Darwins hofvijver
(1994)–Tijs Goldschmidt– Auteursrechtelijk beschermdEen drama in het Victoriameer
[pagina 249]
| |
10 Het orakelJinja, Oeganda, 1992Weer die reis. Rondhangen, wachten op aansluiting. In een kille wachtruimte op het vliegveld van Nairobi heeft een klein Afrikaans gezelschap een feestje. Op het grijze linoleum staat een gettoblaster hard aan. De stem van M'Bilia Bel. Hoog en hees. Twee jonge mannen en een vrouw met een kind op de arm zijn geanimeerd aan het dansen. De lucht wordt helgeel, vlammende strepen in de kleuren van het wijde hemd van een van de dansers. Af en toe staat hij even in brand. Een stroom reizigers komt de wachtruimte binnen. Ze lopen dicht op elkaar. In stevig tempo passeren ze het dansende gezelschap en verlaten de wachtruimte weer aan de andere zijde op weg naar hun bagage. Het duurt nog zeker een uur voordat de vlucht naar Entebbe vertrekt. Ik haal enkele artikelen over het Victoriameer uit mijn tas en begin te lezen. De afgelopen decennia is de hoeveelheid blauwalgen sterk toegenomen.Ga naar eind157 Door het inspoelen van voedingszouten tengevolge van ontbossing en misschien ook door zure regen is het meer voedselrijker voor algen geworden. Eindeloze velden blauwalgen bedekken het wateroppervlak. Afstervende algen zinken naar beneden en worden afgebroken door bacteriën, zuurstofverbruikende bacteriën. Tegenwoordig is vijftig tot zeventig procent van het meer het gehele jaar door zuurstofloos.Ga naar eind158 Vroeger ontstond er een zuurstofarme onderlaag in diep water als het lange tijd weinig waaide, maar de scheiding verdween zodra de wind het water mengde.Ga naar eind159 Punt van discussie is of de toename van | |
[pagina 250]
| |
de blauwalgen mede het gevolg is van het verdwijnen van algengrazende vissen uit het ecosysteem. Een indirect effect van het uitzetten van de nijlbaars, die de algengrazers uitroeide. Want het zou ook zo kunnen zijn dat de eutrofiëring van het meer zich zonder nijlbaars op precies dezelfde manier zou hebben voltrokken. Nu opletten dat ik mijn vlucht niet mis. De meeste reizigers zijn al op weg naar het vliegtuig. Van Entebbe in een busje naar Jinja. Een lange rit over stoffige wegen. Savanne, huisjes met daken van golfplaat, koeien op de weg. Het schaduwbeeld van een arend in scherp licht. Afgezet bij hotel Nijlzicht, een gebouw met roze-gestucte muren, dat nog stamt uit de koloniale tijd. Het ligt boven op een heuvel. Ontvangst door enkele Oegandese biologen. Ik geef mijn bagage af en loop de overdadig begroeide tuin in. Tientallen kleuren groen, tientallen bladvormen. Zonnevogels met koppen zo rood alsof ze net in een pot verf zijn gedoopt. Een droog ritmisch tikken en een preutse reutel in een heg. Onthecht klokken hoog in een boom en een heftig sissen in een struik, gevolgd door een verlossend duet. Vogelgeluiden, onmiskenbaar tropisch. Met mijn handen omhoog hang ik tegen het gaas van het metershoge hek dat de tuin omgeeft. In de diepte stroomt de Witte Nijl, die niet ver hiervandaan uit zijn bron, het Victoriameer, ontspringt. Zag Speke het meer voor het eerst in 1857 of 1858? Zijn reisgenoot Burton was in Kazeh, het tegenwoordige Tabora, achtergebleven. Een centrum van slavenhandel. Nog altijd te zien aan de oude mangobomen langs de wegen die erheen leiden. Gegroeid uit mangopitten die slaven op doortocht achterlieten. Burton was sceptisch geweest toen Speke hem