Brieven aan zijn broeder. Deel 2
(1914)–Vincent van Gogh– Auteursrecht onbekend
[pagina 574]
| |
Antwerpen
| |
[pagina 575]
| |
figuren in de Promenade sur les Remparts - 't stadsgezicht à vol d'oiseau, 't silhouet der torens en daken tegen de lucht, gescharrel van schaatsenrijders op de bevrozen vest - superbe van tournure. Heb ook gezien 't museum van oude schilderijen en 't Musée Moderne. Ik ben 't met U eens dat de figuren op 't eerste plan - die koppen - in le Christ au Purgatoire, zeer mooi zijn, mooier dan de rest en dan 't hoofdfiguur; vooral die 2 blonde vrouwenkoppen is Rubens première qualité. Bijzonder trof mij de Frans Hals - Visschersjongen, M. de Vos - portret van overste van gilde, Rembrandt zeer mooi, twee kleine Rembrandts die misschien wel niet van R. zijn maar van N. Maas?? of zoo; Jordaens - zoo de ouden zongen; van Goyen, S. Ruysdael. En de Quentin Matsys, de teekening ‘St. Barbe’ van v. Eyck, etc. Musée Moderne: de groote Mols is Mesdagachtig, met smeeren van Vollon duidelijk er in (Vollon kende hem goed), Braekeleer, niet de slechte - een Brabantsche herberg, curieus mooi; mooie landschappen van C. de Cock, Lamorinière, Coosemans, Asselbergs, Rosseels, Baron, Munthe, Achenbach, een mooie Clays, twee oude Leys' - een Braekeleerachtig, nog een romantiek, de laatste mooi; een mooi portret van Ingres, een mooi portret van David, nog andere mooie dingen, ook horrible zaken als: levensgroote koeien van den godvruchtigen Verboeckhoven, enz. Maar ik heb in de winkels al bijzonder weinig gezien, haast niets, één schilderijtje van een hand groot nog niet eens zoo mooi als Raffaëlli, anders niets bijzonders, en ik vrees in den handel categorisch de dood in den pot. Doch - het is een goed oud-Hollandsch spreekwoord: desespereert niet. Antwerpen vind ik mooi, heb diverse kruistochten in de stad gemaakt, langs de kaaien is het echt. Nu, het kan nooit kwaad Antwerpen een beetje te kennen, dat wel zijn zal zóó als alles en overal, n.l. désillusioneerend doch echter met zijn eigen nuance. En dan, het is wel eens goed te varieeren. Gegroet, schrijf eens spoedig als ge wilt, t. à t. Vincent. | |
437Waarde Theo, Zaterdagavond. Wilde U nog eenige impressies van Antwerpen schrijven. Vanmorgen heb ik een heel echte wandeling gemaakt in den plas- | |
[pagina 576]
| |
regen, een tocht die ten doel had om mijn goed van het douanenkantoor te halen; de verschillende entrepôts en hangars aan de kaaien zijn erg mooi. Verscheiden keeren reeds ben ik op allerlei manieren langs die dokken en kaaien gewandeld. Vooral wanneer men uit 't zand en de hei en de stilte van een boerendorp komt, en in lang niets anders dan in een stille omgeving is geweest, is het curieus als contrast. Het is een ondoorgrondelijke warboel. Een van de spreekwoorden van de Goncourt was: ‘Japonaiserie for ever’. Wel die dokken zijn een fameuse Japonaiserie, grillig, eigenaardig, ongehoord - ten minste men kàn 't zoo zien. Ik zou er wel eens met U willen loopen, om te weten of we 't zelfde kijken. Men zou er alles kunnen maken, stadsgezichten - figuren van 't meest uiteenloopend karakter - de schepen als hoofdzaak met water en lucht, een fijn grijs - maar vooral - Japonaiserie's. Ik bedoel, de figuren zijn er altijd in beweging, men ziet ze in de zonderlingste entourages, alles grillig, en er ontstaan vanzelf telkens interessante tegenstellingen. Een wit paard in den modder, in een hoek waar hoopen marchandises met zeildoek bedekt liggen - tegen oude zwartberookte muren van 't magazijn. Doodeenvoudig, maar een effect van Black & White. Men zal door 't raam van een zeer elegante Engelsche kroeg uitzien op den vuilsten modder en op een schip, waar b.v. liefelijke koopwaar als vellen en buffelhoorns uitgelaten worden door monsterieuse sjouwerlui of uitheemsche matrozen, daarnaar of naar iets anders staat voor 't raam een zeer blank, zeer fijn Engelsch meisje te kijken. Het interieur met figuur gansch in toon, en als licht - de zilverachtige lucht boven dien modder en de buffelhoorns, alweer een reeks van tegengestelden, die nog al kras is. Er zullen Vlaamsche matrozen met overdreven gezonde gezichten, met breede schouders, krachtig en vol en door en door Antwerpsch, mosselen staan te eten of bier drinken, en met veel lawaai en beweging zal dat geschieden - oppositie - daar komt een zeer klein figuurtje in 't zwart met de handjes tegen 't lijf onhoorbaar aansluipen langs de grijze muren. In een encadrement van gitzwart haar - een klein ovaal gezichtje, bruin? oranje-geel? ik weet het niet. Even slaat ze de oogleden op, en kijkt met een scheeven blik uit | |
[pagina 577]
| |
een paar gitzwarte oogen. Het is een Chineesche meid, geheimzinnig stil als een muis - klein, wandluisachtig van karakter. Wat een contrast met de groep Vlaamsche mosseleters. Een ander contrast - men gaat door een zeer nauwe straat tusschen geducht hooge huizen, magazijnen en bergplaatsen. Maar beneden aan straat kroegen voor alle natiën met bijbehoorende mannelijke en vrouwelijke individu's. Winkels van eetwaren, van zeemanskleeren, bont en woelig. Die straat is lang, men ziet er telkens iets echts, en het is bijwijlen een gewoel, als er een standje is, krasser dan elders, b.v. ge loopt daar te kijken en in eens gaat er een hoerah op en allerlei geschreeuw. Op klaarlichten dag wordt een matroos door de meiden uit een hoerekast gesmeten en door een woedenden kerel vervolgd en een sleep meiden. Waarvoor hij blijkbaar zeer bang is - ten minste ik zag hem over een hoop zakken klauteren en door een raam in een magazijn verdwijnen. Heeft men nu genoeg van dat lawaai - aan 't eind der aanlegplaatsen waar de Harwich en Havrebooten liggen ziet men - de stad achter zich hebbende, voor zich uit niets, absoluut niets dan een oneindigheid van vlak halfoverstroomd weiland, verbazend triest en nat, golvend dor riet, modder, de rivier met een enkel zwart bootje, water op den voorgrond grijs, lucht mistig en koudgrijs - stil als de woestijn. 't Ensemble nu van de haven of een dok - nu eens is het meer verward en grillig dan een doornheg, verward zóó dat men geen rust vindt voor het oog, zoodat men duizelt, gedwongen wordt door het papillotteeren van kleuren en lijnen, nu eens hier, dan eens daar te kijken, zonder dat het bij lang kijken op een zelfde punt zelfs mogelijk is, het een uit het ander te houden. Maar gaat men op een plek waar men een vaag terrein als voorgrond heeft, dan krijgt men weer de mooiste stilste lijnen en de effecten, die b.v. Mols dikwijls maakt. Nu eens ziet men een meid die prachtig is van gezondheid, en althans schijnbaar heel loyaal en naïf vroolijk, dan weer een aangezicht zóó geniept valsch, dat men er een angst van krijgt als van een hyëna. Niet te vergeten de van de pokken geschonden gezichten, die een kleur hebben als gekookte garnaal, met flets grijze oogjes zonder wenkbrauwen, en weinig, glad, dun haar, kleur van puur varkenshaar of iets geler; Zweedsche of Deensche types. Om er te werken, 't zou mooi zijn, maar hoe en waar? | |
[pagina 578]
| |
Want men zou al bijzonder gauw 't er te kwaad kunnen krijgen. Ik heb toch een heele partij straten en stegen doorkruist zonder avonturen, heb heel fideel met diverse meiden zelfs zitten praten, die mij blijkbaar voor een schipper hielden. Ik acht het niet onmogelijk, dat door het maken van portretten ik nog eens aan goede modellen kom. Vandaag heb ik mijn goed gekregen en gereedschap, waar ik hard naar verlangde. En ik heb mijn werkplaats dus in orde. Als ik betrekkelijk kosteloos aan goed model kon komen, dan was ik voor niets bang. Ik reken het ook niet erg dat ik geen geld heb zóóveel als noodig ware om door betalen te forceeren. Misschien is het idee om portretten te maken, en die met poseeren te laten betalen, een secuurder weg, want het is in stad niet zoo als bij de boeren. Enfin. Zeker is het dat Antwerpen voor een schilder zeer curieus en mooi is. Mijn werkplaats is nogal dragelijk, vooral omdat ik een partij Japansche prentjes tegen de muren heb gespeld, die mij erg amuseeren. Ge weet wel van die vrouwenfiguurtjes in tuinen of aan 't strand, ruiters, bloemen, knoestige doorntakken. Ik heb er vrede mede dat ik gegaan ben, en hoop van den winter niet stil te zitten. Nu het is mij een rust dat ik een hokje heb, waar ik bij slecht weer werken kan. Dat ik nu deze laatste dagen niet in buitensporige weelde precies leven zal, hoort tot de begrijpelijke dingen. Zie dat gij den eersten uw brief wegzendt, want ik heb mij van brood voorzien tot dan, maar ik zou voor verdere dagen in de rats zitten. Mijn kamertje valt me nog erg mede en het ziet er bepaald niet triest uit. Nu ik mijn 3 studies die ik mede nam, hier heb, zal ik ook eens naar de marchands de tableaux zien te gaan, die echter naar 't schijnt meest in gesloten huizen wonen, geen etalage aan straat. Het park is ook mooi, ik heb er nog op een morgen zitten teekenen. Nu ik heb dus in zoover geen tegenspoed, wat woning betreft ben ik geborgen, want ik heb door nog een paar francs te laten schieten een kachel en een lamp gekregen. Vervelen zal ik me niet licht, dat verzeker ik U. Ik heb ook Oc- | |
[pagina 579]
| |
tobre van Lhermitte gevonden, vrouwen 's avonds op 't aardappelveld, prachtig. Novembre echter nog niet. Hebt gij die soms bijgehouden? Ik heb ook gezien, dat er een Figaro illustré is met een mooie teekening van Raffaëlli. Ge weet mijn adres is 194 Rue des Images, adresseer dus daar uw brief s.v.p. en het tweede deel van de Goncourt, als ge 't uit hebt. Gegroet, t. à t. Vincent.
Zonderling is het dat mijn geschilderde studies hier in stad donkerder doen dan buiten, komt dit omdat het licht in stad overal minder helder is? ik weet het niet, maar dat kan meer schelen dan men oppervlakkig zeggen zou, het heeft me gefrappeerd, en ik zou me kunnen begrijpen dat dingen die bij U zijn, ook donkerder lijkenen dan ik buiten meende ze waren. Toch die welke ik nu medenam, doen niet slecht met dat al, de molen, laan met herfstboomen en stilleven en een paar kleintjes. | |
438Waarde Theo. (December). Dank voor uw brief en ingesloten frs 150. Wilde u zeggen dat ik blij ben naar hier gegaan te zijn, ik heb verleden week nog 3 studies geschilderd, een met achterkanten van oude huizen, uit het raam bij mij gezien, twee in het park. Een daarvan heb ik bij een marchand geëxposeerd. Verder heb ik ook bij twee anderen hetgeen ik van buiten medebracht in commissie gegeven. Bij een vierden kan ik een gezicht op de kaai exposeeren, zoodra 't weer me toelaat het te maken, omdat hij een Mols had waar hij wel iets bij wilde hebben. Verder heb ik van dien laatstgenoemden nog een adres gekregen, waar hij mij verzekerde ik goed ontvangen zou worden. Nu zijn deze marchands niet de grootste van Antwerpen, maar toch zag ik bij allen onder veel wat mij niet aanstond, zulke dingen als me bevielen, b.v. bij één een schilderij van v. Goyen, en een studie van Troyon, bij den ander een Mols en kleine hollandsche schilderijtjes, bij een ander dat kleine schilderij dat ik u zeide als Raffaëlli was, (het is van Moormans) en enkele goede aquarellen, bij een ander diverse goede marines van jonge Belgen. Figuur zag ik er al heel weinig, en ik ben voornemens te trachten wat figuren te maken daarom. | |
[pagina 580]
| |
Het adres dat die bewuste marchand me opgaf, is juist van een van de groote handelaars, Nicolié, die geen etalage hebben maar in een gesloten huis hun exposities houden. Ik wil daar echter met figuur komen. Dan, ik heb ook nuttige ressources ontdekt voor verf, etc., waar ik vrij goedkoop terecht zal kunnen. Ik heb ook Linnig opgescharreld, dien gij mij van den zomer, toen ik u vroeg of ge in Antwerpen lui kendet, noemdet; maar hij heeft niets dan wat miserable oude schilderijtjes, schildert zelf zoowat als Vertin, maar scheen mij toe een gedecourageerd man te zijn, voor zoover hij ooit courage moge gehad hebben, wat ik niet op veel schat. Al deze heeren klagen echter steen en been over dat er niets omgaat, enfin dat is geen nieuws. Ik hoop binnenkort dat schilderij, waar ge over schrijft, te gaan zien. Ik heb het echter druk met heen en weer loopen gehad en nog om die lui op te sporen en tevens ook de jacht op modellen. Dit laatste is steeds geducht bezwaarlijk, maar ik heb 't elders wel gevonden en dus ik zal ook hier zien. Ik heb voor morgen afspraak met een prachtigen ouden man - zal hij komen?? Ik heb heden mijn voorraad verf, dien ze uit Eindhoven me nastuurden, gekregen en betaald, over de frs 50. Het is hard, geducht hard te blijven werken als men niet verkoopt, en letterlijk zijn verf te moeten betalen van wat voor eten en drinken en wonen alleen niet veel te veel zou wezen, zuinig genomen. En dan bovendien de modellen. Enfin. Toch is er een kans en zelfs een goede, want er zijn er betrekkelijk weinig die tegenwoordig werken. Dit is hun m.i. maar half (voor de andere helft wel) kwalijk te nemen, want het is soms te bar. Toch bouwt men rijksmuseums van honderdduizenden, en soortgelijke zaken, maar de artiesten creveeren bijwijlen. Maar wat er ook van dit alles zij; het was mij behoefte zelf eens weer in de dingen een kijkje te gaan nemen, en de kans om iets te doen is niet minder, eer heel wat meer dan ik veronderstelde. Ik heb verscheiden photo's naar Jan v. Beers gezien, sommige dingen van hem zijn toch met veel karakter gedaan, maar ik verbeeld me dat iemand als b.v. Manet zeer veel meer schilder is dan v. Beers, en het mooier, artistieker doet. Als ik hier wat meer bekend was, als ik de modellen die ik zag, krijgen kon! - Gisteren was ik in het Café-concert Scala, iets als Folies bergères, ik vond | |
