De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 227] [p. 227] Inval By gelegentheid van den Nieuw-jaarsdag 1692. 'T Gemeen en drocke doen, is als de tyd verjaart, Malkandren op dien dag te wenschen Heyl en Zegen; Ik als de rest voorheen gewent yets sulks te plegen, Vraag nu waar toe gewenst? en, wat is wenschens waart? Sot wenschen! Soo men nog op 't tydlijk wel zyn staart; Is niet het eeuwige door Christus bloed verkregen, Voor sestien Eeuwen en nog langer, van Gods wegen Verkondigt? 't welk Gods Soon eerst selver had verklaart. Die zaal'ge onsterflijkheid, door hem geopenbaart, Is 't duursaam nieuws dat soo al 't oude op moet wegen, Dat wy als Christenen, de tyd voorby gesteegen Niet wenschlijks sien in 't geen soo schigtig henen vaart: Als d'een'ge stof van wensch en hoop voor ons gespaart Dat yeder vind, en toon syn Heyl in God gelegen. Vorige Volgende