Bamboe ruist in het Westen
(1964)–Paula Gomes–
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
Het leven
In mij trekt 't leven
Vage verten tegemoet
In machtige greep.
Liefde
De nacht beschermt ons.
Zijn lichaam is warm en goed,
Vol van mijn liefde.
Catastrofe
Een catastrofe.
Alles is nu veranderd.
Een man gaat voorbij.
| |
[pagina 13]
| |
Mijn hart
Mijn hart werd vertrapt.
Gewond in zachte watten
Wacht het genezing.
Verlangen
Als 't gemis groot is
Brandt het verlangen schrijnend
Een vurige wens.
Heimwee
Ver weg is mijn land.
Palmen wuifden mij een groet,
Fluisterend: - Vaarwel! -
| |
[pagina 14]
| |
Verdriet
Verdriet scheurt het hart
In duizend stukken uiteen,
In droeve chaos.
Na een ramp
Is nu alles weg?
Nee, een bloempje tussen 't puin
Kijkt ons vragend aan.
Geluk
Stil ligt het geluk.
Geluk vraagt niets voor zich zelf.
Het fluistert zijn naam.
| |
[pagina 15]
| |
Het eigen ik
Als het eigen ik
Als een zware last los laat
Wordt het leven licht.
Mijn ziel
Als 't hart tot rust komt
Ontdekt de ziel het geluk,
Dat 't hart heeft gezocht.
Herinneringen
Als het donker wordt
Steken herinneringen
Speels hun lampjes op.
| |
[pagina 16]
| |
Het gebed
Eenvoudig is 't kruis
In de gevouwen handen
Der gelovigen.
Mensen in een kamp
Geestdodend wachten
Hulploos starende ogen
Achter de muren.
Thuis
De lichten branden.
Gezelligheid spint een lied
Om ons allen heen.
| |
[pagina 17]
| |
Concert
Tastend volgt mijn ziel
De muziek, die zich verdiept
In haar stemmingen.
Muziek
Muziek pakt de ziel
En voert hem betoverd mee
Naar lichte hoogten.
Kaarsevlam
Rijzend vlammetje,
Zwak flakkerend kaarslichtje
Verwarmt de harten.
| |
[pagina 18]
| |
Klokje
't Antieke klokje
Vertelt ons slechts de tijden,
Die we zelf leven.
Torenklokje
Het dorp slaapt al lang.
Een klokje klept de uren
Vredig in de nacht.
Verweerd kasteeltje
Verweerd kasteeltje
Spiegelt in 't water de sfeer
Van vroeger tijden.
| |
[pagina 19]
| |
Oude cello
Met nerveuze stem
Bezingt de oude cello
Zijn droef verleden.
Kerkje in de sneeuw
In 't kerkje brandt licht.
Onbevangen droomt de sneeuw
In 't zachte schijnsel.
Kerstklokken
Kerstklokken juichen,
Roepen vrede en geluk
Voor alle mensen.
| |
[pagina 20]
| |
![]() | |
[pagina 21]
| |
Oud en Nieuw
Samen wachten wij
Tot een nieuw jaar de weemoed
Zal gaan verdrijven.
Onze boxer
Lenig en krachtig,
Snuivend gaat hij door 't leven,
Geplooid voor zijn tijd.
Mens en dier
Als in een spiegel
Vinden de mensen zich zelf
In het dier terug.
| |
[pagina 22]
| |
Wiegje
Achter gordijntjes
Wacht het nog lege wiegje
Met teder geduld.
Baby
Ragfijne kleertjes
Beschermen 't broze leven,
Wonderlijk teder.
Sint-Nicolaas
Als Sint-Niklaas komt
Vertellen kinderogen
Van angst en vreugde.
| |
[pagina 23]
| |
Teen-agers
Beschermd door hun jeugd
Vinden ze de harde weg
Naar volwassenheid.
Het eerste bal
Met heel wijde rok
Gaat zij naar haar eerste bal.
Nooit was zij zo jong.
Student
Man geworden kind,
Boordevol boekenwijsheid
Gaat 't leven leren.
| |
[pagina 24]
| |
Bruidje
Bloem tussen bloemen
Verbergt zij haar stil geluk
In de witte kant.
Buurmannetje
Rimplig mannetje
Had zijn vriendlijke eenvoud
Als kostbaarst bezit.
De dood
Bleek-witte bloemen.
Het lichaam is koud en stil.
Leven komt tot rust.
| |
[pagina 25]
| |
Het graf
Hier rust de dode.
Een dennetje waakt bij 't graf,
Stil en weemoedig.
De lente
De bloesems geuren.
Oh, wat ben ik koud geweest!
Warm komt het leven.
De zomer
Blauw zijn de luchten.
Hel kijken bloemen mij aan.
Loom geniet mijn hart.
| |
[pagina 26]
| |
De herfst
De wind wordt kouder.
Bruin-rood vallen de blaren.
Onrust waait voorbij.
De winter
De hond ligt bij 't vuur.
Pantoffels zijn warm en wijd.
Buiten is het stil.
De wind
Zacht van loof tot loof
Gaat het gerucht van de wind,
Stil als een gebed.
| |
[pagina 27]
| |
Storm
De wind slaat op hol.
Ik lig in bed en luister.
De nacht blijft wakker.
Regendruppel
Twinklend in de zon,
Vol van 't geheim der wolken,
Droomt de regendrop.
Regen
Droef hangt 't wolkendek.
De regen valt in tranen
Langs de vensterruit.
| |
[pagina 28]
| |
![]() | |
[pagina 29]
| |
Kou
In de felle wind
Snijdt kou meedogenloos scherp
De ziel aan stukken.