[pagina 581]
| |
het er saai en natuurlijk afgezaagd, maar - ik heb mij geamuseerd met de toeschouwers. Er waren prachtige vrouwenkoppen, werkelijk buitengenwoon mooi onder de brave burgerluidjes op de achterste banken, en in 't algemeen vind ik het wel waar, wat men van Antwerpen zegt, dat de vrouwen er mooi zijn. Ah! ik zeg het nog eens, als ik modellen naar mijn keus kon krijgen! Wat me zeer koel laat zijn de massa Duitsche meiden, allen naar één model gefabriceerd zou men zeggen, die men bij de café-concerts ziet. Datzelfde ras ziet men, schijnt het, tegenwoordig overal, net als het Beiersch bier, 't schijnt een artikel te wezen dat en gros geëxporteerd wordt. Ik vind al die Duitsche elementen, die waar men ook komt, zich tegenwoordig nestelen, zoo gloeiend vervelend. In Parijs zal 't wel net eender zijn dat de moffen zich overal indringen. Enfin 't is een vervelend ding om over te praten. Door het zien van wat schilderijen van anderen, heb ik allerlei idee's voor als ik in 't voorjaar weer buiten zal zijn, tevens in 't algemeen versterkt zich mijn vertrouwen om met alle kracht, die maar disponibel is, door te gaan. Antwerpen is mooi van kleur, en alleen om de motieven is 't de moeite waard. Ik heb op een avond een bal populaire van matrozen etc. gezien bij de dokken; dat was alleraardigst en het ging er zeer fatsoenlijk toe. Dat zal echter niet op alle van die bals 't geval zijn. Hier was niemand b.v. dronken of niemand dronk ook veel. Er waren zeer mooie meiden, van welke de allermooiste leelijk. Ik bedoel een figuur, dat mij frappeerde als een verbazend mooie Jordaens of Velasquez of Goya - was een in 't zwart zij, een of andere herbergierster denkelijk, met een gezicht leelijk en onregelmatig, maar met een leven en piquant à la Frans Hals. Zij danste uitmuntend met ouderwetsche manieren - o.a. eens met een soort welgesteld boertje, die een groote, groene parapluie onder den arm had, ook terwijl hij verbazend vlug walste. Andere meiden droegen gewone jakken en rokken en roode doeken; de matrozen, kajuitsjongens, etc., alleraardigste types van gepensionneerde scheepskapiteins, die kwamen kijken. Bijzonder echt. Het doet goed lui te zien, die zich waarachtig amuseeren. Nu gij ziet dat ik niet stil zit, maar hoe geducht bezwaarlijk het is court d'argent te zijn, ik kan 't niet genoeg zeggen. Mijn beste | |
[pagina 582]
| |
kans is in figuur, omdat er maar heel weinig betrekkelijk zijn, die het doen, en die kans moet ik werk van maken. Ik moet mij hier er in werken, totdat ik met goede figuurschilders in relatie kom - Verhaert b.v., en dan is portretten maken, stel ik me voor, 't middel om wat te verdienen voor grootere dingen. Ik voel een kracht in me om wat te doen, ik zie dat mijn werk zich houdt tegen ander werk, en dat geeft mij een verbazenden lust om te werken, en in den laatsten tijd dat ik buiten was, was ik beginnen te twijfelen, juist omdat ik merkte dat Portier blijkbaar er niet meer om geeft. Als ik het ruimer had, dan zou ik wel meer kunnen maken, maar ik ben voor een deel afhankelijk van mijn beurs, wat produceeren betreft. Ik heb ook een idee voor een soort enseignes, dat ik hoop uit te voeren. Ik bedoel b.v. voor een vischkooper stilleven van visschen, voor bloemen, voor groenten, voor restaurant. Mij dunkt dat als men goed gearrangeerde motieven nam, groot 1 meter bij 1/2 meter of 3/4 b.v., zulk een doek mij 50 frs zou kosten, niet meer, desnoods 30 frs als 't meevalt, en het te probeeren ware er eenige te maken. Zooveel is zeker, ik wil gezien worden; later zullen we ons mogelijk moeten decourageeren, maar we zullen het erg uit zien te stellen. Als ge tijd hebt, schrijf mij nog weer eens. Het eind van de maand zou zeker bar zijn, tenzij gij me dan nog wat kunt steunen. Er hangt voor mij zooveel misschien van af, voet bij stuk te kunnen houden. En men mag er ook niet hongerig of beroerd uitzien. Integendeel, men moet zien mee te werken, om leven in de brouwerij te brengen. Gegroet, met een handdruk, t. à t. Vincent. | |
439Waarde Theo, Wilde U nog eens schrijven om U te vertellen dat ik doorgezet heb met model. Ik heb twee vrij groote koppen gemaakt, bij wijze van proef voor portret. Vooreerst die oude man, waar ik U reeds van schreef, een soort kop het genre als die van V. Hugo; dan heb ik ook een vrouwenstudie. In het vrouwenportret heb ik lichtere tonen in het vleesch ge- | |
[pagina 583]
| |
bracht, wit, getint met carmijn, vermilloen, geel, en een licht fond van grijsgeel, waarvan het gelaat enkel is afgescheiden door het zwarte haar. Lila tonen in de kleeren. Rubens maakt wel een sterken indruk op mij, ik vind zijn teekenen kolossaal goed, ik bedoel hier de teekening van koppen en handen op zichzelf. Ik word geheel medegesleept door b.v. zijn manier om in een gezicht met veegen puur rood de trekken te teekenen, of in de handen de vingers door soortgelijke veegen te modeleeren. Ik ga nog al eens naar 't museum, en zie dan naar weinig anders dan enkele koppen en handen van hem en Jordaens. Ik weet dat hij niet zoo intiem is als Hals en Rembrandt, maar het leeft zoo, die koppen op zichzelf. Waarschijnlijk kijk ik niet naar die, welke 't meest algemeen bewonderd worden. Ik zoek zulke brokken als b.v. die blonde koppen in St. Thérèse au Purgatoire. Ik ben ook juist ter wille van Rubens zoekende naar een blond model. Maar gij moet het me niet al te kwalijk nemen, dat ik U zeg, ik niet toe kan komen met mijn geld voor deze maand. Ik heb nog verf bijgekocht en twee nieuwe soorten van teekenpenseelen, die mij uitmuntend bevallen en waar ik nauwkeuriger mee kan werken. Dan waren mijn doeken die ik meebracht, te klein voor de koppen, daar ik andere kleuren gebruikende, meer ruimte voor mijn entourage noodig heb. Dat alles en de modellen ruïneeren me. Ik zeg U dit zoo dringend mogelijk, want als men tijd moet verliezen, verliest men dubbel. Ik hoop de laatste dagen van de maand, als ik van de koppen nog wat er bij heb, een gezicht op de Schelde te gaan maken, waar ik ook een doek voor genomen heb. Ik kan daar ook bij slecht weer terecht in een herberg te St. Anne, dat is vlak aan den overkant van de hoogte waar de L. Vrouwekerk is. Er hebben daar al meer schilders gezeten. Ik ben zeer blij gegaan te zijn naar hier, want het is mij voor veel dingen nuttig en noodig. Met Tyck den besten verffabrikant van hier, heb ik kennis gemaakt, en die was zeer voorkomend om mij inlichting te geven over sommige kleuren. B.v. de groenen die standhouden, b.v. vroeg ik hem dingen over de techniek van Rubens, waar hij op antwoordde op een manier, die me bewijst dat hij goed analyseert waar iets mee gedaan is, wat niet iedereen nagaat, en wat toch een erg nuttige zaak is. Wat zal ik U nu nog | |
[pagina 584]
| |
verder zeggen, o ja, ik heb twee collecties moderne schilderijen gezien. Vooreerst hetgeen op de tentoonstelling aangekocht is voor de verloting, en dan een collectie schilderijen die verkocht werd. Zoodoende zag ik verscheidene mooie dingen, twee studies van Henri de Braekeleer, ge weet dat die niets met den ouden de Br. te maken heeft, ik bedoel die eene die een fameus colorist is en rigoureus analyseert. Manetachtig, althans even oorspronkelijk als Manet. 't Eene was eene vrouw in een atelier of ander interieur met Japansche voorwerpen, de vrouw had een costuum aan geel met zwart. Vleeschkleur wit met carmijn. In de entourage allerlei vreemde toontjes. 't Andere was een half afgemaakte studie van een landschap. Geel verschoten vlakke weilanden à perte de vue, een zwarte kolenweg met een sloot ernaast er doorheen. Een lucht er boven van lila grijs met accenten van gecarmineerd lila. Wijd weg een klein, rood vermilloen nootje van een dak en twee zwarte boompjes. Niets dus, en toch veel vond ik, wegens het curieus sentiment voor kleuren tegen elkaar. Een oude studie van de Groux zag ik ook, vrouw bij de wieg, als een oude Israëls zoowat. Verder, van die nieuwe schilderijen, wat zal ik U zeggen? Veel vind ik heel mooi, en daar bedoel ik juist mee het werk van de koloristen of die 't zoeken te zijn, die overal in de lichten paarlmoerachtige combinaties zoeken. Alleen voor mij is het lang niet altijd datte; het is te gezocht, en ik zie liever een eenvoudigen penseelstreek en een minder gezochte, minder moeielijke kleur. Meer eenvoud enfin die savante eenvoudigheid die niet bang is voor franke techniek. Rubens vind ik mooi, juist om zijn openhartige manier van schilderen, zijn werken met de meest eenvoudige middelen. Henri de Braekeleer reken ik niet onder die overal paarlmoereffectzoekers, want bij hem is het een curieus, een zeer interessant streven om letterlijk waar te zijn, en hij staat zeer op zichzelf. Zag ook verscheiden grijze schilderijen, o.a. een drukkerij van Mertens, een schilderij van Verhaert, voorstellende zijn eigen atelier waar hij zit te etsen, en zijne vrouw die achter hem staat. La Rivière - een Amsterdamsch bidder na de begrafenis, zeer mooi in de zwarten, een Goya-achtige opvatting, dat kleine schilderijtje was meesterlijk. Landschappen en marines - zeer mooie gezien in beide collecties. | |
[pagina 585]
| |
Maar op gebied van schilderijen - 't is de Visschersjongen van Frans Hals, de Saskia van Rembrandt, een aantal aangezichten van Rubens, glimlachende of schreiend, die mij 't meest in de gedachten komen. Ah, een schilderij moet geschilderd zijn - en waarom niet eenvoudig? Als ik nu in 't leven zelf kijk - heb ik soortgelijke indrukken. Ik zie de lui op straat, goed, maar ik vind de dienstmeiden dikwijls zooveel interessanter en mooier dan de dames, de werklui interessanter dan de heeren. En in die gewone meiden en kerels, daar vind ik een kracht en een leven in, die om ze uit te drukken in hun eigenaardig karakter, met een vasten penseelstreek, met een eenvoudige techniek zouden moeten worden gedaan. Wauters begreep dat, indertijd althans, want nu zag ik nog niets van hem. Van Delacroix vind ik 't juist ook zoo mooi dat hij het leven van de dingen laat voelen, en de expressie en de beweging, dat hij ten eenemale buiten de verf is. En wel veel van die mooie dingen, die ik zag, al vind ik ze mooi, dikwijls is het veel te veel verf. Tegenwoordig wen ik me meer en meer aan met de modellen te praten onder 't schilderen, om het leven in hun gezicht te houden. Ik heb eene vrouw ontdekt, die vroeger - nu is ze oud - te Parijs wonende, modellen aan de schilders bezorgde, aan Scheffer, Gigoux, Delacroix zegt ze b.v., en aan nog een die een Phryné schilderde. Nu is zij waschvrouw en kent veel vrouwen, en zou er altijd kunnen bezorgen, zegt ze. Het heeft gesneeuwd, en de stad was vanmorgen vroeg mooi met de sneeuw-prachtige straatvegers in groepen. Het is goed dat ik gegaan ben, want ik ben reeds vol idees voor als ik weer buiten zal zijn tevens. Ik las in de Etoile Belge geloof ik, een artikel overgenomen uit de Figaro door Eug. Battaille over den toestand te Parijs, een artikel dat op mij den indruk maakte zeer degelijk te wezen, maar volgens hem staan de zaken in 't algemeen terdeeg slecht. Deze heer Battaille heeft te Amsterdam tegen de opinie van de Hollandsche journalisten in, ook pessimistisch zich over den gang der zaken in Holland uitgelaten. Wat de kunsthandel betreft - hier, zooals ik reeds schreef, klagen de handelaars misère ouverte. En toch ik geloof dat er nog zooveel te doen ware. Om nu maar eens iets te noemen, in de cafés, de restauraties, | |
[pagina 586]
| |
de café-chantants, men ziet er geen schilderijen, althans zoo goed als geen. En wat is dit tegen de natuur in. Waarom hangen er geen stillevens, zooals in den ouden tijd Fijt, Hondekoeter, zooveel anderen, prachtige decoraties maakten. Waarom, als men dan meiden wil, geen vrouwenportretten? Ik weet dat men goedkoop moet werken voor zulke doeleinden, maar men kan betrekkelijk goedkoop werken. Het hoog opvoeren der prijzen is de ruïne van den handel, en 't geeft den dood in den pot. Enfin. Gegroet, schrijf eens een keer meer als ge wilt. Wat het geld betreft, doe wat gij kunt, maar weet dit dat wij moeten doen ons uiterste om het te winnen. En 't idee dat ik heb van de portretten laat ik niet los, want het is een goede zaak er voor te vechten, de lui te toonen dat er nog iets anders in de menschen zit, dan de photograaf bij machte is er uit te halen met zijn machine. Gegroet, met een handdruk, t. à t. Vincent.
Ik heb gelet op de vele photografen hier, die almee zijn zooals overal, en blijkbaar nogal te doen hebben. Maar altijd diezelfde conventioneele oogen, neuzen, monden, wasachtig en glad en koud. Het blijft toch altijd dood. En de geschilderde portretten hebben een eigen leven, dat radicaal uit de ziel van den schilder komt, en waar de machine niet aan kan. Hoe meer photo's men bekijkt hoe meer men dit voelt, dunkt mij. | |
440Waarde Theo, Het is vandaag voor 't eerst dat ik me wat flauw voel - ik had een schilderij gemaakt van het Steen en ben er mede uit geweest naar de handelaars. Ik vond er twee niet thuis, en een vond het niet goed, en een lamenteerde op een gruwelijke manier, dat er in 14 dagen letterlijk niemand een voet bij hem in den winkel had gezet. Dit is niet heel opwekkend, vooral als het kil en triest weer is, en men zijn laatste 5 francstuk reeds geëntameerd heeft, en staat voor 14 dagen waar men geen gat in ziet. Maar enfin. Alleen zie dat gij me voor die 14 dagen nog wat aan | |
[pagina t.o. 587]
| |
Het Steen te Antwerpen.
