanzette tot de instelling van een Stadstekeninstituut. Er was in de plaatselijke industrie grote behoefte aan goed opgeleide arbeiders, die niet alleen hun vak verstonden, maar tevens moreel en intellectueel wat meer te bieden hadden dan de doorsnee werknemer in die tijd. Graafland bleek zijn leerlingen op dat vlak uitstekend te kunnen scholen. Hij besteedde tijdens zijn lessen niet alleen aandacht aan tekenen en de schilderkunst, maar ook aan muziek en literatuur. Bovendien bracht hij zijn voor die tijd nogal libertijnse ideeën op een deel van zijn leerlingen over. Al snel kwam er een soort van tweedeling onder de leerlingen tot stand. Er waren er die tevreden waren met de bekwaamheden die Graafland en anderen hen bijbrachten. Maar er waren er ook die open stonden voor meer, die artistiek begaafd bleken, die zich volgelingen van hun leermeester toonden. Voor die kleine groep geïnteresseerde en getalenteerde leerlingen zette Graafland zijn zondagsschilderschool op.Ga naar eind31. Leerlingen van die zondagsschilderschool, meestal ‘de klas Graafland’ genaamd, waren buiten de broers Kemp onder anderen Henri Jonas, Edmond Bellefroid, Jean Grégoire, de gebroeders Jan en Jos Postmes, Victor Marres, Charles Hollman en Joep Narinx. 's Winters werd naar model geschilderd in een bovenzaal van de voormalige Augustijnenkerk, 's zomers toog de hele groep naar buiten om in de omgeving van Maastricht ‘en plein air’ te schilderen. Graafland was voor zijn leerlingen vooral een bezieler, een inspirator. Hij was een leermeester die hen niet alleen bijbracht dat wit geen kleur was en dat je de wolken beter met citroencadmium kon schilderen, maar die hen opwekte tot grote prestaties. Hij wist uit iedereen te halen wat er in zat. Math Kemp, die zoals gezegd niet zo goed met hem kon op- | |
[pagina 21]
| |
schieten, herinnerde zich Graafland in 1956 als ‘een fascinerende, soms charmante persoonlijkheid, die echter meer bewondering dan sympathie wist op te wekken’. ‘Te midden van zijn leerlingen, alle uit burgerlijk milieu, bleef hij wat te zeer aristocraat, van voorname vriendelijkheid, van hoofse vormen, al kon hij wel eens anders uit de hoek komen. Hij schiep “distance” niet alleen door het bovengenoemde, doch mede door zijn geestessfeer, die contrasteerde met die van het traditioneel katholieke en wat volkse van kring van discipelen. Dit niet zo homogene belette niet dat zijn grote gaven als leraar ongehinderd tot hun recht konden komen. Hij wist te bezielen en bovendien behoefde hij 't niet bij woorden en raadgevingen te laten, hij was immers meteen zelf een virtuoos meester. Kwam hij de werkstukken controleren, dan wist hij daarin steeds dit of dat met een rake streek of 'n pittige toets te verbeteren’.Ga naar eind32. Het sprak vanzelf dat Graaflands leerlingen ook impressionistisch werk voortbrachten. Toch waren er onderlinge verschillen mogelijk. Zo speelde de fantasie een zeer grote rol in Pierre's schilderijen, terwijl Math natuurgetrouw werkte, bomen en landschappen weergaf zoals hij ze zag.Ga naar eind33. Als er conflicten ontstonden over werkstukken, dan hadden die vaak te maken met het feit dat Graafland er ideeën op nahield die botsten met het katholieke gedachtengoed waarmee zijn leerlingen vertrouwd waren. Pierre werkte bijvoorbeeld een keer het thema ‘terugkeer’, dat de jonkheer hem had opgegeven, op geheel eigen wijze uit. Hij schilderde zwarte ruiters tegen een achtergrond van gele vlammen. Het werk moest de terugkeer van de verdoemden na het laatste oordeel naar de hel voorstellen. Graafland werd daar buitengewoon boos over, niet omdat het schilderij hem niet beviel, maar omdat er naar zijn mening geen hel bestond.Ga naar eind34. Zo vormde hij zijn leerlingen op velerlei wijzen. Langzaam maar zeker ontstond er een door hem geïnspireerde groep jonge kunstenaars, wier impressionistische werk bepaalde overeenkomsten vertoonde. Daardoor werd de klas Graafland al gauw een school, soms de Limburgse en dan weer de Maastrichtse
Studie voor een zelfportret van de kunstenaar Rob Graafland. (Coll. Spaans Gouvernement).
