Vertellingen van een Surinaamschen vogel
(1864)–Christina van Gogh– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
Alles wat zij bezaten, was de vrucht van arbeid, vlijt en spaarzaamheid, verkregen op eene regtvaardige wijze, niet langs kronkelwegen of door bedrog of afpersingen. Zij waren, dat is waar, stervelingen met gebreken en dwalingen, zoo als alle menschen; maar de vele hoofdzonden, die zulke noodlottige gevolgen na zich slepen, hadden zij zoo veel mogelijk bestreden, het hoofd geboden en uit hun midden verbannen. Al waren zij de volmaking nog niet nabij, zij streefden er toch naar en trachtten in heiligheid en deugd toe te nemen. Sedert mijne terugkomst in de kolonie heb ik deze familie niet meer verlaten. Ik vertoef steeds in haar midden in het volle genot mijner vrijheid. Ik kan naar willekeur in- en uitvliegen, en aan dit voorregt heb ik het te danken, dat ik u hier onder dezen boom mogt aantreffen, want het huis van den heer Dorper ligt aan het einde dezer straat. Als het toeval mogt willen, dat gij eenmaal met deze familie of met een harer leden in aanraking komt, schroom dan niet, u bij hen aan te sluiten; zij zullen u niet met schijnvriendschap ontvangen, daartoe zijn zij te opregt, de huichelarij wordt door hen verfoeid als een verderfelijk kwaad. Zij zullen u, eene vreemdelinge, raad geven en helpen waar en wanneer zij kunnen; zij zullen u met liefde en gastvrijheid in hun huiselijken kring een plaatsje inruimen. Ik bid u nogmaals, leen nimmer weder het oor aan dezulken, die, even als de jufvrouw, die ik bij u aantrof, het land en het volk lasteren, waar gij u als burgeres hebt laten inschrijven, en waar gij u voorgenomen hebt, nuttig werkzaam te zijn. Laat u niet ontmoedigen, betracht het goede, bestrijd de zonde, streef naar volmaking! | |
[pagina 103]
| |
Ik ben wel is waar maar een eenvoudige vogel, doch ik heb zoo veel gezien, gehoord en bijgewoond, dat ik het regt meen te hebben, u lessen en raadgevingen toe te voegen, in de hoop dat gij u zult kunnen wapenen voor de toekomst. Gij oefent een vak uit, dat hoogst nuttig, maar ook zeer moeijelijk is en aan vooroordeel en verschillende oordeelvellingen is blootgesteld. Gij zult niet altijd oogsten waar gij gezaaid hebt; gij zult de vruchten niet inzamelen, die gij met regt van uw arbeid kunt en moogt verwachten. De geest, door u beschaafd, zal anderen eere geven. - Rijkdom noch aanzien zijn u ten deel gevallen; gij arbeidt dus niet alleen met het doel om nut te stichten, maar ook tevens om in de behoeften van uw leven te voorzien; uw welzijn, uw voorspoed, uw geluk hangen dus af van de geheele maatschappij in het algemeen en van vele harer leden in het bijzonder. Zoek evenwel het welslagen uwer pogingen en uw voorspoed niet te verkrijgen langs kronkelwegen noch door bedrog of huichelarij; - wees voorzigtig als de slangen en opregt gelijk de duiven! Tracht de achting van het algemeen te verwerven en volvoer uwe pligten met naauwgezetheid! Doch als, in weerwil van uw dagelijkschen strijd, van uwe innerlijke deugd, van voortdurende pligtsbetrachting, de nijd u evenwel zoekt te benadeelen, de laster u de kroon van het hoofd wil ligten en uw goeden naam bezwalken; als onbeleedigde vijanden u met hun haat vervolgen; als tegenspoed u treft, en de leugenaar u gewetenloos beliegt; - dat dàn uwe ziel niet vervuld worde met bitterheid, geef dan geene plaats in uw hart aan haat en wrok, maar verhef u boven dit alles met Christelijke onderwerping en onwankelbaren heldemoed! - | |
[pagina 104]
| |
Strijd den strijd der deugd en schenk vergiffenis aan allen, die u ondank en miskenning ten deel doen vallen. Laat het uw eergevoel niet krenken en zoek uw troost in de heilige overtuiging, uw pligt vervuld te hebben. Vertraag niet in het goede en vertrouw er volkomen op, dat de leugen zich snel kan verspreiden, maar dat de waarheid niet altijd verborgen zal blijven. Draag er zorg voor, dat niemand u van misdaden of misstappen kan beschuldigen. Zoek troost in een kalm geweten en geef gehoor aan de stem van uw eigen hart! Strooi de zaden van godsdienst en deugd uit in de jeugdige harten der kinderen, die thans aan uwe leiding zijn en in 't vervolg nog zullen worden toevertrouwd. Boezem hun liefde in voor godsdienst en deugd en leer hen de zonde, die vijandin van alle menschelijk geluk, haten en verachten. Bid vol geloof, en gij zult moed behouden, om aan alle moeijelijkheden het hoofd te bieden, en kracht verkrijgen, om den goeden strijd te strijden, die tot zaligheid leidt. En aan het einde uwer loopbaan, hetzij vroeg of laat, zult gij nog aan mij, den groenen vogel, denken en in volle overtuiging uitroepen: ‘Wee hen, die zich aan de zonde overgeven en op hare altaren offeren!... Gezegend allen, die de deugd liefhebben, beoefenen en betrachten!... Zalig zijn de reinen van harte, want zij zullen God zien!’ | |
[pagina achterplat]
| |
|