| |
[pagina 587]
| |
den gang houdt, want ik wil nog iets in figuur zien te krijgen. Ik hoorde echter vanmorgen zeggen, dat er nogal uit de hand verkocht was van die schilderijen, waar ik U over schreef, men noemde 't cijfer 21 mille, ik weet niet of 't waar is. Maar in alle geval, het was er vol met kijkers toen ik ze gezien heb, en het was ook vol op de tentoonstelling van de verloting. Als men meer en beter liet kijken, zou er meer omgaan. Maar de winkels zien er lugubre uit. Het schilderij van het Steen is nogal uitvoerig, en ik zal er nog een bij maken van een ander punt van de kaai. Toch ik schilder zooveel liever figuur, ik geloof ook dat de markt wat vol landschappen zou kunnen raken, en al heeft men veel meer bezwaren voor figuur wegens de modellen, toch is 't misschien een betere kans. Wat de handelaars zeggen is, dat zij vrouwenkoppen of vrouwenfiguren nog 't beste achten voor den verkoop. Ik zal dit voorjaar moeten beslissen of ik al dan niet in de buurt van Nuenen zou blijven. Ik wou wel dat ge over die kwestie eens uw gedachten liet gaan. Ik kan 't toch zoo slecht begrijpen, dat Portier na zoo duidelijk zich te hebben uitgedrukt over mijn werk, sedert blijkbaar radicaal onverschillig is geworden. Ik ga er niet op vooruit, als ik meer moet verschilderen dan ik ontvang. En ik heb 't hier nog niets, letterlijk niets beter voor me zelf dan jaren terug, toen ik dien winter in Brussel was. Ik had toen frs 50 minder, doch het schilderen eischt veel meer dan frs 50, dat er direct af moet. Zoolang ik schilder, voel ik me niet flauw, maar op den duur zijn die tusschenruimten wel wat erg triest soms. En het gaat mij aan 't hart, als ik de zaken niet wat uitbreiden kan, en het altijd een tusschen hangen en wurgen is. Want ge moet wel begrijpen, dat b.v. zoolang ik nu hier ben, ik slechts 3 keer wat warm eten heb gezien en dat de rest altijd maar brood is. Zoo wordt men meer vegetariër dan nuttig is. Vooral waar in Nuenen het wel een half jaar lang ook zoo moest gaan, en ik daar nog niet eens toekwam met mijn verfrekening. Het schilderen is duur en men moet veel schilderen. Ik heb een halve belofte om een model te krijgen voor een portret, ik zal dat door zien te drijven. Hetgeen ik me nu niet begrijpen kan is, dat b.v. iemand als Portier, als Serret, indien zij dan niet verkoopen kunnen, niet althans | |
[pagina 588]
| |
eens een idee krijgen om werk te bezorgen...................Er is op 't museum een portret van Delaroche geschilderd door Portaels. Wat leek hij veel bij zijn leven, wat bleek hij hol en ledig geweest te zijn, later. Manet en Courbet, die tijdens hun leven niet serieus leken, wat waren zij 't inderdaad als schilder. Met 't portret van Delaroche is door een curieus toeval een ongeluk gebeurd, zoodat er een gat vlak midden in 't voorhoofd is gevallen. Dat doet wel goed en hoort er eigenlijk zoo bij. Ah, er is een heel curieus ras van personen, van wie men op zekere momenten niet denken zou, dat inderdaad zij goed secuur hol en leeg zijn. Men kan zich vergissen. En het lucht wel eens op, als men merkt dat men zich vergist heeft, al moet men dan van voren af aan beginnen. Gegroet, t. à t. Vincent. | |
441Waarde Theo, (19 Dec. '85.) Ik heb vandaag nog weer een kop geschilderd van een model, dat ik echter niet kon betalen, maar 't krijgen kunnende heb ik het toch genomen. Ook is me nu voor vast beloofd dat ik een portret zal maken van iemand, en dan tot vergoeding twee studies voor mij. Ik moet U echter zeggen dat het vuur me na aan de schenen is, ik heb van mijn vijf francs, die ik nog nagenoeg had, twee doeken moeten koopen voor die twee portretten, en zooeven komt mijn waschgoed thuis, zoodat op 't moment ik enkele centimes over heb. Hetgeen ik U dus absoluut vraag is, wacht in vredesnaam niet met schrijven en stuur mij veel of weinig, naarmate ge hebt, doch weet dat ik honger heb letterlijk. Wanneer 't me lukt een 50-tal koppen bijeen te krijgen, is er nog een kans om werk te krijgen, n.l. om te zien bij de photografen geëmployeerd te worden, wat ik op den duur niet willen zou, maar in tijd van nood wel. De photografen schijnen hier veel te doen te hebben, men ziet ook geschilderde portretten bij hen, die zij blijkbaar op een door photografie verkregen fond bewerken, wat voor iemand die weet wat schilderen is, natuurlijk èn zwak èn flauw van effect is. Het komt me nu voor dat men een heel wat beter coloriet zou kunnen krijgen, indien men met studies direkt naar 't leven geschilderd, naar de photografies werkte welke men geschilderd | |
[pagina 589]
| |
verlangt te zien. En enfin, dit is een van de kansen althans die men zou kunnen hebben om wat te verdienen. Maar wat ik ook beginnen wil en waar, ik moet dingen kunnen laten zien, dat spreekt vanzelf. Daar ik al mijn opgewektheid, al mijn werkkracht noodig heb, zie ik er tegen op ronduit gezegd, om physiek slap me te voelen. Ik ben met mijn gezicht van 't Steen nog naar een ander geweest, die het goed van toon en kleur vond, die echter in een rommel zat van zijn inventaris op te maken en klein behuisd is, maar waar ik na Nieuwjaar kon terugkomen. Het is een goed ding voor als er vreemdelingen zijn, die een souvenir van Antwerpen willen hebben, en om die reden zal ik in 't zelfde genre van stadsgezichten er nog wel meer bij maken. Zoo teekende ik gisteren een paar studies voor een geval, waar men de cathedraal ziet. En zoo heb ik ook een kleintje van het Park. Echter ik schilder liever de oogen van menschen dan cathedralen, want er zit iets in de oogen wat in de cathedraal niet zit, al is die plechtig en al imponeert die - de ziel van een mensch, al is het een arme schooier of een meid van de straat, is in mijn oog interessanter. Ik geloof dan ook, dat niets zóó direct vooruit helpt als met model werken. Als zeer zeker 't een lastig bezwaar is om de modellen te moeten betalen - wij zijn in een tijd dat het op energie aankomt, en de schilderijen energiek zullen moeten zijn, om koopers te vinden. Dat er hier wat te doen is, ik geloof het zeker. Er gaat blijkbaar veel om hier in stad in mooie vrouwen, en dat er te verdienen is met 't zij vrouwenportretten, 't zij fantasie vrouwekoppen en figuren, dat moet zoo zijn. Het is me een waar genot met wat beter soort penseelen te werken, en cobalt en carmijn en goed jaune brillant en vermilloen te hebben. Het duurste is nog soms 't goedkoopste, cobalt vooral - het is met geen ander blauw te vergelijken, wat de fijne tonen betreft die men er mee krijgen kan. En de kwaliteit van kleur moge niet alles afdoen in een schilderij, maar het is toch dat wat het leven geeft. Wat betreft of ik al dan niet hier voor vast zou gaan wonen - gegeven dat het niet precies rooskleurig er uitziet in den kunst- | |
[pagina 590]
| |
handel, en er een zeker streven is onder de schilders om ieder voor zich zijn eigen handelaar te zijn, wat op den duur stel ik me voor nog toe zal nemen - ware 't mogelijk verstandig een atelier hier te houden. Hebt gij gedachten daaromtrent of verlangens, 't zij voor, 't zij tegen, deel ze mij zoo ronduit mogelijk mede. Maar mij springt direct in 't oog, dat indien ooit na veel of weinig jaren gij er toe zoudt komen om voor uzelf (onafhankelijk van de Goupils) te gaan werken, Antwerpen misschien een terrein zou kunnen wezen, waar gegeven de trieste etalage van nu, door goed etaleeren nog wel wat kan worden gedaan dat de andere huizen niet begrijpen. Verder het is betrekkelijk zoo makkelijk - van hier naar Engeland heen en weer te gaan. Waarom - voor den handel - zijn alle schilderijen altijd in lijsten, als handelsartikel is er toch soms veel voor, dat iets licht en makkelijk te hanteeren en te verplaatsen zij. De handel is oud en....3 maal vermolmd. Er moet vernieuwd worden en de oude systemen werken niet precies goed meer. De prijzen, het publiek, alles heeft vernieuwing noodig. En de toekomst is: goedkoop werken voor de burgers misschien althans, de gewone liefhebbers schijnen zelf al meer en meer vast te raken, hard te worden. Enfin. Met kapitaal te beginnen strekt zoo dikwijls slechts daartoe, om eerst alles te verliezen, en zoo licht zijn moed en werklust er bij, terwijl beginnen met betrekkelijk niets, allicht iemand beslist en vaster van karakter maakt. Gegroet, maar zie dat ge me per ommegaande schrijft, want ik heb een flauw gevoel in 't lijf, daar ik me nogal ingespannen heb met een en ander, en ik heb mijn kracht noodig. Gegroet, t. à t. Vincent. | |
[pagina 591]
| |
der, zooveel meen ik ook te vorderen. Ik heb zoodra ik het geld ontving eens een mooi model genomen, en er een kop van geschilderd op levensgrootte. Het is geheel licht behalve 't zwarte, hoor. Toch komt de kop zelf eentonig uit tegen een fond, waar ik gezocht heb een goudachtig schijnsel van licht in te brengen. Ziehier overigens de kleurgamma - een tonige vleeschkleur, in den hals meer bronsachtig gitzwart haar - zwart, dat ik maken moest met karmijn en pruissisch blauw, groezelig wit voor het jakje, lichtgeel, veel lichter dan 't wit, voor 't fond, Een noot vuurrood in 't gitzwart haar en een tweede vuurroode strik in het groezelig wit. Het is een meid uit een café-chantant en toch is de expressie die ik zocht ietwat ecce homo achtig. Daar echter juist wat expressie betreft ik, al denk ik er bij, toch waar zoek te blijven, ziehier wat ik er in wilde. Toen het model bij mij kwam, had zij blijkbaar een paar nachten het nogal druk gehad, zij zeide toen iets wat nogal karakteristiek was; pour moi le champagne ne m'égaye pas, il me rend tout triste. Toen had ik het mijne en ik zocht iets tegelijk voluptueus en genavreerd. Van dezelfde heb ik nu een tweede studie aangezet, de profil. Verder heb ik het bewuste portret gemaakt, dat ik U zeide ik mee in besprek was, en een studie van dien kop voor mezelf. En nu hoop ik deze laatste dagen van de maand nog een manskop te schilderen. Wat 't werk betreft vooral, voel ik mij zeer opgewekt en het is nuttig voor me hier te zijn. Ik verbeeld mij zoo dat wat er ook zij van de meiden, men toch er zijn geld uit kan halen, nog eer dan op eenige andere manier. Er is niet tegen te zeggen dat zij verdomd mooi kunnen zijn, en dat het in den geest van den tijd is, dat het juist dat soort schilderijen zijn, die veld winnen. Er is ook uit het hoogst mogelijk genomen artistiek oogpunt niets tegen te zeggen; menschen schilderen dat was de oude Italiaansche kunst, dat was Millet en dat is Breton. De vraag is maar of men al dan niet de ziel of de kleeren tot zijn uitgangspunt neemt, en of men den vorm laat dienen bij wijze van kapstok voor strikken en linten, dan wel of men den vorm | |
[pagina 592]
| |
beschouwe als middel om een impressie, een sentiment uit te drukken, dan wel of men modeleere om te modeleeren, omdat 't uit zichzelf zoo oneindig mooi is. Het eerste alleen is vergankelijk, en de twee laatste zijn beide hooge kunst. Wat me nu nogal pleizier deed is, dat de meid, die voor me geposeerd heeft, een portret voor zich van me wil hebben, liefst net als 't geen ik maakte. En dat zij mij heeft beloofd, zoodra zij kan, me bij haar een studie te laten schilderen in een costuum van danseuse. Wat nu dadelijk niet kan, omdat de man van het café waar zij is, er op tegen is dat zij poseert, maar daar zij met een andere meid op kamers gaat wonen, zouden zoowel zij, als die andere meid dan portretten willen hebben. En ik hoop recht hartelijk dat het er van komen zal dat ik haar terugkrijg, want zij heeft een eigenaardigen kop en is geestig. Ik moet me echter oefenen, want dat het op handigheid aankomt is zeker; tijd of geduld hebben zij niet veel, overigens het werk hoeft er niet minder om te zijn als 't betrekkelijk in eens er op gezet is, en men moet ook kunnen werken al zit het model niet stijf stil. Enfin, ge ziet dat ik met animo aan den gang ben. Als ik wat verkocht zoodat ik wat meer verdiende, zou ik nog meer kracht er achter zetten. Wat Portier betreft, ik geef den moed nog niet op, maar de armoede zit mij op de hielen, en de handelaars laboreeren allemaal tegenwoordig wel een beetje aan 't zelfde euvel, dat van min of meer te wezen: une nation retirée du monde, zij hebben te veel 't spleen, en hoe kan men erg geanimeerd zijn om in die onverschilligheid en dat doffe te gaan scharrelen, te meer daar deze ziekte niet onbesmettelijk is. Want dat er niets te doen zou zijn, is maar larie, maar men moet werken quand bien même, met aplomb en met enthousiasme, enfin met een zeker warm gevoel. En wat Portier betreft, gijzelf schreeft mij dat hij 't eerst de exposities der impressionisten begon, en door Durand Ruel overdonderd werd. Welnu, dat hij dus initiatief heeft, niet alleen om iets te zeggen maar om iets te doen, zou men toch daaruit af leiden moeten. Maar 't kan aan zijn 60 jaar liggen, en, overigens is zijn geval een uit die vele gevallen misschien, dat in den tijd toen er rage | |
[pagina 593]
| |
was in de schilderijen en de handel goed ging, er een massa intelligente personen op zij gezet zijn in brooddronkenheid, alsof ze niets beteekenden en niets konden, waar zij niet van zich konden verkrijgen de duurzaamheid der vlaag van schilderijenrage en de enorme rijzing van veel prijzen geheel te vertrouwen. Nu, waar de zaken traineeren, ziet men diezelfde handelaars die eenige jaren geleden, laat ons zeggen een 10-tal jaren geleden, zeer entreprenant waren, eenigermate worden une nation retirée du monde. En wij zijn nog niet aan 't eind. Persoonlijk initiatief met een klein of zonder kapitaal is misschien de kiem voor de toekomst. Enfin. Ik zag gisteren een groote photo naar een Rembrandt die ik niet kende, die mij verbazend frappeerde, 't was een vrouwekop, 't licht viel op borst, hals, kin en de lip van den neus - de onderkaak. Voorhoofd en oogen in schaduw van een grooten hoed met denkelijk roode pluimen. Denkelijk ook rood of een geel in het gedecolleteerde jakje. Donker fond. De expressie, een mysterieuse lach als die van Rembrandt zelf in zijn eigen portret, waar Saskia op zijn knie zit en hij een glas wijn in de hand heeft. Ik ben vol van Rembrandt en Hals tegenwoordig in mijn gedachten, niet omdat ik veel schilderijen van hen zie, maar omdat ik onder 't volk van hier zooveel types zie, die mij aan dien tijd doen denken. Ik ga nog steeds dikwijls naar die bals populaires om die vrouwekoppen en matrozen of soldatenkoppen te zien. Men betaalt een 20 of 30 centimes entrée en drinkt een glas bier, want er wordt weinig gedronken, en kan er een heelen avond zich uitmuntend amuseeren, ten minste ik voor mij - met te kijken naar 't entrain van die luidjes. Veel werken met model is wat ik moet doen, en het eenige wat secuur vooruithelpen kan. Ik merk dat mijn eetlust wat te lang geserreerd is geweest, en dat ik toen ik 't geld van U ontving, geen eten verdragen kon; maar ik zal 't wel zien te redresseeren. Dat neemt niet weg dat als ik aan 't werk ben, ik al mijn energie en helderheid heb. Maar als ik buiten ben, is mij het werken in de lucht te kras, en word ik te slap. Enfin, het schilderen is een ding waar men van verslijt. Van | |
[pagina 594]
| |
der LooGa naar voetnoot*) heeft mij echter gezegd, toen ik kort voor ik hier heen ging bij hem was, dat ik après tout redelijk sterk ben. Dat ik niet hoefde te desespereeren den leeftijd te halen, die voor het produceeren van een werk noodig is. Ik sprak hem ervan dat ik verscheiden schilders wist, die met al hun zenuwachtigheid enz. 60 zelfs 70 haalden, gelukkigerwijs voor hunzelf, en dat ik wel wou ik ook dat halen kon. Dan geloof ik dat als men sereniteit zoekt en levenslust houdt, de stemming waarin men is, veel helpt. En ik heb in dat opzicht gewonnen door naar hier te gaan, want ik heb nieuwe idees, en ik heb nieuwe middelen om uit te drukken wat ik wil, door dat betere kwasten me zullen helpen, en ik met die twee kleuren karmijn en cobalt ga dwepen. Cobalt is een goddelijke kleur, en er is niets zoo mooi als dat om lucht om de dingen te brengen. Karmijn is het rood van wijn, en het is warm, geestig als wijn. Zoo smaragdgroen ook. Het is geen zuinigheid ze zich te onthouden die kleuren. Cadmium eveneens. Iets wat betreffende mijn gestel, mij heel veel pleizier heeft gedaan, is dat een dokter in Amsterdam, dien ik ook eens sprak over een paar dingen die mij soms deden denken dat ik 't niet uit zou houden, en wiens opinie ik niet direct vroeg, maar juist om de eerste impressie te weten van een die me absoluut niet kende, profiteerende van een kleine malaise die ik had, om toen in den loop van 't gesprek het op mijn gestel in 't algemeen te brengen - het deed mij enorm veel pleizier, dat deze dokter mij voor een gewoon ouvrier aanzag, zeide: ‘je werkt zeker in 't ijzer van je beroep’. Ziedaar wat ik juist heb zoeken te veranderen in mijzelf; jonger zijnde was het mij aan te zien dat ik intellectueel me overspande, en nu zie ik er uit als een schipper of een die in 't ijzer werkt. En zijn gestel om te zetten zóó dat men ‘le cuir dur’ krijgt, is geen makkelijke zaak. Ik moet echter toch op blijven passen, en zien te houden wat ik heb, en nog bij te winnen. Gij moet toch vooral mij eens schrijven, of 't idee U zoo absurd voorkomt, dat men eens wat meer moed zou scheppen als men eens een kiem voor een zaak plantte. | |