Mist
Laag hangt de nevel
Als een mystieke sluier
Om vage verten.
Sneeuw
Als de winter komt
Dekt de sneeuw de aarde toe
Met een zacht wit kleed.
| |
[pagina 30]
| |
Het sneeuwt
In een witte droom
Tekenen lichte vlokken
Dansend een pastel.
Vorst
Bevroren leven,
Kil in de greep van de vorst,
Verstart de natuur.
Dode vleugels
Stil ligt de vlinder.
Dode vleugels in de wind
Wenken 't avondlicht.
| |
[pagina 31]
| |
De morgenstond
Het morgenrood komt
Op het roepen van vogels
Gretig opdagen.
Ochtendgloren
Het duister wijkt heen.
Rekkend ontmoet de natuur
Een gloednieuwe dag.
Het web
Het zonlicht breekt door.
Een spin in gouden draden
Spint zich op zijn prooi.
| |
[pagina 32]
| |
Zonsondergang
De zon daalt bloedrood.
Een vogel maant tot stilte.
Langzaam dooft het licht.
Schemering
Als de schemer valt
Vormen lichten het patroon
In 't kleed van de nacht.
Nacht
Eenzaam gaat de nacht
Langs de gesloten vensters
In de stille straat.
| |
[pagina 33]
| |
Nacht-impressie
Dampig is de nacht.
Maanlicht glijdt van de daken.
Roerloos wacht de straat.
Grachten bij nacht
Lichten als slingers
Spelen in donkre grachten
Hun spel met de nacht.
Trein in de nacht
Lichtend in de nacht,
Zwarte verten tegemoet,
Raast een trein voorbij.
| |
[pagina 34]
| |
![]() | |
[pagina 35]
| |
Sterretje
Sterretje ver weg
Verbergt haar lichtend geheim
In een nachtblauw kleed.
De maan
Heel hoog wacht de maan.
Zilver licht roept stil en zacht
't Leven op aarde.
Boerderijtje
De rode klimroos
Kent de klompen voor de deur
Naast de melkemmers.
| |
[pagina 36]
| |
Veulen
Vallen en opstaan,
Dartel in de grote wei,
Hoog op de benen.
De ploeg
De voren volgen
Het dampend paard voor de ploeg,
Keurig naast elkaar.
Biggetje
Ros' naakt biggetje
Boort zijn krulstaart in de lucht,
Wroetend in de grond.
| |
[pagina 37]
| |
Afscheid
De winter trekt weg.
Het ijs blinkt op de vijver,
Smeltend in de zon.
Verwachting
Bruin is de bosgrond.
Kale takken vangen 't licht,
Wachtend op het groen.
Maart
De bloesems kleumen.
Maartse buien bedreigen
Het tere leven.
| |
[pagina 38]
| |
Bloeiende takken
Geel komt de lente
Als de natuur nog sluimert
In een teer groen bed.
Bloesem
Bloeiende bongerd.
Tere droom vol beloften,
Wiegend in de wind.
Kastanjes
Kastanjes bloeien.
De zon steekt de kaarsjes aan,
Rode en witte.
| |
[pagina 39]
| |
De vijver
Een tak buigt diep voor
De coquette lotusbloem,
Pronkend op 't water.
Rozen
Een lijst van rozen
Om de vensterruit verbloemt
Mijn zicht naar buiten.
Veldboeket
Bloemen en aren
Lachen dansend in de zon,
Spelend met de wind.
| |
[pagina 40]
| |
De klimplant
Verweerde stenen
Helpen de jonge klimplant
Langs de muur omhoog.
Bloemen
Bloemen bij elkaar
Vertellen hun geheimen
In hun eigen kleur.
Weiland
Bloemen in de wei,
Als sterretjes tussen 't gras
Doen koeien dromen.
| |
[pagina 41]
| |
De appels zijn rijp
Door de zon gestoofd
Liggen appels om mij heen,
Blozend in het gras.
Druivenoogst
De druiven zijn rijp.
Zwaar wacht de wijn in trossen
Plukkende handen.
Heide
Langs het grijze pad
Tussen groene dennetjes
Gaat de paarse hei.
| |
[pagina 42]
| |
Mijn stoel in het bos
In 't bos wacht mijn stoel,
Een tronk op een zacht tapijt
Spreidt wijd zijn armen.
Herfsttinten
Gekleed in goudbruin,
Warm en voornaam in de zon,
Rijpt mild de natuur.
De sneeuwbes
Oh Heer, help mijn hart,
Lieflijk als de sneeuwbes doet,
Kou te verdragen.
| |
[pagina 43]
| |
Mimosa
Donzige knopjes
Vertellen in ruige kou
Van een zonnig land.
Dorre takken
Het dode hout rust,
Als de natuur verstilt, broos
In dorre takken.
Tropengroei
De natuur rust nooit.
De zon jaagt het leven voort
En rijpt het te vroeg.
| |
[pagina 44]
| |
![]() | |
[pagina 45]
| |
Haventje
De boten slapen.
Wakend spreidt de vuurtoren
Zijn licht over zee.
Zee bij nacht
't Is nacht geworden.
De zee wiegt het stille strand
Tot het in slaap valt.
Slootje
Voor de huizenrij
Bolt het bruggetje zijn buik
Over het slootje.
| |
[pagina 46]
| |
De zee
Boeiend en machtig
Vertelt de zee zijn verhaal
Op mijn weg langs 't strand.
Côte d'Azur
Aan 't strand in de zon
Dromen wijd open ogen
Van helblauw water.
Storm op zee
Een woedende wind
Zweept schuimbekkend de golven
Hoog boven 't water.
|
|