vertelde dat hij de bron van de Nijl had gezien. Een geweldige plens water. Dat moest hem wel zijn. Te weinig bewijs, vond Burton, want de plaats waar de Nijl uit het meer te voorschijn kwam, had Speke niet gevonden. Nee, hij stond aan de verkeerde kant, in de buurt van Mwanza. Was het inmiddels zeventien jaar geleden dat de antireizigers Barel en Anker enkele kilometers hiervandaan zaten te mopperen? Steeds herhalend dat ze in Afrika niets te zoeken hadden, behalve die bedreigde furu met hun onweerstaanbare koppen. Ruim tien jaar geleden vertrok ikzelf naar Mwanza in de verwachting dat het verruimend zou zijn enige tijd te vertoeven in een onverstoord tro- | |
[pagina 251]
| |
pisch ecosysteem. In die periode was het systeem razendsnel veranderd en waren er in en rondom het meer nieuwe wetten ontstaan. Aan de overkant van de brede rivier liggen glooiende heuvels zonder bebouwing. Ik steek mijn neus door het gaas heen, zo diep mogelijk in Afrika. Achter me het geroezemoes van de congresgangers: natuurbeschermers, ecologen, limnologen, economen. Bijeengekomen om te spreken over de toekomst van het meer. Hoe kunnen politici worden overtuigd van het belang van natuurbescherming als dat geen geld oplevert? De commerciële visserij beleeft een bloeiperiode. Er wordt veel geld verdiend, deels in buitenlandse valuta, waaraan de landen rondom het meer een schrijnend tekort hebben. Zolang dat zo blijft, heeft het uitzetten van de nijlbaars ten minste het effect gehad waarop de technologen hoopten, al is dat ten koste van de inheemse fauna gegaan. Maar blijven de opbrengsten wel zo hoog? Wat valt er nog te redden van de oorspronkelijke fauna?Ga naar eind160 Veel, zonder twijfel. In kweekvijvers rondom het meer wachten inheemse tilapia's, olifantssnuitvissen, meervallen en andere soorten op het moment dat ze weer terug kunnen. Maar wat is daar voor nodig? Moeten er reservaten komen, waarin de dieren beschermd worden tegen nijlbaars en visserij? Wat is minder kwetsbaar: een enkel groot reservaat of een aantal kleine?Ga naar eind161 Heeft het wel zin furu in het Westen in gevangenschap te kweken? Hoeveel soorten en met welk oogmerk? Om ze als levende fossielen tot in lengte van dagen te bewaren in dierentuinen? Hoe reëel is de kans ze ooit weer los te laten in het meer of in kleine meertjes hier in de buurt? Wie mag er in de ark en wie laten we uitsterven? Wat een vak.Ga naar eind162 Tijd om te wennen aan Afrika is er niet. Lang voordat ik zal beseffen waar ik ben, is de bijeenkomst afgelopen en zit ik weer in de lucht. Merkwaardig dat er niet eens een halve dag is uitgetrokken om te kijken hoe het meer erbij ligt. Baaien die zijn dichtgegroeid met waterlelies en waterhyacinten, bevolkt door reigers, jaçana's, nijlvaranen en pythons. Ik ken deze schijnparadijzen alleen van horen zeggen, maar er is geen tijd om ze te bekijken. Praten en rapporten schrijven. Dat is onze opdracht. Puinruimen, snel en goedkoop. Ik sta te tollen op mijn benen na de reis die 36 uur heeft geduurd | |
[pagina 252]
| |