| |
[pagina 22]
| |
Tekening van M. Kemp, 1911. (Coll Bonnefantenmuseum).
school genaamd. Die school zorgde ervoor dat voor het eerst sinds mensenheugenis Limburg ging meetellen op artistiek gebied en het culturele isolement van het gewest grotendeels werd opgeheven. Math Kemp keerde de klas Graafland echter al eerder de rug toe. Door zijn contacten met de priester Jean Verheggen onderging hij geestelijke invloeden die strijdig waren aan die van Graafland. De doorslag gaf echter zijn toenemende literaire belangstelling. Ook deze was overigens door Graafland gestimuleerd, want hij liet Pierre en via deze Math kennis maken met de zogenaamde ‘kleengedichten’ van Guido Gezelle, die voor beider literaire loopbaan van enorme betekenis werden. Het voornaamste wat Math meekreeg van de klas Graafland was echter de liefde voor het Limburgse landschap. Die ontlook tijdens het schilderen in de omgeving van Heugem en het Jekerdal. De natuurstudies die hij daar maakte, brachten hem ‘tot een rustige en aandachtige beschouwing van het lieflijke, romantische landschap van ons zuiden, waarop ik verliefd gebleven ben’. ‘Vooral de oogsttijd, wanneer helling af en heuvel op de schoven staan te pralen in het zomergoud, als de eerste korenmijten worden opgebouwd, was voor mij een tijd van verrukking. Uren lang gezeten voor een landschap, het spel der belichting in iedere nuance observerend, leerde ik de schoonheid van deze Limburgse natuur wel grondig kennen. Wanneer later de dichter in mij ontwaakt, zal hij de wereld nog geruime tijd zien met de ogen van een schilder’, noteerde hij in zijn autobiografie.Ga naar eind35. | |
Limburg aan ChristusNadat de familie Kemp in december 1906 terugkeerde naar Wyck, waar ze eerst Lage Barakken 13 en later Lage Barakken 5 ging wonen, kwam Math in contact met de jonge kapelaan Jean Verheggen (1875-1936). Deze was in december 1903 kapelaan geworden in Wyck. In die functie leidde hij ook de St. Josephscongregatie en het erbij horende patronaat. De congregatie had ook een zangclub en een toneelclub en | |
[pagina 23]
| |
verzorgde diverse cursussen voor de jongens uit Wyck. Math was lid van de zangclub en volgde een apologetische cursus. Hij leerde dus de katholieke kerk te verdedigen, met name tegen socialisten. Verheggen had grote invloed op de jongste Kemp. Terwijl hij als kind nogal devoot was en vrijmoedig, werd hij door zijn contacten met de kapelaan serieuzer. Streng van zeden en orthodox van principe, noemde hij het zelf.Ga naar eind36. Verheggen probeerde door de jeugd van Wyck op allerlei manieren aan zich en de kerk te binden, katholiek Maastricht te beschermen tegen het opkomend socialisme. Als gevolg van de nog altijd voortdurende wantoestanden in de fabrieken, die rond 1907 nog verergerden doordat het bijzonder slecht ging met de aardewerkindustrie, was er in Maastricht wel een voedingsbodem voor. De socialisten wilden daar gebruik van maken en stuurden regelmatig propagandisten naar de Limburgse provinciehoofdstad. In juni 1908 was dat de 40-jarige ex-priester Henri van Vorst. Deze wist de geestelijkheid van de stad al snel tegen zich in het harnas te jagen, doordat hij zowel in redes als in een vaste rubriek in het socialistische blad ‘De Voorvechter’ steeds fel te keer ging tegen priesters. Hij vertelde de arbeiders dat de geestelijken waar ze zo hoog tegenop keken hen misleidden, zowel op economisch als op geestelijk gebied. Volgens hem waren ze slechts handlangers van het kapitaal. De katholieke leiders in Maastricht waren vanzelfsprekend niet zo blij met het anti-clericale optreden van Van Vorst. Op alle mogelijke manieren werd daarom geprobeerd hem te dwarsbomen. Zo werd onder meer ‘De Voorvechter’ verboden voor katholieken, wie het blad las beging een doodzonde. Omdat het verbod niet direct effect sorteerde, werd met een actie tegen het venten met ‘De Voorvechter’ gestart. Die campagne bestond niet alleen uit een persoffensief en een vloed van waarschuwende redes, maar ook uit het dwarszitten van de venters van ‘De Voorvechter’ en Van Vorst zelf. Vooral bij dat dwarszitten, waren de patronaatsjongens van kapelaan Verheggen en dus Math Kemp betrokken.Ga naar eind37. Eind 1908 en begin 1909 ontstonden diverse malen relletjes, waarbij de katholieke Maastrichtenaren flink
De Rechtstraat in Wyck met gezicht op de St. Martinuskerk, ca. 1903.