[pagina 595]
| |
Wat mijn werk betreft van nu, ik voel dat ik iets beters kan; ik heb echter wat meer lucht en ruimte noodig, ik moet - bedoel ik, 't een beetje kunnen uitbreiden. Vooral, vooral, ik heb nog geen model genoeg. Ik kan werk van een hooger kwaliteit produceeren, maar mijn onkosten zouden zwaarder wezen. Maar is het niet zoo, moet men niet zoeken naar iets hoogs, naar het echte, naar iets gedistingueerds? De vrouwenfiguren die ik onder 't volk zie hier, maken een fameusen indruk op me, veel meer om ze te schilderen dan ze te hebben, ofschoon wel degelijk ik 't allebei zou wenschen. Ik herlees alweer het boek van de Goncourt, het is uitmuntend. In de voorrede van Chérie, dat gij lezen zult, staat een relaas van wat de Goncourts al hebben doorgemaakt, en van hoe aan 't eind van hun leven zij, ja, somber waren, maar zeker van hun zaak zich voelden, voelende dat zij iets gedaan hadden, dat hun werk blijven zou. Wat zijn dat kerels geweest. Als wij accordeerden meer dan nu, meer 't absoluut eens konden zijn, waarom dan niet wij ook! A propos, wegens ik après tout aan 't eind van dit jaar een stuk of 4 of 5 vastendagen heb van zoowat alles, stuur uw brief weg 1 Januari en niet later. Ge zult 't mogelijk U niet kunnen begrijpen maar 't is zoo, als ik geld ontvang is mijn grootste honger niet, al heb ik gevast, het eten, maar het schilderen is nog sterker, en ik ga direct op de modellenjacht, en ik ga door tot het op is. Terwijl 't lijntje waar ik me aan vasthoud is mijn ontbijt bij de menschen waar ik woon, en 's avonds een kop koffie en brood in de crêmerie voor mijn diner, en anders een roggebrood dat ik in mijn koffer heb. Zoolang ik schilder is 't me ook meer dan voldoende, maar als mijn modellen weg zijn, komt er een gevoel van slapheid. Ik hecht aan de modellen van hier, omdat zij zoo heel anders zijn dan de modellen buiten. En omdat vooral het karakter zoo heel iets anders is. En het contrast mij nieuwe idees geeft, juist voor de vleeschkleuren. En wat ik in mijn laatsten kop nu heb, is nog niet datgene waar ikzelf mee content ben, maar iets anders dan de vroegere koppen. Ik geloof dat gij genoeg de belangrijkheid van waar zijn beseft, dat ik vrij uit tegen U kan spreken. Om dezelfde motieven dat als ik boerinnen schilder, ik wil 't boerinnen zijn, om dezelfde reden als 't hoeren zijn, wil ik een hoerenexpressie. | |
[pagina 596]
| |
Daarom frappeerde mij een hoerenkop van Rembrandt juist zoo enorm. Omdat hij dien mysterieusen glimlach zoo oneindig mooi gesnapt had, met een serieux als hij alleen, de magicien der magiciens. Dit nu is voor mij iets nieuws, en ik wil 't per sé. Manet heeft 't gedaan en Courbet, wel sacrebleu ik heb dezelfde ambitie, omdat bovendien ik te zeer in merg en been gevoeld heb het oneindig mooie der vrouwenanalyses van de heel hooge lui in de litteratuur, een Zola, Daudet, de Goncourt, Balzac. Zelfs Stevens voldoet me niet, omdat zijn vrouwen niet die zijn, waar ik iets persoonlijk van weet. En ik vind die hij kiest, niet de interessantste die er zijn. Enfin wat er van zij - ik wil vooruit à tout prix en - ik wil mezelf zijn. Ik voel mij dan ook in obstinatie, en ik ben er over heen over wat de lui van mij of mijn werk zeggen. Naakt model te krijgen schijnt moeielijk te gaan hier, althans de meid die ik gehad heb wou niet. Natuurlijk is dat ‘wou niet’ denkelijk betrekkelijk, maar althans 't gaat niet vanzelf. Er is nu dat zij echter fameus zou zijn. Uit een oogpunt van zaken kan ik niet anders zeggen, dan dat we zijn in wat men reeds begint te noemen la fin d'un siècle, dat de vrouwen een charme hebben als in een revolutietijd - trouwens evenveel te zeggen - en dat men retiré du monde zou wezen indien men buiten haar om werkte. 't Is overal 't zelfde, buiten zoowel als in stad; men moet met de vrouwen rekening houden wil men van zijn tijd zijn. Adieu, gelukgewenscht met Nieuwe jaar. Met een handdruk, t. à t. Vincent. | |
443Waarde Theo, (Januari '86.) Het is reeds laat, maar ik wil niet wachten U de goede ontvangst te melden van uw brief met frs 150. Voor ik het vergeet, laat me beginnen U te antwoorden op uw vraag van onlangs, betreffende 't schilderij van Franck of Francken in St. André, dat ik heden gezien heb. Ik vind het een goed schilderij - vooral mooi van sentiment - van sentiment is het niet erg Vlaamsch of Rubensachtig. Men denkt meer aan Murillo. De kleur is warm in een ros gamma, zooals Jordaens soms is. De schaduwen in het vleesch zijn zeer krachtig, dat heeft Rubens | |
[pagina 597]
| |
niet en Jordaens dikwijls wel, en daardoor is er iets mysterieus in 't schilderij dat men wel apprecieeren mag in die school. Ik kon er niet dicht genoeg bijkomen om zeer van nabij de techniek na te gaan, wat wel de moeite waard geweest ware. De Christuskop is minder conventioneel dan de Vlaamsche schilders die meestal opvatten. Ik verbeeld me echter dat ik 't ook zoo kan, en iets nieuws vertelde 't schilderij me niet. En daar ik over wat ik nu kan niet content ben, en vooruit zoek te werken - genoeg - en naar andere schilderijen. Wat me in die kerk frappeerde, was een schets van v. Dijck? of Rubens? een Descente de croix, die hoog hing maar me mooi voorkwam. Veel sentiment in 't bleeke lijk. Dit terloops. Er is een geschilderd venster dat ik superbe vind - zeer, zeer curieus. Een strand, een groene zee met een kasteel op de rotsen, een tintelend blauwe lucht van de prachtigste tonen van blauw, groenachtig, witachtig, dieper, hooger van toon. Een enorme driemaster, grillig en fantastisch, silhouetteert zich tegen de lucht, overal breking, licht in 't donker, donker in 't licht. In 't blauw een figuur van de H. Maagd, hoog geel, wit, oranje. Hoogerop is 't venster weer, donkergroen met zwart, met gloeiend rood. Enfin - herinnert ge U dat, het is zeer mooi en Leys ware er secuur op verliefd geworden, of James Tissot in zijn oude manier, of Thys Maris. Ik zag eenige schilderijen aangekocht voor 't Musée Moderne, Verhas en Farasyn. Verhas: dames die op ezels rijden en visschersjongens aan 't strand, Farasyn: een groot geval van de oude Antwerpsche vischmarkt. Ook een Emile Wauters - Caïro of zoo, een marktplaats. De Verhas doet er goed, is een knap schilderij in alle geval, gedurfd van kleuren in licht gamma, verscheidene mooie combinaties, o.a. een figuur in oranje tegen lichtblauw, lichtgroen en wit. Ik werk steeds aan mijn portretten, en ik heb er eindelijk twee die bepaald ‘lijken’, (een profil en een ¾). Dat is niet alles, dat is niet eens 't voornaamste. Toch is 't me wel de moeite waard daar naar te zoeken, en leert men er misschien nogal teekenen door. Ik begin hoe langer hoe meer overigens van portretten te houden. | |
[pagina 598]
| |
Daar hebt ge nu sommige erg beroemde Rubens: Vierge au Perroquet, Christ à la Paille, etc. ik voor mij loop ze voorbij om liever te kijken naar dat brutale mansportret - met zoo fameus vaste hand geschilderd - nog schetsachtig hier en daar, dat niet ver van de Saskia van Rembrandt hangt. In een Descente de croix van v. Dijck, die in de hoogte, de groote -is ook een portret, bepaald portret - niet van een kop alleen maar goddank van een heel figuur, superbe in geel en lila-achtig, een vrouw voorovergebogen die schreit, de tors, de beenen onder de kleeren goed intiem doorgevoerd en gevoeld. Wat is dat hooge kunst als de kunst eenvoudig waar is. En een Ingres, een David, die als schilders waarachtig niet altijd mooi schilderen, wat worden zelfs zij fameus interessant als zij hun pedanterie ter zijde stellende, zich vergeten in waar te zijn, in 't weergeven van een karakter, als in de twee koppen in 't Musée Moderne. Enfin. Ah als men die modellen kon krijgen, die men wilde.!!! Vertel mij nu eens, op den voorgrond stellende dat gij financier wilt zijn- en ik heb daar niets op tegen, zelfs is dat juist wat ik heel goed vind; zijt gij dan volkomen content met uw eigen redeneering, die ge bij 't begin van 't jaar me tot mijn teleurstelling zegt: ik heb heel veel te betalen, en gij moet maar zien dat ge rondkomt tot 't eind van de maand. Hoor eens, dit heb ik er tegen te zeggen, en denk er eens over na, of ik al dan niet gelijk heb, althans dat er grond in mijn redeneering is: Ben ik minder dan uw creanciers, wie moet er wachten zij of ik??? als er één van beiden moet wachten, wat onder de menschelijke dingen hoort. Een creancier is geen vriend, dat is zeker, en ik, indien ge 't niet zeker weet, ben 't althans misschien. En weet gij wel goed, hoe zwaar de lasten zijn voor mij die 't werk iederen dag eischt, hoe moeielijk de modellen te krijgen, hoe duur de dingen voor 't schilderen noodig? Weet ge wel dat het soms letterlijk als 't ware onmogelijk voor me te houden is? En dat ik moet schilderen, dat er te veel van afhangt, onmiddellijk en zonder aarzelen met aplomb hier door te werken. Een paar zwakheden zouden me kunnen doen vallen op een manier, waar ik in lang niet bovenop kom. Mijn toestand is benard van alle kanten, en is slechts te winnen | |
[pagina 599]
| |
door vastheid van doorwerken. De verfrekening drukt me zwaar als lood, en toch moet ik vooruit!!! Ik moet ook lui laten wachten, die toch hun geld krijgen zullen, maar wachten - daar heb ik er een paar toe veroordeeld. En zonder genade, tenzij ze me crediet geven. En hoe minder crediet, hoe meer ze zullen achterstaan. Het is niet te winnen tegenwoordig, dan met heel goed werk, met dat wat niet mediocre is. Dat hoogere kost duurder aan geld en aan moeite en zware inspanning; toch is dat de weg nu meer dan ooit. Hetgeen ik U zeg is helder en klaar. Begrijpt ge of begrijpt ge niet dat het volkomen goed en recht gezien is, wanneer ik U er op wijs dat ik in de absolute noodzakelijkheid ben, om wil ik hier werk vinden voor portretten, mijn atelier vol te hebben met heel goede koppen. Dat is te bereiken, het is iets waar men een eind aan kan zien, al is 't betrekkelijk niet makkelijk ze klaar te krijgen. Zullen wij nu zeggen als de droogklooten en suffers, wij kunnen niet, wij hebben geen geld, er is niets te doen? Ik zeg U neen. Dit zullen we zeggen - en s.v.p. samen zeggen. Wij zullen er persoonlijk arm voor zijn en gebrek lijden zoolang 't moet, zóó als men doet in een belegerde stad, die men niet van zins is over te geven, maar wij zullen toonen dat we iemand zijn. Of men is dapper, of men is laf. We moeten 't zoover brengen, dat wij het 't publiek prettig maken, ik bedoel b.v., de meiden moeten trek krijgen in hun portretten. Dat er zijn die ze zouden willen, ik geloof het. Ik sprak heden een bediende van een photograaf er over of hij me geen portretten bezorgen kon. Deze wou een commissie van me voor iedere meid, die hij bij me zou brengen voor een portret. Ik heb die zaak laten traineeren in zoover echter alleen dat ik geen commissie beloofd heb, voor en aleer ik mijn individu wat beter ken. Maar ik zal hem denkelijk zeer binnenkort terugzien. En dan zal ik zien of ik direct met hem iets kan doen, of wel dat ik met den patroon eens direct er over ga spreken, maar soms is de bediende beter, zult ge begrijpen, dat is al naarmate. Ik zeide hem nu dat ik hem niet kende, en dat ik wel wou zien of hij iets doen kon, maar dat ik er bij riskeerde omdat ik altijd mijn onkosten moet maken voor een portret. Enfin ik zal daar verder | |
[pagina 600]
| |
op doorgaan; maar wat presseert - het is dat ik mooie koppen kunne laten kijken. Ik moet ook onder de meiden kennissen zoeken te krijgen, wat met een beurs waar weinig in is, geen prettige karwei is, dat kan ik U verzekeren, men is dan lang niet voor zijn pleizier uit. Maar het is niet de moeite, waar ik tegen op zie. Alleen ik geloof, dat gij het U al te zeer hebt aangewend, het maar heel goed te vinden dat ik altijd achteruit gezet blijf, dat gij al te zeer vergeet dat al sedert zooveel jaren ik niet heb wat me toekomt. En dat de begeerte die ik heb om mijn zaken uit te breiden, niet alleen voor mij goed is, maar ook voor U, omdat slechts langs dien weg, we kunnen verdienen. En nu nog iets. Theoretisch althans zegt gij dat het noodig is dat men goed gekleed en al wat daar verder bijhoort voor den dag moet kunnen komen, bij zekere gelegenheden als men lui moet gaan opzoeken, enz. Welnu de tijd is er nu zelfs volgens mij, die daar geen haast mee maak zooals ge weet, dat dit er op aan begint te komen, zijn zulke dingen noodig of niet??? Hangt er iets van af, ja dan neen??? Welnu, gegeven die periode van te moeten doorbreken, is het maandgeld te weinig dan dat ik met mogelijkheid het er van doen kan. Gij zijt zelf zuinig, gij kunt nagaan wat absoluut behoeften zijn. En ik vraag het U, kan men het absoluut noodige doen van wat met mogelijkheid mij voor mijzelf resteert, na aftrek van schilderbehoeften, model, kamerhuur? Indien ik vrienden had, wat bekend ware, ja dan, dan gaat het makkelijker, maar die heb ik niet en die moet ik me maken juist. Maar laat ik niet vergeten, u te bedanken voor de zending van tweede deel de Goncourt. Het is een heerlijk ding dien tijd te kunnen nagaan - waar zooveel uit te leeren is voor - om de uitdrukking te gebruiken - notre fin du siècle waar we in zijn. Ik kan u niet zeggen hoezeer ik in mijn schik blijf naar Antwerpen te zijn gegaan. En hoeveel er is, wat voor mij die er zoolang uit ben geweest, er op te merken valt. Hoe goed het mij doet - al houd ik nog zooveel van de boeren en buiten - de stad weer eens te zien. Hoe het bijeen brengen van uitersten me nieuwe idees geeft - uitersten: het geheel buiten en de drukte van hier. Ik had het hard noodig. | |
[pagina 601]
| |
Wat de expositie Tassaert betreft, als er ooit een verongelijkt is was hij het wel. Om nu bij deze gelegenheid er nog een te noemen - ik wacht niet tot de exposities, om mijn opinie te hebben over schilders - Chaplin zal men ook moeten erkennen. Wat de kleur van Tassaert betreft, hij is harmonist en zijn werk, in één toon geschilderd betrekkelijk, is mooi door 't modelé, door het fijn gevoel dat hij had van de vrouwelijke vormen, door iets gepassioneerds in de expressies - en ik vind hem van de familie van de Greuzes en Prudhons - beter, moderner, degelijker in zijn sentiment dan Greuze. Chaplin is meer colorist dan hij. En ik vind wel dat 't een beetje jammer is van Tassaert, dat hij die zoo mooi vel schilderde, niet wat meer gloed en leven soms in de kleur zocht. Maar zeker is hij beter dan Scheffer en Delaroche, en Dubuffe en Gérôme, die zoo weinig schilder zijn. Wat is het gloeiend jammer van een kerel als Gérôme, die Le Prisonnier maakte, en die Le Camp russe maakte, en Le Berger syrien, dat er zooveel kouds en steriels in hem zit. Isabey zal men ook erkennen, Ziem ook, die twee zijn erg schilder, en dat is het waar après tout 't bij 't schilderen op aankomt. Ik moet eindigen. Wat het coloriet is in een schilderij, dat is toch het enthousiasme in 't leven, en dus - het is geen kleine zaak het te zoeken te behouden. Ter wille van de modellen, zal ik denk ik Verlat, die directeur is van de academie hier, eens gaan opzoeken deze maand - en ik zal zien hoe de reglementen zijn en in hoeverre men er naar naakt model zou kunnen werken, ik zal een portret dan meenemen en teekeningen. Ik heb een verbazende begeerte om mij in kennis van het naakt te versterken. Ik heb gezien een groote bronzen groep van Lambeau - twee figuren - een man die eene vrouw omhelst, superbe, iets als b.v. Paul Dubois, of enfin de lui van den eersten rang. Het is aangekocht voor 't museum. Ik benijd de beeldhouwers dikwijls. Maar het is overal een beetje 't zelfde, ik moet wat meer verdienen om me te kunnen uitbreiden. Ik wil u ook nog wel eens zeggen, dat gegeven die begeerte voor figuurstudie ik, bij aldien het hier me niet lukte, misschien eer nog verder zou doordringen dan teruggaan naar Holland vóór | |
[pagina 602]
| |
en aleer ik eens een poosje op een atelier geweest ben. En dus dat verdere mogelijk Parijs zou wezen, zonder aarzelen. Gegroet en met een handdruk, t. à t. Vincent.