en aarzel me te storten in de menigte. Het zwangloses Treffen, verplicht onderdeel van elke wetenschappelijke bijeenkomst, is in volle gang. Kon ik eerst maar een paar uur slapen. Er wordt op mijn schouders getikt. ‘Wat jij over die algengrazers zegt. Dat artikel... I could not get much out of it... Oh, I am sorry.’ De man die me heeft aangesproken, steekt zijn hand uit. ‘Do you remember me?... The Bujumbura meeting. Hi...’ Ik buig voorover om mijn veter vast te maken en kijk naar het naambordje dat is vastgespeld op het jasje van mijn rondborstige collega: Nizar Nyaskebo. ‘Nizar! Ik herken je nu pas.’ Het circus is begonnen. Staan daar aan de andere kant van de tuin de onderduikers niet? Zou Melle er al zijn? Ik heb hem in geen jaren gezien. ‘Al was de nijlbaars met een eerbiedige boog om elke algeneter die hij ontmoette, heen gezwommen,’ ratelt Nizar, ‘dan nog zou de hoeveelheid algen sterk zijn toegenomen.’ De eutrofiëring van het meer was al aan de gang voor het begin van het nijlbaarstijdperk. Door inspoelen van nitraten en fosfaten. Door zure regen en misschien verandering van het klimaat. Daardoor ontstaan velden van blauwalgen aan het wateroppervlak.Ga naar eind163 Een jonge vrouw zonder naambordje wringt zich door de menigte. Ze draagt een glanzende donkergele jurk die tot haar enkels reikt, en beweegt zich zwierig in de richting van een barbecue waarmee een kok in de weer is. Ze ziet dat ik kijk en komt even later naar me toe. ‘I stay in room 17,’ fluistert ze terwijl ze mijn schouder aantikt, ‘ik zal erg mijn best doen. Tot straks.’ Heen en weer deinend verdwijnt ze weer uit beeld, verzwolgen door een zee van blauwe colbertjes. Nizar buigt naar me toe en zegt: ‘This lady is prepared to do anything that is allowed between man and woman.’ Hij schiet in de lach en drukt zijn wijsvinger tegen mijn borstbeen. ‘A man needs a woman, it is as simple as that. Kijk niet zo benauwd. Unaogopa, ben je soms bang? Sometimes I just think that sex is more integrated in our society than in Britain.’ Nizar draait zich om en zegt: ‘Daar loopt nog een mooie, maar misschien ligt het meer op jouw weg om de laatste goudvis te redden?’ | |
[pagina 253]
| |
Kishamawe en Maembe slenteren naar ons toe. Waterhyacinten en zuurstof. Daaraan werken zij. Ik ken ze van andere bijeenkomsten. Ze houden een glas in de ene hand, een bierfles in de andere. ‘Het meer is een herinnering,’ zegt Maembe. ‘Kishamawe,’ zegt Nizar, ‘wanneer dreef de eerste waterhyacint het Victoriameer op?’ ‘In 1990, via de Kagerarivier. Ze hebben zich razendsnel langs de oevers verspreid. Ze verstikken de baaien.’Ga naar eind164 Ik luister maar half en kijk of ik Melle zie tussen een groep congresgangers die de tuin inloopt. ‘Over een eeuw is het meer een stinkend moeras. Zoals het ooit begonnen is.’ ‘Misschien loopt het wel heel anders,’ opper ik. ‘Oh, ja?’ zegt Maembe. ‘Heb jij het meer al geroken bij massale vissterfte? Duizenden rottende nijlbaarzen drijvend aan het wateroppervlak. Dat is de laatste jaren herhaaldelijk gezien.Ga naar eind165 Gestikt, overrompeld door een reusachtige bel zuurstofloos water die uit diep water naar boven werd gestuwd.’ ‘Misschien gebeurde dat in het onverstoorde systeem af en toe ook?’ Maar Maembe hoort me niet. ‘Als zo'n bel water op een dag de oeverzone in wordt geblazen, sterven daar de laatste honderd furusoorten ook nog uit. In één klap.’ Ik word draaierig. De bittere smaak van kininepillen. Ik excuseer me, pers mijn lippen op elkaar en verdwijn naar de wc. Tien jaar geleden kwam ik kotsend in Afrika aan en nu, nauwelijks geland, sta ik weer over te geven. Uitgeteld ga ik naar mijn kamer en plof op het bed: ‘Alles wat tussen man en vrouw geoorloofd is.’ Ik word op de been gehouden door een enkele zin.