| |
[pagina 24]
| |
Portret van H. van Vorst. Potloodtekening van A. Wijns, ca. 1910.
Kapelaan J. Verheggen (1875-1936).
te keer gingen, getuige een verslag uit het dagblad de Limburger Koerier van 4 januari 1909: ‘Als naar gewoonte werd Zaterdagavond met de Voorvechter gecolporteerd. In plaats van te toeteren op een hoorn, droeg men een transparant door de stad, waarop te lezen stond: “Lees de Voorvechter”. Een tweetal vrouwen trachtte het blaadje aan de man te brengen. Doch nauwelijks hadden de socialisten zich op straat vertoond, of uit alle hoeken der stad kwamen jongens en mannen opdagen, leden van Kath. vereenigingen, die in optocht van hunnen kant eveneens door de straten trokken een verlichte transparant met zich dragend waarop aan de ene zijde: een Kruisbeeld op den anderen kant de woorden: Limburg aan Christus. Onder het zingen van het bondslied van Voor Eer en Deugd, volgde men de colporteurs van het anti-clericale blaadje. Op den duur werden deze laatsten dit moede, en zochten hun heil in een café. In den laten avond groeide de menigte tot duizenden aan; heel de stad was in opschudding. In het centrum kwam het haast tot een botsing tusschen de partijen. Op allerlei, ook niet steeds prijselijke wijzen gaf men lucht aan zijn afkeer tegen den renegaat, die zich echter niet op straat waagde. Voor zijn huis en de woningen van andere bekende socialisten werden vijandige betoogingen gehouden’.Ga naar eind38. Achter het spandoek met het opschrift ‘Limburg aan Christus’ liep ook Math Kemp. Deze en de vele andere betogingen die volgden en waar hij bij betrokken was, maakten grote indruk op hem. Hij ging zich helemaal voor de katholieke zaak inzetten en stelde kapelaan Verheggen voor een blad uit te geven, waarin de strijd tegen Van Vorst en andere socialisten kon worden gevoerd. Dat blad kwam er inderdaad, echter zonder dat hij erbij betrokken werd, wat hem eerst wel dwarszat. Het blad heette ‘De Bessem’. Math leverde er ook enkele bijdragen aan: karikaturen.Ga naar eind39. Zo kwam hij via kapelaan Verheggen in aanraking met de politiek. De priester zorgde er bovendien via de apologetische cursus voor dat hij zodanig geschoold werd, dat hij er over kon | |
[pagina 25]
| |
debatteren, dat hij de katholieke politiek kon uitleggen en verdedigen. Daarmee kreeg hij een instrument in handen, dat voor zijn bijna een aanvang nemende journalistieke loopbaan van enorme betekenis was. Ook kreeg hij in de St. Josephscongregatie artistieke impulsen op muzikaal en dramatisch gebied, die een aanvulling vormden op de invloeden die hij in de klas Graafland onderging. Rond zijn twintigste waren de leer- en vormingsjaren van Math Kemp afgerond, en hoewel hij slechts de lagere school had afgemaakt, had hij meer kennis en levenswijsheid opgedaan dan menig leeftijdgenoot die wel had doorgeleerd.
Titelpagina van De Bessem van 9 april 1910.
| |
[pagina 26]
| |
Portret van M. Kemp geschilderd door zijn broer Pierre Kemp, 1906. (Coll. Bonnefantenmuseum).
|
|