Wat het eind van de maand betreft - ik verzoek u ten allervriendelijkst maar absoluut - laat althans voor frs 50 een uwer creanciers gebrek lijden (die kunnen er wel tegen, wees gerust) maar s.v.p. niet mij, want ook dan is het voor mij nog bar. - | |
444Waarde Theo, Verleden Zondag heb ik de twee groote schilderijen van Rubens voor 't eerst gezien, en omdat ik die van 't museum herhaaldelijk en op mijn gemak had bekeken, waren deze - la Descente de croix en l'Elévation de croix er te interessanter om. l'Elévation de la croix heeft een eigenaardigheid, die mij direct in 't oog viel en dat is - er is geen vrouwenfiguur op. Tenzij op de zijvleugels der triptiek. Gevolgelijk is 't er niet beter op. Laat ik u zeggen dat ik met la Descente de croix dweep. Niet echter ter wille van diepte van gevoel als men bij een Rembrandt of in een schilderij van Delacroix of in een teekening van Millet zou vinden. Niets navreert me minder dan Rubens, wat betreft uitdrukking van menschelijke smart. Laat ik beginnen met te zeggen, om duidelijker te maken wat ik bedoel, dat zelfs zijn mooiste, schreiende Magdalenakoppen of Mater dolorosa's me altijd doen denken eenvoudig aan de tranen van een mooie meid, die b.v. een sjanker zou hebben opgeloopen, of dergelijke petite misère de la vie humaine. Als zoodanig zijn ze meesterlijk, doch iets anders zoeke men er niet in. Rubens is verbazend in de schildering van alledaagsche, mooie vrouwen. Maar in de expressie is hij niet dramatisch. Vergelijk hem bij b.v. den kop van Rembrandt in de collectie Lacaze, bij de mannenfiguur in de Jodenbruid - ge zult begrijpen wat ik bedoel, dat b.v. zijn stuk of 8 geboursoufleerde figuren van kerels, die een tour de force verrichten met een zwaar houten kruis in l'Elévation de la croix mij absurd voorkomt zoodra ik | |
[pagina 603]
| |
me plaats op een standpunt van moderne analyse van menschelijke hartstochten en gevoelens. Dat Rubens in zijn expressies. vooral van de mannen (uitgezonderd altijd de eigenlijk gezegde portretten, oppervlakkig, hol, geboursoufleerd is, ja ten eenemale conventioneel, en wel als Jules Romain en nog erger lui der decadence. Maar toch ik dweep er mede, omdat hij 't juist is, Rubens, die een stemming van vroolijkheid, van sereniteit, van smart zoekt uit te drukken en werkelijk daarstelt - al zijn zijn figuren soms hol enz. - door de combinatie der kleuren, Zoo in l'Elévation de la croix zelfs - de blanke vlek - het lijk hoog opgevoerd van licht - is dramatisch in haar verband van tegenstelling met de rest, die zoo laag is gezet. 't Zelfde, maar m.i. verreweg mooier, is de charme van la Descente de croix, waar de blanke vlek gerepeteerd wordt door de blonde haren, blank gelaat en hals der vrouwenfiguren, terwijl de sombere entourage verbazend rijk is door die diverse laaggezette en door den toon tot elkaar gebrachte massa's rood, donkergroen, zwart, grauw, violet. En Delacroix heeft opnieuw getracht de lui te doen gelooven in de symfonie's der kleuren. En men zou zeggen tevergeefs, als men nagaat hoe zeer haast iedereen verstaat door goed van kleur: de juistheid der locale kleur, de kleingeestige preciesheid. Die noch Rembrandt, noch Millet, noch Delacroix, noch wie men ook wil, zelfs Manet niet of Courbet, hebben gesteld tot hun doel, evenmin als Rubens of Veronese. Ik heb ook nog verscheiden andere schilderijen van Rubens gezien in diverse kerken. En het is erg interessant Rubens te bestudeeren, juist omdat hij in zijn techniek zoo bij uitstek eenvoudig is of liever schijnt. Het met zoo weinig doet, en met zoo vlugge hand, en zonder eenige aarzeling schildert en vooral ook teekent. Maar portretten en vrouwekoppen of figuren, dat is zijn fort. Daar is hij diep en intiem in ook. En wat zijn zijn schilderijen frisch gebleven, juist door den eenvoud der techniek. Wat zal ik U nu verder zeggen? Dat ik hoe langer hoe meer trek krijg, om zonder me te haasten, d.i. zenuwachtig te haasten, heel kalm en bedaard al mijn figuurstudies nog eens van meet af over te gaan doen. Ik wou 't zoover brengen in kennis van 't naakt en de structuur van 't figuur, dat ik uit 't hoofd kon werken. | |
[pagina 604]
| |
Ik wou nog een tijd, 't zij bij Verlat, 't zij op een ander atelier gaan werken, overigens bovendien voor mezelf zooveel mogelijk naar model schilderen. Ik heb op 't moment 5 schilderijen, 2 portretten, 2 landschappen, 1 stilleven bij Verlat op zijn schilderklasse in de akademie gedeponeerd. Ik was er daareven weer, doch ik heb hem telkens niet daar gevonden. Maar ik zal U wel spoedig melden kunnen hoe dat zal afloopen, en ik hoop wel gedaan te krijgen, dat ik den heelen dag aan de akademie naar 't model mag schilderen, wat 't mij makkelijker zou maken, daar de modellen zoo geducht duur zijn dat ik 't niet houden kan. En ik moet er iets op vinden, om in dat opzicht hulp te krijgen. In alle geval, ik denk wel dat ik een poos in Antwerpen zelf zal blijven, in plaats van naar buiten terug te gaan; het zou heel veel beter zijn dan het uit te stellen, en er is zooveel meer kans om hier lui te vinden, die er zich wellicht voor interesseeren zullen. Ik voel dat ik wat durf en wat kan, en het heeft al veel te lang getraineerd. Ik zag dezer dagen voor 't eerst een fragment van het nieuwe boek van Zola ‘l'Oeuvre’, dat zooals ge weet, verschijnt als feuilleton van le Gil Blas. Ik houd het ervoor dat deze roman, als hij wat doordringt in de artistenwereld, wel goed zal doen. Het fragment dat ik las vond ik zeer echt. Ik wil desnoods toegeven dat bij 't werken absoluut naar de natuur er nog iets anders noodig is - de gemakkelijkheid van composeeren, de kennis van 't figuur, maar après tout ik geloof niet, dat ik voor absoluut niets, jarenlang me moeite heb gegeven. Ik voel een zekere kracht in me, omdat ik waar ik ook komen zal altijd een doel zal hebben, het schilderen van de menschen, zooals ik ze zie en ken. Of 't impressionisme zijn laatste woord reeds heeft gezegd - om de uitdrukking impressionisme te houden - ik verbeeld me altijd dat er juist in figuur nog veel nieuwen kunnen opstaan, en hoe langer hoe wenschelijker begin ik het te vinden, men in een moeielijken tijd als tegenwoordig, juist zijn heil zoeke in het dieper ingrijpen in de hooge kunst. Want er is hooger en lager betrekkelijk; de menschen zijn meer dan de rest, en trouwens ook heel wat moeielijker te maken. Ik zal mijn best doen om hier kennissen te maken, en ik heb gedacht dat als ik eens een tijd b.v. bij Verlat werkte, ik beter | |
[pagina 605]
| |
geörienteerd zou zijn om te weten wat er hier omgaat en wat er te doen is, en hoe men er in kan komen. Laat mij dus maar scharrelen en geef den moed in vredesnaam niet op, of verslap niet. Ik geloof niet dat ge billijkerwijs van me kunt vergen, ik ter wille van mogelijk een frs 50 per maand minder, naar buiten terugga, als de heele reeks van volgende jaren zoozeer in verband staat tot de relaties, die ik in stad, hetzij hier in Antwerpen, 't zij later te Parijs moet aanknoopen. En ik wou ik U kon doen begrijpen, hoezeer 't te voorzien is er veel zal veranderen in den handel. En gevolgelijk er veel nieuwe kansen zijn tevens, als men met wat oorspronkelijks kon voor den dag komen. Maar dat dat dan ook noodig is, wil men tot iets nuttig zijn. Het is geen fout van mij of geen misdaad, als ik U zeg dit of dat moeten we meer kracht achter zetten, en als we 't zelf niet hebben, moeten we vrienden en nieuwe relaties vinden. Ik moet wat meer verdienen of wat meer vrienden hebben, liefst beide. Dat is de manier om er te komen, maar het is in de laatste tijden te bar geweest voor me. Wat deze maand betreft, zeer bepaald moet ik er op aandringen, dat ge althans me nog frs 50 ziet te zenden. Tegenwoordig vermager ik er op, en bovendien mijn kleeren worden te slecht, etc. Gij weet toch zelf wel dat het zoo niet deugt. Toch heb ik een zeker vertrouwen dat we er door kunnen komen. Maar gij spraakt ervan dat als ik ziek werd, we nog meer van streek waren; ik hoop het zoover niet komen zal, maar ik wou wel 't een beetje beter hebben, juist ter wille van dat te voorkomen. Enfin als men denkt hoeveel lui er maar altijd door bestaan, zonder van zorg zich zelfs een begrip ooit van hun leven te maken, en die maar altijd denken dat alles zich wel ten beste schikken zal! Alsof men niet creveerde, en er geen vergingen! Ik heb er hoe langer hoe meer tegen dat gij Uzelf voorstelt financier te wezen, en b.v. van mij glad het tegenovergestelde denkt. Alle menschen zijn niet eender, en als men er niet toe komt om te begrijpen dat vooral bij rekenen, de tijd over de rekening heen moet zijn gegaan, eer men zich zeker kan achten juist gerekend te hebben, als men daar niet toe komt, is men geen rekenaar. En een breedere opvatting van het finantiëele is juist wat veel moderne financiers kenmerkt. | |
[pagina 606]
| |
Namelijk niet uitmergelen, maar vrijheid van actie geven. Ik weet Theo, hoe gijzelf misschien er betrekkelijk in kunt zitten. Maar gij hebt het nooit van uw leven zoo bar gehad als ik 10 of 12 jaar achtereen. Kunt gij het nu in mij niet billijken dat ik zeg, het is nu misschien lang genoeg geweest, ik heb in dien tijd iets geleerd wat ik vroeger niet kon, daardoor zijn al de kansen vernieuwd, en kom ik er tegen op tegen altijd achteruit gezet te worden. En indien het nu mijn zin eens ware om hier een tijd weer in de stadszaken te zijn, dan misschien ook nog eens op een atelier te Parijs te gaan, zult gij dat zoeken te verhinderen? Wees eerlijk genoeg om mij door te laten gaan, want ik zeg U ik zoek geen twist en ik wil geen twist maar ik laat mij mijn carrière niet afsluiten. En wat kan ik buiten doen, tenzij ik er kom met geld voor modellen en verf? Buiten is er geen kans, absoluut niet, om met mijn werk geld te maken en in stad bestaat die kans. Ik ben dus niet veilig, voor ik me vrienden in stad heb gemaakt, en dat is 't meest aan de orde. Dat moge nu voor 't moment ietwat de dingen moeielijker maken, maar het is toch de weg, en nu teruggaan naar buiten zou op stagnatie uitdraaien. Enfin gegroet, het boek van de Goncourt is mooi. t. à t. Vincent. | |
445Waarde Theo, (Januari.) Wilde U schrijven dat Verlat eindelijk mijn werk heeft gezien, en toen hij de twee landschappen zag en het stilleven, die ik van buiten meebracht zeide hij: ‘ja, maar dat gaat me niet aan’; toen ik hem de twee portretten liet zien zeide hij: ‘dat verandert, als 't figuur is kunt ge komen.’ Zoodat ik dus morgen ga beginnen met in de schilderklas aan de akademie te gaan werken. Terwijl ik bovendien Vinck (een leerling van Leys, van wien ik dingen in de manier van Leys zag, middeneeuwsch) heb gesproken, om 's avonds wat antiek te teekenen. Ik geloof dat ik met geen van die twee dingen kwaad kan, en licht kan ik er, hetzij voor 't schilderen, 't zij voor 't teekenen, iets opdoen wat me nuttig kan zijn. En in alle geval is het een poging om in kennis te komen met lui. Er werken in de schilderklas en in de teekenklas verscheiden lui van mijn leeftijd, zag ik in 't voorbijgaan. | |
[pagina 607]
| |
En zeker als ik met Verlat of Vinck of wie dan ook wat vrienden mocht worden, zou het mij wat model uithalen. Enfin - dat is vooral het praktische van de zaak. Ik moet verder naar twee lui toe terwille van portretten, wat daar van komen zal weet ik niet. 't Eene is een affaire om twee portretten van een paar zeer mooie meiden te maken; typen met heel donkere oogen, donker haar, twee zusters, die veronderstel ik gemainteneerd worden. En het andere is een portret van een getrouwde vrouw. Maar ik zeg U, er is nog niets vast en het kan mislukken. Ik weet echter wel dat ik desnoods bereid zou zijn ze voor niets te maken, juist om me te oefenen. Maar, als ge denkt dat ik hetzij daar, hetzij elders aan huis moet gaan werken, enz., het is noodig ik wat doe aan mijn kleeren, want ik heb de mijne twee jaar gedragen en vooral in den laatsten tijd hebben ze geleden. Al was het een pak van b.v. frs 40, ware reeds voldoende. En ik moet ook geprepareerd zijn om, als Verlat zegt dat ik dit of dat me moet aanschaffen van schildergerei, er bij te kunnen. Daarom tracht mij nog, zooals ik het U vroeg, frs 50 te sturen, dan kan ik de maand rondkomen, en zou een nieuwe broek en vest me direct aanschaffen en de jas in Februari. Het is hier geducht koud en ik voel me lang niet altijd lekker, maar enfin, als het schilderen gaat, komt dat er zoo erg trouwens niet op aan. Ik heb 2 avonden reeds ginder geteekend, en ik moet zeggen dat ik geloof het juist voor het maken van b.v. boerenfiguren heel goed is de antieken te teekenen, mits s.v.p. niet als 't gewoonlijk gaat. De teekeningen die ik er zie, vind ik eigenlijk alle fataal slecht en radicaal verkeerd. En ik weet wel dat de mijne glad anders is; wie 't nu bij 't rechte eind heeft moet de tijd maar leeren. Gevoel van wat een antiek beeld is, hebben ze godome geen van allen. Ik die in jaren lang geen goede moulure der antieken gezien heb, en die ze hier hebben zijn zeer mooi, en die in die jaren steeds het levend model onder de oogen heb gehad, ik sta verbaasd over de almachtige kennis en juistheid van sentiment van de ouden, nu ik het eens goed terug zie. Enfin, toch is het te voorzien dat de akademische heeren mij van ketterij zullen beschuldigen, maar que soit. | |
[pagina 608]
| |
Kon ik met Verlat wat vorderen, zou ik wel willen. Ik vind veel van wat hij maakt èn hard èn verkeerd van kleur en verf, maar ik weet dat hij zijn goede dagen heeft ook. Dat hij b.v. een beter portret schildert dan de rest grootendeels. En dus, wij zullen zien. Ik blijf mij opgewekt gevoelen ondanks alles, juist doordat het mij goed doet in allerlei toestanden tegenovergesteld aan buiten te komen, en het zou wel kunnen zijn, dat ik hier thuis raakte. Enfin. Maar doe uw best mij eens spoedig te schrijven, en waarachtig het is noodig dat ik die frs 50 nog heb voor de maand. Ik kom er anders niet en de dingen zijn te urgent. Gegroet, t. à t. Vincent. | |