Als ik de volgende morgen wakker word, is het vierde uur van de dag ingegaan. De eetzaal is leeg, het ontbijt lang voorbij. De openingsrede van de minister is gelukkig achter de rug. Een van de organisatoren houdt nu zijn lezing. Op het diascherm de projectie van een tabel: honderden net niet leesbare getallen. Achter in de schemerige zaal zit Melle. Ik loop naar hem toe en leg mijn hand op zijn rug. ‘Net aangekomen?’ fluister ik. | |
[pagina 254]
| |
‘Gisteravond.’ Ik schuif naast hem aan tafel. Melle knikt naar de spreker achter het houten spreekgestoelte en zegt: ‘Hij zei net, vlak voordat je binnenkwam, dat het uitsterven van de furuzwerm de eerste massa-extinctie is die door mensen bewust is gezien, gevoeld en geregistreerd.’ Melle schrijft de woorden ‘gezien’, ‘gevoeld’ en ‘geregistreerd’ op een blaadje, omcirkelt ze en schuift het papier in mijn richting.Ga naar eind146 Het dringt niet tot me door. Ik heb mezelf tot taak gesteld zo helder mogelijk een onleesbaar getal te tekenen. Af en toe maak ik een aantekening ter herinnering aan een lezing: 1 planeet, 1 experiment (met dank aan E.O. Wilson) / stik... stof... stik / het orakel heeft gesproken.
Het orakel? Om twaalf uur precies zegt de voorzitter een onverstaanbare naam, ter aankondiging van de volgende spreker. Een mager mannetje met grijs haar loopt naar voren. Hij probeert tevergeefs een dia te projecteren. De projector klikt, de dia blijft steken. Te dik. Zich verontschuldigend buigt hij naar de zaal en verdwijnt geheel achter het spreekgestoelte. Er komen rommelende geluiden vandaan. ‘Is hij soms van die Japanse groep?’ ‘Weet ik niet. Ik zie hem hier niet bij staan,’ zegt Melle, wijzend naar de deelnemerslijst. De voorzitter zet een cassetterecorder op het spreekgestoelte. Het mannetje is altijd nog onzichtbaar totdat boven de recorder een hand met gestrekte wijsvinger verschijnt. Doodse stilte in de zaal. De vinger daalt neer. Klik. Tzjak. Het geronk van de motor van de recorder. Geruis dat enige tijd aanhoudt totdat er iemand begint te spreken. Een lage vrouwenstem. Ze begint langzaam, betoogt gaandeweg opzwepender in een mij onbekende taal. Af en toe pauzeert de stem, ademt zwaar in een zee van geruis, om dan weer gedreven voort te gaan. Dit is geen lezen meer, maar bezweren. De motor steunt en ronkt alsof hij het elk moment kan begeven. Zou het voltage te laag zijn? Sprak de Japanse een Engelse tekst in? De voorzitter loopt naar het apparaat en zet het geluid harder. Het helpt niet. Hij draait het volume weer terug in de oude stand. Na elf minuten legt de voorzitter een witte bloem op | |
[pagina 255]
| |
de cassetterecorder. De vrouwenstem praat in extase verder, nog altijd even onverstaanbaar. Drie minuten later legt de voorzitter opnieuw een bloem op de recorder. Nu valt de stem weg, het geruis wordt niet meer overstemd. De hand verschijnt boven de recorder, de wijsvinger strekt zich en daalt neer. Klik. Tzjak. De man komt te voorschijn van achter het spreekgestoelte en buigt diep voor de zaal. Dan zegt hij met lange tussenpozen drie woorden: ‘No... questions... please,’ buigt nogmaals en verdwijnt in het schemerduister.