446Waarde Theo, Een paar dagen heb ik nu ginder geschilderd, en het bevalt er mij goed. Vooral omdat er allerhand slag van schilders zijn, en ik op heel uiteenloopende manieren zie werken, wat ik nooit gehad heb - anderen veel zien werken. Het is verreweg 't beste ik er een heelen tijd blijf, want de modellen zijn er goed, en het zal zoo beter uitkomen. Wat ik U al meer gezegd heb zeg ik nog eens, van de onkosten van het schilderen en de modellen maakt gij U geen juist denkbeeld, en het is veel moeielijker dan gij blijkbaar weet, als men alleen werkt vooral. Maar we willen hopen dat er op deze manier verbetering kome. Maandag krijgen we nieuwe modellen; dan begin ik eigenlijk voor goed. Ik zou nu juist tegen Maandag een groot doek moeten gehad hebben; ook is me uitdrukkelijk gezegd, ik nog weer andere borstels, etc. moet hebben, behalve de mijne. Maar ik heb geen geld meer. Het presseert dus werkelijk, en ik wenschte dus wel gij deedt wat gij kondt, want ik doe ook wat ik kan, en het blijft voortdurend zoo dat er haast geen eten overschiet. 's Avonds ga ik er teekenen ook; maar de lui van de teekenklas vind ik dat allen slecht en glad verkeerd werken. De schilderklas is beter, en zooals ik U reeds meen geschreven te hebben, er zijn van allerlei lui en van allerlei leeftijd, zelfs ouder dan ik wel een stuk of 5. Ik werk op 't moment aan een kinderkop. | |
[pagina 609]
| |
Het zou me een uitkomst wezen indien ik tegen Maandag uw brief reeds hebben kon. Wat ik U schreef over kleeren die ik noodig zou hebben, is ook nog al urgent. Ik heb voorloopig dadelijk een paar kennissen er gemaakt, die de dingen gezien hadden die ik had gebracht om aangenomen te worden. Bij de studies van leerlingen van vroeger, die er hangen, zijn verduiveld goede. Er hangen er van Neuhuys en Huibers o.a. Maar de mooiste is misschien van een Amerikaan, ik weet den naam echter niet, een naaktstudie van een oud man, men zou zeggen als een Fortuny of Regnault. Ik geloof niet dat ik een korteren weg kan inslaan om vooruit te komen, en hetzij ik later naar buiten ga, 't zij ik nog op een atelier te Parijs zal komen, in alle geval is het goed ik eens veel zie schilderen, en vooral geregeld naar model blijve werken, zooveel als maar eenigszins mogelijk is. Gegroet, ik schrijf U in haast omdat ik weer weg moet. Maar doe toch uw uiterste best me niet te laten wachten, want het werk hangt er van af, en ik verzeker U, dat in alle geval ik het toch nog moeielijk genoeg zal hebben. Met een handdruk, t. à t. Vincent. | |
447Waarde Theo, Ik heb reeds te lang gewacht om U de goede ontvangst van uw brief en het ingeslotene te berichten. En daarom juist geloof ik dat in geen geval het kwaad zal kunnen, wanneer wij over een tijd elkaar eens te Parijs zien. Wat Uw brief betreft het is nog steeds 't zelfde, en gij steunt U te zeer mijns inziens als ge mij beoordeelt op algemeenheden en op préjugés, die te oppervlakkig zijn en te zeer mis dan dat ik gelooven kan zij U steeds zullen bijblijven. Ik heb het gruwelijk druk gehad deze week, omdat behalve de schilderklas, ik 's avonds ook ga teekenen en dan daarna van half 10 tot half 12 nog naar 't model ga werken op een club. Want ik ben van twee van die clubs zelfs lid geworden. En ik ken nu twee lui, die m.i. mooi teekenen, beiden Hollanders. Van deze week schilderde ik een groot ding met twee naakte tor- | |
[pagina 610]
| |
sen - twee worstelaars, een pose van Verlat. En dat bevalt mij uitmuntend. En zoo ook het teekenen naar het antiek, ik heb nu twee groote figuren klaar, in alle geval heeft het twee dingen voor, vooreerst dat het me zeer interesseert, na jaren lang gekleed model te hebben geteekend, het naakt en het antiek terug te zien en dingen te verifieeren. Verder juist om in Parijs ergens toegelaten te worden, moet men ergens anders zijn geweest, en zijn groensten bolster niet meer hebben, en heeft men altijd te doen met lui, die reeds op een akademie hebben gewerkt, langer of korter. Wat Verlat mij zegt is heel streng, en zoo ook wat Vinck van de teekenklas mij zegt, en zij raden mij sterk aan een jaar minstens vooral te teekenen, desnoods niets anders dan teekenen naar antiek en naar naakt, en dat zulks de kortste weg zou zijn, dat ik dan heel anders zal terugkomen op mijn ander werk buiten of mijn portretten. En ik geloof dat het waar is, 'k moet dus zien ergens te zijn waar ik en antiek en naakt model onder mijn bereik heb voor den eersten tijd. De beste van de klas heeft het ook zoo gedaan, en hij zegt dat hij met iedere studie zich wat voelde vorderen, en ik heb dat zelf kunnen zien in dingen van vroeger en dingen van nu van hem. Ik denk dat gij U zult herinneren; ‘Les Grecs ne prennent pas par le contour, ils prennent par les milieux, par les noyaux. Géricault a pris cela à Gros, qui lui l'avait pris des Grecs, mais Géricault a voulu lui-même le prendre aux Grecs aussi, et les a étudiés pour cela même; après, Delacroix a fait comme Géricault.’ Die kwestie - Millet teekent ook zoo meer dan iemand anders - is misschien de wortel van 't heele figuurschilderen, hangt verbazend samen juist met het modeleerend teekenen direct met 't penseel, het glad anders opvatten dan Bouguereau en anderen, die interieur modelé mankeeren, plat zijn vergeleken bij Géricault en Delacroix, en niet buiten de verf zijn. Bij welke laatsten - Géricault etc. de figuren ruggen hebben ook als men ze van voren ziet, lucht om de figuren heen - buiten de verf. Het is om dat te zoeken - waar ik noch met Verlat noch met Vinck over zou willen praten zelfs - dat ik werk, er is geen nood dat zij me dat zouden wijzen, want hun beider fout zit | |
[pagina 611]
| |
in de kleur, die zooals ge weet bij beiden niet het echte is. Het is curieus dat als ik mijn studie vergelijk bij die van de andere lui, het bijna niets er mee gemeen heeft. De hunne hebben dezelfde kleur als het vleesch zoo ongeveer, en doen dus van dichtbij gezien heel precies - maar gaat men wat achteruit wordt het pijnlijk en plat om te zien - al dat rose en fijn geel enz. enz., zacht op zichzelf geeft een hard effet produit. Zooals ik het doe, is het van dichtbij groenachtig ros, geelgrijs, wit, zwart, en veel neutraal, en meest kleuren die men niet noemen kan. Maar 't wordt juist buiten de verf, als men wat achteruit gaat, en dan is er lucht om heen en een zeker golvend licht valt er op. Tevens daarin spreekt het minste tikje kleur waar men eventueel mee glaceere. Maar wat er aan mankeert is oefening, ik moet er een 50 zoo schilderen, ik geloof dat ik dan iets hebben zal. Het er op zetten van de verf is nu wat al te moeielijk gedaan, omdat ik er de routine nog niet genoeg van heb, te lang zoeken moet, het dood werk. Maar dit is een kwestie van een tijd van doorschilderen, zoodat de toets in eens raak wordt, naarmate men het meer in 't hoofd heeft. Er zijn eenige lui die mijn teekeningen hebben gezien; een is direct begonnen, om naar aanleiding van mijn boerenfiguren, op de naaktklas het model te teekenen met een krachtiger modelé, de schaduwen stevig aanzettende. Hij heeft mij die teekening laten zien, en we hebben er over gepraat, het was vol leven en het was de mooiste teekening geworden, die ik van de lui hier zag. Weet ge nu hoe men daar over denkt? De leeraar Sibert liet hem opzettelijk bij zich komen, en zeide dat als hij nog eens op die manier het durfde te doen, het zou beschouwd worden als hield hij den leeraar voor den gek. En ik zeg u, het was de eenige teekening die grassement fait was, Tassaert of Gavarni-achtig. Dus ge ziet hoe het gaat. Maar dat is niet erg echter, en men moet er ook niet boos om worden, en zich dom houden net alsof men het heel graag zou afleeren, die slechte manier, maar ongelukkig er telkens in terugvalt. De figuren die ze teekenen zijn zoo goed als altijd topzwaar en tuimelen voorover hals over kop, geen een die op zijn voeten staat. En dat staan dat moet juist al in het eerste schema zitten. Enfin, ik blijf erg in mijn schik naar hier gegaan te zijn, hoe het ook ga of hoe het ook uitvalle, of ik goede of slechte | |
[pagina 612]
| |
vrienden met Verlat worde. Ik vind hier de wrijving van gedachten die ik zoek, ik krijg een frisch oog op mijn eigen werk, kan beter oordeelen waar de zwakke punten zitten en zoodoende vorderen om die te verbeteren. Wat ik U zeer dringend verzoek in het belang juist van het goed terecht komen van de dingen, is noch uw geduld, noch uw opgewektheid vooral, te verliezen. Want wij zouden onze eigen glazen ingooien, indien de moed ons ontzonk op het moment dat juist er zich toe prêteert om ons een zekeren invloed te geven, als wij toonen dat wij weten wat we willen, en iets durven en weten vol te houden. En wat het geld betreft, dan wanneer ik op een atelier werk, en dus de onkosten van model voor een goed deel vervallen, dan is frs 150 zeker ook dan niet veel, want het schilderen is zeer duur, maar het kan, mits men zelfs op eten etc. bezuinigen. Moet er model af, dan is het gedecideerd niet te doen van frs 150 en verliest men tijd etc. Het is dus tevens 't goedkoopst op een atelier te blijven, want voor meer doorwerkte naaktstudies vooral, is het niet te doen 't model zelf te bekostigen. Onmogelijk acht ik het niet dat op den duur, vooral als onwillekeurig andere lui krachtiger schaduwen gingen aanzetten, dat dan òf Verlat òf een ander een standje met mij zal zoeken, ook als ik systematisch het ontwijk. Wat ik systematisch doen zal, omdat het in mijn voordeel is er wat te blijven. Enfin, ik ben nieuwsgierig hoe het zal gaan met uwe woning. Wat echter mij betreft, indien ik er kom vind ik het volkomen goed ergens achteraf (Montmartre) een goedkoop kamertje te nemen of een mansarde in een hotel. Maar dit is betrekkelijk bijzaak, en wij zijn zoover nog niet, laat ons eerst hier wat blijven, en daarna, wie dan leeft wie dan zorgt. 31 Maart eindigt de wintercursus. Gegroet, t. à t. Vincent. | |
[pagina 613]
| |
De schildercursus is verleden week geëindigd, daar er voor het eind van den cursus nog concours is voor degenen, die den cursus hebben doorgemaakt, waar ik niet toe hoor dus. Nu ben ik ook overdag aan het teekenen dus, en de leeraar van daar, die tegenwoordig portretten maakt en ze duur betaald krijgt, heeft nog herhaaldelijk gevraagd of ik dan vroeger nooit antiek geteekend had en of ik mijzelven teekenen geleerd had. En concludeerde: ‘je vois que vous avez beaucoup travaillé’ en ‘vous ne serez pas long à faire du progrès, vous y gagneriez beaucoup - il faut un an, mais qu'est-ce que ça fait?’ Nu er zit er een van mijn leeftijd naast me, tot wien hij dat niet zegt, en die heeft ook lang geschilderd, die zit 3 jaar antiek te teekenen. Zij teekenen nu in den regel zonder fond daar, en speciaal dien heer in kwestie is 't absoluut verboden. Dit geeft gruwelijk droge teekeningen. Nu zei Sibert, dat is de naam van den leeraar - die ook de naaktklas dirigeert: ‘quant à vous, vous dessinerez comme il vous plaira, puisque je vois que vous prenez le dessin au sérieux, quant aux autres, en général je ne leur permets pas de faire un fond, parce qu'alors ils escamottent le dessin des formes, tandis que sur fond blanc ils sont bien obligés de les faire, c'est donc un camisole de force’. Dan zeide hij ook, dat Verlat hem gezegd had dat er goeds in mijn werk was, wat Verlat tegen mij niet zeide. Het was juist na het ontvangen van uw brief dat Sibert de teekeningen kwam nazien, (de mijne was een kop van de Niobé en een hand die van Michel Ange kon wezen, de hand had ik in een paar uur gedaan, en die juist vond hij goed.) Nu sprak ik hem er over dat ik er over dacht naar Cormon te gaan, toen zei hij: ‘vous ferez comme vous voudrez, mais je vous dis que Verlat en a formé plusieurs de forts et nous y tenons de former des élèves qui nous fassent honneur - et je vous engage bien fortement de rester.’ Dit is nu bijna een mooie belofte van dat zij de réussite garandeeren en wat moet ik doen? Van den anderen kant heb ik verder met b.v. die Engelsche lui, die in Parijs zijn geweest, kennis gemaakt, en van hun ondervindingen gehoord. Een is bij Gérôme geweest, een bij Cabanel, etc. Zij zeggen dat men te Parijs betrekkelijk vrijer is, en dat men | |
[pagina 614]
| |
zelf b.v. kan kiezen wat men wil maken, meer dan hier, maar dat de correctie onverschillig is. Weet gij wat ik denk - dit - te Parijs zou ik zeker meer werken dan hier, b.v. een teekening op een dag of in iedere twee dagen. En wij kennen of liever gij kent goede lui genoeg, die ons niet weigeren zullen ze na te kijken en wenken nog te geven. Dus we zijn eigenlijk in alle geval op een spoor, hetzij ik hier bleef nog een tijd, 't zij ik naar U toe kwam. Cormon zou zeer waarschijnlijk 't zelfde zeggen als Verlat overigens. Want juist omdat ik nu in de gelegenheid ben om met verscheiden lui over mijn teekeningen te spreken, voel ik zelf mijn fout, en dat is veel gewonnen om ze te boven te komen. Goeden moed in alle geval. Maar gij moet nu eens een keer meer schrijven, en wij moeten zien het hem intelligent te lappen. Cormon laat, hoorde ik, 4 uur 's morgens werken, dan kan men 's avonds naar de Louvre of naar de Ecole des Beaux-Arts of naar een ander atelier waar geteekend wordt, gaan werken. Wat de portretten betreft, veel tijd schiet er zeker niet voor over, als ik alles geregeld bijhouden wil. En zoo is 't hier ook. Er is mij echter verschrikkelijk in 't oog gevallen dat er nog andere dingen zijn, die ik absoluut noodzakelijk moet veranderen. Als ik mezelf vergelijk bij de andere lui, heb ik veel te veel iets stijfs, alsof ik 10 jaar cellulair had gezeten. En dat is een kwestie waar de oorzaak van zit juist in de daadzaak dat een jaar of 10 ik het èn moeielijk èn onrustig gehad heb, en zorg en verdriet en geen vrienden. Dat zal echter veranderen juist naarmate mijn werk beter wordt en men iets kan en iets weet. Wat, zeg ik, we op 't spoor zijn om goed solide te krijgen. Twijfel er echter niet aan, de weg om te slagen is moed houden en geduld, en stevig doorwerken. En in het uiterlijke is het zaak dat ik me wat opknap. Gij zult zeggen, dat het met de kunst niets te maken heeft misschien, en misschien zult ge me ook gelijk geven! Ik ben doende om b.v. mijn gebit weer in orde te brengen. Ik heb niet minder dan 10 tanden, die òf weg zijn òf weg gaan. En dat is te veel en te hinderlijk, en tevens geeft het mij een air van over de 40 jaar, wat me teveel nadeel doet. Dat heb ik dus besloten te laten oplappen. Het is een kwestie, die mij frs 100 kosten zal, maar het kan nu terwijl ik teeken beter dan op een ander moment, en ik heb | |
[pagina 615]
| |
mij de kwade tanden laten afknippen, en de helft zooeven vooruit betaald. Tevens is mij toen gezegd dat ik mijn maag moet soigneeren, want dat die niet in orde is. Dat is er, juist terwijl ik hier ben, lang niet beter op geworden. Maar als men weet waar de fout zit is iets, en met wat energie is er veel aan te doen. Het is niet amusant, maar wat moet dat moet, en men moet zien te blijven leven en wat kracht zien te houden, wil men schilderijen maken. Ik heb gedacht dat mijn tanden slecht waren om een andere oorzaak, en ik wist niet dat ik dermate mijn maag had gedeterioreerd. Dit is stom als ge wilt, maar men moet soms tusschen twee kwaden kiezen, en zit vast of aan den eenen of aan den anderen kant. Het was de laatste maand dat ik veel last er van gehad heb; ik begon ook gedurig te hoesten, grijs op te geven, etc., zoodat ik ongerust werd. Maar wij zullen zien het te redresseeren. Ge begrijpt dat ik niet beter ben dan een ander, in zoover dat als ik te veel en te ver de dingen liet verloopen, ik net als zooveel andere schilders (zooveel als men 't nagaat) creveeren zou of nog erger - dol of suf worden. Dit is eenmaal zoo, en de kwestie is er tusschen door te zeilen tusschen de diverse klippen, en ook al loopt men averij op, toch 't schip boven water zien te houden. Ik weet dat Delacroix zeide, dat hij 't schilderen vond: ‘lorsqu'il n'avait plus ni dents ni souffle’. Maar ik weet ook, dat van dat moment af hij zich gesoigneerd heeft. En dat hij, zonder zijn maitres, 10 jaar of nog meer vroeger gecreveerd ware. Neem mij dus de uitgaaf niet al te kwalijk, ik zal wel zien te bezuinigen, maar het liep te erg en ik moest er wat aan doen. Wat betreft, wat gij over thuis schrijft, ik zal dienaangaande doen, wat gij 't beste vindt.Ga naar voetnoot*) Ik kan desnoods hier weg wanneer ik wil. Laat ons zeggen eerste dagen Maart. Maar - laat ons nagaan of de hulp die zij eventueel aan me zouden hebben, al dan niet de heen en terugreis waard is, want ik vind ook goed om hier te blijven zonder terug te gaan, en dan van hier naar Cormon wanneer ge wilt. | |
[pagina 616]
| |
De reis is niet zoo heel min, als ik reken dat de bagage mij duurder kost dan mijn eigen kosten. Laat ons dus hierover nog eens schrijven. Ik blijf altijd content hier naar toe gegaan te zijn, ik ware anders vast geraakt en nu, ofschoon ik zie er veel bewaren nog zijn, ik heb toch licht gekregen om vooruit te komen. En met er een verblijf te Parijs nog aan vast te knoopen of hier te verlengen, zullen we vaster in onze schoenen staan. Wat het plan betreft, dat eventueel wij samen zouden wonen en een betrekkelijk goed atelier nemen, waar men desnoods lui kon ontvangen, blijf er over denken en laat mij er ook nog eens over denken. Ik zie eerst en vooral dat jaar teekenen, waar vrees ik niet aan te tornen valt. Is het niet duur, vindt ge een goede gelegenheid, dan kon 't geen kwaad, maar is het duur zou het voor 't eerste jaar misschien niet de goedkoopste weg zijn, als wij erg in 't nauw zitten wat het geld betreft. Het jaar teekenen is het critieke punt, daarna zijn we vrijer voor veel dingen, èn voor portretten èn voor schilderijen. Wij zouden geloof ik, dat op den voorgrond dienen te stellen. Want daaraan is niets te doen - zijn niet èn Delacroix èn Corot èn Millet juist later ook veel aan het antiek blijven denken en het blijven bestudeeren? De lui die het bestudeeren om het af te roffelen, zijn natuurlijk glad de plank mis. Het antiek eischt juist veel sereniteit, eischt dat men de natuur reeds kent, eischt zachtheid en geduld. Anders heeft men er niets aan. En het is wel juist curieus dat van Géricault en Delacroix, dat zij intiemer 't kenden dan b.v. een David en het beter opvatten, zij, die het meest radicaal zich tegen al de akademische routine verzet hebben. De boeken van Tourguenew ken ik nog niet, ik las echter een tijd terug het leven van T. dat ik heel interessant vond, en hoe hij met Daudet gemeen had de hartstocht om alles naar model te doen, 5 of 6 modellen te resumeeren in een type - zoo ken ik Ohnet ook nog niet, wat ik hoor ook interessant moet wezen. Ik verbeeld mij meer en meer echter dat l'art pour l'art, werken om te werken, l'énergie pour l'énergie - er après tout bij al de goede lui wel erg bij komt, want men ziet het aan de Goncourts dat | |
[pagina 617]
| |
er obstinatie noodig is, want dat de maatschappij er geen dankje voor zal zeggen. Maar in het schilderen heeft men een zekere rust in de geschiedenis van die schilders juist, die naar iets hoogs streefden quand même. Israëls zelf b.v., hij was nog onbekend en nog arm tot droog brood toe - toen hij toch nog naar Parijs wilde, al waren de omstandigheden decourageant genoeg. Niet bij de pakken neer gaan zitten, ook al voelt men zich half creveeren, en al voelt men dat in 't materiëele men het pleizier in het leven wel adieu zeggen mag. Enfin. Ik wou wel ge nu eens een keer meer schreeft, nu wij in besprek zijn over die verandering. Het stichten van een atelier samen is misschien heel goed, maar wij moeten het uit kunnen houden en - wij moeten goed weten wat we doen en wat we willen, en beginnen we 't eenmaal, is er een zekere confiance en zoo noodig, après tout overgebleven na heele reeksen van verloren illusies. En zulk een atelier - men moet het beginnen wetende dat het een gevecht is en dat de meeste lui glad onverschillig zijn, men zou het dus moeten beginnen zich een zekere kracht voelende en - om iets te zijn in zijn tijd, om actief te zijn - om als men creveert, te kunnen denken ik ga naar toe, waar de lui die gedurfd hebben naar toe gegaan zijn. Enfin we zullen zien, t. à t. met een handdruk, Vincent.
Die impressie die ik van mezelf onwillekeurig krijg als ik me vergelijk bij anderen, dat ik naast hen er uit zie net alsof ik 10 jaar cellulair heb gezeten, is niet overdreven; alleen om het te veranderen, en het zal veranderen, moet ik niet weer uit de kunstwereld te ver uitgaan vooreerst, maar voorloopig nog doorzetten met op een atelier of akademie te blijven. En dan zal 't verdwijnen. | |
449Waarde Theo, Ik heb U eergisteren reeds geschreven, dat aan den eenen kant ik bij lange na niet wel was, maar dat van den anderen kant ik toch licht meende te zien. Nog meer categorisch moet ik tot mijn spijt U echter melden, dat zeer gedecideerd ik letterlijk uitgeput en overwerkt ben. Als | |
[pagina 618]
| |
ge nagaat dat ik 1 Mei in mijn eigen atelier ging wonen (in Nuenen), is het sedert misschien een keer of 6 of 7 geweest tot nu toe, dat ik er mijn middageten heb afgenomen. Ik wil niet, om goede reden, dat gij aan Moe zegt dat ik niet wel ben, want zij zou er mogelijk over nadenken dat het niet aardig was, dat gebeurde wat gebeurde, n.l. dat ik er niet bleef, juist om deze gevolgen. Ik zal er niets van zeggen, zeg gij ook niets. Maar ik heb toen geleefd en sedert hier, niet hebbende voor mijn eten, omdat het werk me te veel kost, en ik heb er te veel op gesteund dat ik het zoo wel uit zou houden. Hetgeen de dokter mij zegt is dat ik absoluut sterker moet leven, en dat ik totdat ik sterker ben, mij moet ontzien met mijn werk. Het is een verzwakking van alles. Nu heb ik het erger gemaakt door veel rooken, waar ik juist te meer aan deed, omdat men zoodoende van zijn leege maag geen last heeft. Enfin men zegt manger de la vache enragée, het is dat waar ik mijn part van heb. Want het is niet alleen het eten, het is tevens al de zorg en verdriet die men heeft. Ge weet dat door een en ander die tijd in Nuenen lang niet zonder zorg voor me was. Verder hier, ik ben heel blij hierheen gegaan te zijn, maar het is ook een moeielijke tijd geweest toch. Wat we moeten doen en waar het hem grootendeels schort, is dit. Zelf de modellen betalen is te zwaar, men moet zoolang men geen geld genoeg heeft, zich bedienen van de gelegenheden op de ateliers zooals Verlat, zooals Cormon. En men moet in de artiestenwereld zijn, en verder werken op clubs, waar men samen de modellen betaalt. Nu is het zoo dat ik niet vroeger hier op heb gedacht, of althans het niet gedaan, maar ik wou nu wel dat ik een jaar vroeger er mede was begonnen. Kon het nu dat wij verder er iets op vonden om in dezelfde stad te wonen, het ware zeker verreweg het beste, althans voorloopig. Alleen naarmate ik er over denk verbeeld ik mij meer en meer, dat het misschien beter is, het eerste jaar niet veel aan een atelier te besteden, omdat ik dat eerste jaar grootendeels zal moeten teekenen. Want van Cormon gesproken, ik stel mij voor hij me ongeveer 't zelfde zou zeggen wat Verlat zegt, dat ik naakt of antiek moet | |
[pagina 619]
| |
teekenen een jaartje, juist omdat ik altijd naar 't leven heb geteekend. Deze eisch is ook niet hard, want ik zeg U dat er hier zijn die al 3 jaar er op zitten, en er nog niet af mogen, die ook schilderen. In dat jaar moet ik èn 't mannen- èn 't vrouwenfiguur, èn in detail èn als ensemble repeteeren en dan zal ik het als 't ware van buiten kennen. Het teekenen op zichzelf, technisch, is mij makkelijk genoeg, ik begin het te doen zooals men schrijft, met 't zelfde gemak. Maar juist op die hoogte wordt het interessanter als men met de handigheid die men langzamerhand krijgt, niet tevreden is maar goed degelijk zoekt naar oorspronkelijkheid en breedheid van opvatting - het teekenen der massa's inplaats van contours, het solide modeleeren. En als nu lui zooals laat ons zeggen Verlat of Cormon, dat eischen van iemand, verzeker ik U dit geen slecht teeken is. Want er zijn er genoeg, die Verlat eenvoudig maar laat scharrelen, omdat het de lui voor 't hoogere figuur toch niet zijn. Gij spreekt over de knappe lui op dat atelier Cormon - juist omdat ik verdomd graag ermee mee wou doen, stel ik mezelf uit eigen overtuiging reeds van te voren dien eisch, van te Parijs althans een jaar grootendeels aan teekenen te besteden van naakt en antiek. Laat ons overigens doen wat de hand vindt om te doen van schilderen, als ons een effect buiten treft of we eens een mooi model hebben, etc. En meen niet dat dit de lange weg is, want het is een korte. Wie uit 't hoofd zijn figuurtje kan maken, is veel productiever dan wie dat niet kan. En door die moeite me te geven van dat jaar teekenen, zult ge eens zien hoe productief we worden. En meen ook niet, dat de jaren dat ik buiten werkte, weg zijn. Want het is juist een ding, dat degenen die nooit ergens anders dan op akademies en ateliers zijn, mankeert - de blik op de werkelijkheid waar ze in zijn, en het motieven kunnen vinden. Enfin. Ware het nu niet verstandig, als we het eerste half jaar althans het huren van een atelier nog daar lieten, juist omdat het op 't geld zoo aankomt. Maar anders heb ik er veel, zeer veel sympathie voor een atelier te stichten. Zelfs zoo, dat desnoods men zich combineerde met andere schilders, om samen modellen te nemen. Hoe meer energie hoe beter. En in een duren tijd moet men juist het in de vriendschap zoeken en in het samen werken. Maar Theo het is nu bedonderd van die ongesteldheid; het spijt | |
[pagina 620]
| |
me gruwelijk, maar ik heb toch goeden moed. Het zal zich redresseeren. Ge begrijpt dat als ik uitstelde er tegen te reageeren, het al erger en erger zou zijn geworden. Wat ik echter denk is dit: Men moet niet denken, dat de lui wier gestel geabimeerd is, heel of half, voor 't schilderen niet deugen. Het is wenschelijk men 60 jaar althans hale en noodig men 50 jaar hale, als men omstreeks zijn 30ste begint. Maar men hoeft volstrekt niet volmaakt gezond te zijn, men mag van alles mankeeren. Het werk lijdt er niet altijd onder, integendeel, de zenuwachtige lui zijn gevoeliger en fijner. Maar Theo juist omdat het voor mij zich zoo beslist dat er aan de gezondheid nogal wat te kort komt, ik ben besloten mij toe te leggen juist op 't hoogere figuur en mij te zoeken te verfijnen. Het is mij betrekkelijk zoo onverwacht op 't lijf gevallen, ik voelde mij wel slap en koortsachtig, maar ik ging toch door. Alleen het begon mij te verontrusten dat telkens en telkens er een tand afbrak. En dat ik er slechter en slechter ging uitzien. Enfin wij zullen er ons zien uit te helpen. Ik geloof dat het herstellen van de tanden op zichzelf al helpen zal, omdat meestal pijn in den mond hebbende, ik mijn eten maar zoo gauw mogelijk doorslikte. En het zal me ook ietwat althans helpen voor mijn uiterlijk misschien. Wat deze maand betreft, ik heb mijn kamer vooruit betaald (frs 25), voor mijn eten frs 30 vooruit, en frs 50 aan den dentist, verder een visite aan den dokter en nog teekengerei, resteert frs 6. Nu is het de kwestie deze maand niet ziek te worden, wat niet makkelijk op te lossen is, en wat best wel zou kunnen gebeuren. Maar wij willen toch zien, ik geloof steeds dat ik een zekere taaiheid met de boeren gemeen heb, die ook niet veel bijzonders eten en toch blijven leven en doorwerken. Maak U er ook niet buitengewoon bezorgd over. Kunt gij nog wat bij sturen, goed, maar kan het niet dan blijf ik het kalm afwachten hoe het gaat. Wat mij niet bevalt is dat ik koorstachtig ben en ik redeneer er zoo over, dat al moge ik verzwakt zijn, ik heb toch een zekere zorg gehad om geen ongezond voedsel te gebruiken. Overspan- | |
[pagina 621]
| |