De volgende avond slenter ik murw geworden door tientallen lezingen door de gangen van het hotel. Ik wil weg. Maar Jinja schijnt 's nachts onveilig te zijn en bovendien is er niets te doen. In de bar zitten congresgangers die nog altijd verderpraten alsof er iets verschrikkelijks zou gebeuren als ze daarmee ophielden. Aan de tafels van de eetzaal wordt gepraat. In de gangen staan groepjes pratenden. Ik wil geen woord meer horen en niets meer zeggen. Ik ben rijp voor kamer 17. Nog maar naar één ding benieuwd. Aan de bar drink ik een kop koffie en loop dan de trap op en over de galerij naar kamer 17. Niet te vinden. Wel 17a, 17b en 17c, maar geen kamer 17. Aan het einde van de gang keer ik om en leg dezelfde weg af in tegenovergestelde richting. Ik slenter de tuin in. Het bovenste deel van de kamerdeuren is van hier af te zien. In mijn linkerbroekzak tel ik drie vacuüm gezogen beschermengelen. Nu gaan. Ik keer terug en klop aan bij kamer 17a. De deur zit niet op slot en wordt opengedaan. ‘Oh. Nee. Sorry. Ik ben verkeerd,’ zeg ik. In de deuropening staat het mannetje van de orakelende vrouwenstem. Hij grinnikt en buigt. Hij wil dat ik binnenkom. In zijn kamer brandt geen licht. Op een witte muur is een dia geprojecteerd. Het mannetje wijst naar de dia en zegt: ‘Furu.’ Hij sluit de deur van de kamer. Ik ga met tegenzin op de grond zitten, mijn rug tegen de rand van het bed en probeer me te concentreren. Onmiskenbaar furu, hij heeft gelijk. Furu uit het Victoriameer. Maar ik ken deze soort niet. Vreemd. Duizendmaal gezien en toch nieuw. Een sterk gevoel van herkenning en tegelijkertijd van verrassing. Droom ik niet? ‘Nooit gezien,’ zeg ik, terwijl ik mijn schouders optrek. | |
[pagina 256]
| |
De man grinnikt en toont de volgende dia. Weer dat vreemde gevoel van herkenning zonder er een naam bij te weten. Bij elke nieuwe projectie knikt het mannetje in de richting van het beeld en zodra ik zeg deze furusoort nooit eerder te hebben gezien, begint hij te grinniken. Heb ik deze dieren misschien wel gekend, maar ben ik dat vergeten? Ik raak in verwarring. Volgende projectie: ‘Maar dat is... uit de Mwanzagolf!’ Ik schiet overeind en wijs ten overvloede naar het lichtbeeld op de muur. Het mannetje pakt een papiertje en schrijft: ‘I catch these furu in Mwanzagulf.’ ‘Is dat wat u ons gistermorgen duidelijk wilde maken?’ vraag ik. De man beaamt het heftig knikkend. Hij slist, klokt en gorgelt. Even is het stil alsof hij al zijn krachten verzamelt en dan zegt hij: ‘Furu come back.’
De nooit eerder geobserveerde furusoorten in de Mwanzagolf zouden dat gebied binnengetrokken kunnen zijn vanuit het open water, maar erg waarschijnlijk is dat niet. Dan zouden we ze op een van de vele tochten buiten de Mwanzagolf weleens tegen zijn gekomen. Ook zijn het geen rivierbewoners. De waarschijnlijkste verklaring is op dit moment dat individuen van verschillende soorten met elkaar bastaardeerden.Ga naar eind148 Een mannetje en een vrouwtje van verschillende furusoorten kunnen vruchtbare nakomelingen krijgen doordat de genetische verwantschap tussen deze soorten zo sterk is.Ga naar eind57 Op deze manier kunnen er in principe ook nieuwe soorten ontstaan, mits de hybride nakomelingen niet terugkruisen met de oudersoorten.Ga naar eind57 Welke oplossingen de onbekende vormen hebben gevonden om aan de nijlbaars te ontsnappen, weet niemand nog. Ook de toekomst van het ecosysteem is niet te voorspellen, maar het is niet uitgesloten dat er op den duur een nieuwe furuzwerm zal ontstaan. Een nieuwe waaier van vormen die tegen de nijlbaars bestand is. |
|