ning is ook niet overmatig - omdat ik met opgewektheid hier ben steeds onder alles door, dus het is doordat ik zwak ben dat het me overspant. Mij dunkt het moet losloopen. Ge begrijpt dat echter als het erger werd, en een kwaadaardigen keer nam, men een typhus of typheuse koortsen althans zou kunnen door te maken hebben. En eigenlijk zijn de eenige reden waarom ik dat niet zeker verwacht, deze: 1e. dat ik veel buitenlucht heb gehad, en 2e. dat zooals ik zeg, ook als ik me blijkbaar niet krachtig genoeg heb gevoed, ik toch juist voorzichtigheidshalve het met heel eenvoudig voedsel heb gedaan, inplaats van de vuiligheden der mindere restauraties, en 3e. dat ik een zekere kalmte en sereniteit heb tegen de dingen in. We moeten dus afwachten verder. Maak U er niet ongerust over want ik ben 't zelf niet eens, ik blijf daarbij dat, stel ik kreeg eens koorts, ik te eenvoudig heb geleefd en me gevoed, dan dat het erg kwaadaardig kan worden zoo heel licht. De dingen komen après tout toch niet vanzelf en alles heeft zijn reden. Schrijf mij echter eens spoedig, want ik heb daar wel behoefte aan. Wat het naar Nuenen gaan betreft ook, wil ik wel weten wat ge 't best zoudt vinden. Maar noodig ben ik er niet, want iemand als de tuinman Rijke b.v. kan minstens even goed als ik het beredderen, wat er van inpakken of verzenden te doen zal zijn. Tegen Maart echter, als 't ergens goed voor mocht wezen, ben ik desnoods klaar. Gegroet, met een handdruk, t. à t. Vincent. | |
450Waarde Theo, Uw brief en ingesloten frs 25 heb ik ontvangen en ik bedank U wel voor beide. Zeer verheugt het mij dat gij naar het plan van mijn naar Parijs komen ooren hebt. Ik geloof ik er door vorderen zal en tevens, dat ging ik niet, ik licht in een gâchis zou raken, in een zelfden kring te veel blijven rondvaren, dezelfde fouten houden. Verder, voor U het thuiskomen in een atelier, geloof ik niet dat U kwaad zal doen. Overigens ik moet U 't zelfde zeggen van mijzelf, wat gij schrijft van Uzelf, ik zal u tegenvallen. En toch is het de manier zich te vereenigen. En toch kan er veel beter elkaar verstaan uit volgen. | |
[pagina 622]
| |
Nu wat zal ik U zeggen over mijn gezondheid. Ik blijf gelooven, dat ik kans heb om bepaald ziek zijn te ontwijken, toch ik zal tijd noodig hebben om mij te redresseeren. Ik heb nu nog twee tanden bovendien te laten plombeeren, dan is mijn bovenkaak, die 't meest geabimeerd was, weer in orde. Ik moet er nog 10 francs op betalen, en dan nog 40 francs om ook de onderste helft in orde te krijgen. Eenige jaren van die bewuste 10 jaar cellulair, die ik 't voorkomen heb doorgemaakt te hebben, zullen hierdoor verdwijnen. Omdat een slecht gebit, dat men tegenwoordig zoo zelden meer ziet, waar 't zoo makkelijk is 't te laten restaureeren, iets ineengezakts aan een physionomie geeft. Enfin, verder ook met hetzelfde te gebruiken, kan men beter verteren wanneer men goed kauwen kan natuurlijk, en zoo zal mijn maag eer kans hebben terecht te komen. Ik merk het echter terdeeg dat ik op zeer laag water ben geraakt, en zooals gij het zelf schrijft, door het te verwaarloozen kon er van alles dat nog erger is, uit voortkomen. We willen echter zien het in orde te krijgen. Ik heb eens een paar dagen niet gewerkt, ben een keer of wat 's avond vroeg naar bed gegaan, (anders was het door 't teekenen op de club telkens 1 of 2 uur). En ik voel dat het mij calmeert. Verder heb ik een briefje van Moe gehad, die schrijft ze met Maart gaan inpakken. Verder daar gij spreekt van dat ge huur hebt tot en met Juni, welnu misschien is het dan après tout 't beste dat ik van Maart te beginnen nog terugkeer naar Nuenen, alleen, als ik er tegenwerking en standjes ondervind als vóór mijn vertrek, zou ik mijn tijd er verliezen, en dus al was 't voor die paar maanden maar toch nog veranderen, daar ik nog wat nieuws van buiten klaar wil hebben om mee naar Parijs te brengen. Die Sibert, de leeraar van het antiek, die eerst tegen mij sprak zooals ik U schreef, heeft vandaag een standje bepaald gezocht met mij, dat misschien ten doel had om mij weg te krijgen, wat niet door is gegaan, in zoover dat ik zeide: ‘Pourquoi cherchezvous dispute avec moi, je ne veux pas me disputer, et en tout cas je n'y tiens aucunement à vous contredire, seulement vous me cherchez dispute exprès.’ Hij was hier blijkbaar niet op verdacht, en kon niet veel er tegen | |
[pagina 623]
| |
zeggen nu deze keer, maar de volgende keer kan hij natuurlijk iets uitlokken. De kwestie, die er achter zit is, dat de lui op de klas over dingen in mijn werk onder elkaar praten, en ik niet tegen Sibert, maar wel buiten de klas tot zekere lui gezegd heb, dat hun teekeningen glad verkeerd waren. Denk er eens over dat als ik naar Cormon ging en hetzij met den meester hetzij met de leerlingen, vroeger of later moeite kreeg, ik mij dit niet zou aantrekken. Desnoods al had ik geen meester, zou ik alleen ook die kursus van antiek kunnen doormaken door in de Louvre te gaan teekenen of zoo. En dus als het moest, zou ik dat doen, ofschoon veel liever ik correctie had, zoolang het geen opzettelijk treiteren wordt - die correctie, zonder dat men er andere aanleiding toe geeft, dan een zekere eigenaardigheid in zijn manier van werken te hebben, die anders is dan de anderen. Als hij me weer begint zal ik hardop in de klas zeggen: ‘je veux bien faire mécaniquement tout ce que vous me direz de faire, parce que j'y tiens à vous rendre ce qui vous revient à la rigueur, si vous y tenez, mais pour ce qui est de me mécaniser comme vous mécanisez les autres, cela n'a, je vous assure, pas la moindre prise sur moi. Vous avez du reste commencé à me dire tout autre chose, c'est à dire que vous m'avez dit: prenez vous-y, comme vous voudrez.’ De kwestie waarom ik antiek teeken., ne pas prendre par le contour mais prendre par les milieux - ik heb 't nog niet, maar ik voel het meer en meer en, ik ga er zeker op door, het is te interessant. Ik wou wel dat wij samen eens eenige dagen in de Louvre waren en het er eens over hebben konden. Ik geloof dat het U interesseeren zou. Ik heb U gestuurd vanmorgen Chérie, vooral ook om de voorrede, die U zeker treffen zal. En ik wou wel dat aan 't eind van ons leven wij ook ergens samen konden wandelen en, terugziende, zeggen: wij hebben dit gedaan et d'un, dat et de deux, dat et de trois! En als we willen en durven - zal er dan iets te bepraten zijn? Wij kunnen twee dingen zoeken - iets goeds zelf te maken - hetgeen we van anderen mooi vinden verzamelen en er mee handelen. Maar beiden moeten we wat sterker leven, en een stap om sterker te worden is misschien juist dat zich vereenigen. | |
[pagina 624]
| |
Laat ik nu echter over een teere kwestie mogen spreken, als ik U onaangename dingen heb gezegd juist ook over onze opvoeding en ons thuis, is zulks geweest omdat voor het elkaar vinden en begrijpen in zaken en in samenwerken, wij op een terrein ons bevinden waar critiek zijn moet. Nu kan ik mij goed begrijpen, dat men hartstochtelijk van iets of iemand houde, waar men niets aan doen kan. Goed, daar kom ik niet in, maar wel in zoover het fataal scheiding tusschen ons kan maken, waar vereeniging noodig is. En onze opvoeding, etc., zullen niet blijken zoo goed te zijn, dat wij er veel illusies over zullen houden, ziedaar - en wij waren misschien met een andere opvoeding gelukkiger geweest. Maar als wij ons houden aan het positieve van te willen produceeren en iets zijn, dan kunnen wij zonder ons driftig te maken, faits accomplis als zoodanig bepraten waar 't onvermijdelijk is, ook waar zij soms of de Goupils of de familie wel eens mochten raken of direkt aangaan. En overigens zijn die kwesties entre nous, voor 't verstaan der toestanden en niet uit rancune. Maar als wij iets ondernemen, zal het voor beiden van ons geen onverschillige zaak zijn ons te versterken wat de gezondheid betreft, omdat wij tijd van leven noodig hebben, een jaar of 25 of 30 van aanhoudend werken. Er is zooveel interessants in den tijd van tegenwoordig, als men denkt hoezeer het mogelijk is dat wij 't begin van 't eind van een maatschappij misschien nog wel zien zullen. En evenals er in den herfst of in een zonsondergang een oneindige poëzie ligt, en men dan zoo zeer ziet er mysterieus streven in de natuur is, zoo ook nu. En wat de kunst betreft, decadence als men wil, na Delacroix, Corot, Millet, Dupré, Troyon, Breton, Rousseau en Daubigny, que soit, maar een decadence zóó vol van charme, dat waarlijk er nog enorm, enorm veel moois te wachten is en dagelijks gemaakt wordt. Ik ben verbazend verlangend naar de Louvre, Luxembourg, enz. waar alles mij zoo nieuw zal zijn. Jammer zal ik 't mijn leven lang blijven vinden, dat ik de Cent chefs-d'oeuvre, de expositie Delacroix en de expositie Meissonnier niet heb gezien. Maar er is nog veel aan te doen. Het is waar, dat ik hier b.v. te gauw vooruit willende, juist misschien minder vorderde, maar wat wilt gij, mijn gezondheid zit | |
[pagina 625]
| |
er ook achter, en als ik die terugkrijg zooals ik hoop, dan zal het minder tevergeefs zijn dat ik moeite doe. Ik heb het immers wel, dat als men er permissie voor vraagt, men antiek mag gaan teekenen in de Louvre, ook al is men niet op de Ecole des Beaux-Arts? Het zou me niet verwonderen, dat eenmaal het idee van samenwonen er zijnde, gij het meer en meer zonderling zult gaan vinden, dat wij zoo verbazend weinig samen zijn geweest, als ge wilt volle 10 jaar lang. Enfin, laat dat nu aan een eind zijn en niet weer beginnen, hoop ik van harte. Hetgeen gij zegt over de woning is misschien wel wat duur. Ik bedoel, al moest het wat minder, ware mij net zoo lief. Ik ben nieuwsgierig hoe het mij zou gaan die eenige maanden te Nuenen. Daar ik er eenige meubels heb, daar verder het er mooi is en ik de streek wat ken, kon ik er een pied-à-terre houden desnoods in een herberg, waar ik die meubels deponeerde, ware wel goed, daar zij anders weg zijn, en het kan nog zoo te pas komen. Er is soms 't meest te doen door terug te komen op oude plekken. Ik moet deze eindigen, daar ik nog naar de club ga. Blijf er over denken hoe wij 't best handelen. Gegroet, t. à t. Vincent. | |
451Waarde Theo, Ik moet wel een keer meer schrijven, want hoe eer wij vierkant een besluit kunnen nemen hoe beter. Wat atelier betreft, indien we konden vinden in één zelfde huis een kamer met een alkoof en bovendien een mansarde of een hoek zolder, dan kondt gij dat appartement van kamer en alkoof hebben, en wij konden het zoo gezellig maken als maar mogelijk is. En gedurende den dag kon de kamer dienen voor atelier, en voor diverse minder oogelijk gereedschap of voor vuil werk kon de mansarde dienen, en tevens kon ik daar slapen, en gij in de alkoof van 't atelier. Zulk eene schikking of soortgelijke ware voor 't eerste jaar volkomen voldoende, dunkt mij. Wat ik niet zeker weet, is of wij persoonlijk accordeeren zullen, ofschoon ik er niet aan wanhoop, maar het zal voor U veel gezelliger thuis komen zijn in een werkplaats dan in een gewone kamer, die altijd iets lugubers heeft. | |
[pagina 626]
| |
En dat lugubere is het, dat onze ergste vijand is. Als de dokter tot mij zegt, dat ik sterker moet leven physiek, wel, wie weet of gij bij een soortgelijken maatregel U ook niet wel zoudt bevinden. Want gij zijt ook noch gelukkig, noch genoeg en train; laat ons de dingen maar gerust bij zijn naam noemen, ge hebt te veel zorg en te weinig voorspoed. Maar het kan misschien aan onze politiek liggen, dat wij te veel ieder op zichzelf staan, en de krachten en ressources te veel verdeeld, en in dien vorm onvoldoende. Dus, l'union fait la force, ware zeker veel beter. Er moet dus meer leven komen, dunkt mij, en wij moeten over boord gooien allerlei twijfel en een zeker gebrek aan vertrouwen. Wilt gij een reden hebben, waarop men zich gronden kan om zijn sereniteit te bewaren, ook dan wanneer men alleen staat en niet begrepen wordt, en een streep door de rekening van zijn materiëel geluk heeft gekregen? Dit is er dan nog, geloof; men voelt instinktmatig dat er enorm veel verandert en alles veranderen zal. Wij zijn in 't laatste 4e part van een eeuw, die eindigen zal weer met een kolossale revolutie. Maar stel, wij zien beiden nog 't begin daarvan in 't eind van ons leven. Zeker zullen we niet beleven de betere tijden van heldere lucht en verfrissching van de heele maatschappij na die groote stormen. Toch is het iets, niet de dupe te zijn van het valsche van zijn tijd, in zoover niet dat men het ongezond dompige en gedrukte van de uren, die het onweer voorafgaan, er in speurt. En zegt: wij zijn in de benauwdheid, maar de volgende geslachten zullen vrijer ademen kunnen. Een Zola en de Goncourts, zij gelooven erin met het leuke van groote kinderen. Zij de meest rigoureuse analysten, wier diagnose èn zoo brutaal èn zoo juist is. En juist zij, die gij genoemd hebt, Tourguenew en Daudet, zij werken niet zonder doel of zonder een blik op den overkant. Alleen, allen, en terecht, vermijden utopies te profeteeren, en zijn pessimisten in zoover, dat als men analyseert, men in de geschiedenis van deze eeuw verschrikkelijk ziet hoe de revoluties avorteeren, al beginnen ze nog zoo nobel. Ziet ge, maar waar men steun aan heeft, het is als men met zijn | |
[pagina 627]
| |
gevoelen en gedachten niet altijd alleen hoeft te loopen, als men met een troep lui samen werkt en denkt. Dan kan men meer tevens, en men is oneindig veel gelukkiger. Nu had ik dat al lang vroeger tusschen ons willen hebben, en ziet ge, ik verbeeld me zoo dat als gij alleen bleeft, gij het land zoudt krijgen, omdat de tijden niet opwekkend zijn, tenzij men het in zijn werk vinde. Ik stuur U die bewuste roman van de Goncourt, juist om de voorrede vooral, waarin een résumé staat van hun werken en zoeken. Ge zult zien dat die lui niet precies gelukkig zijn geweest, op de zelfde manier als Delacroix van zichzelf zeide: je n'ai pas du tout été heureux dans le sens ou je l'entendais, le désirais autrefois. Welnu, en 't moge spoedig komen of niet, er komt voor U ook nog een moment van zeker weten, dat er een streep door de rekening van het materiëele geluk is gehaald, fataal en onherroepelijk. Dat zou ik secuur durven beweren, maar met dit er bij dat ik meen op datzelfde moment er een zekere compensatie zal zijn van zich een werkkracht te voelen. Hetgeen mij navreert, is de prachtige sereniteit van de groote denkers van tegenwoordig, zooals b.v. die laatste wandeling van de twee de Goncourts, die ge beschreven zult vinden. Zoo waren de laatste dagen van den ouden Tourguenew ook, hij was toen veel met Daudet. Gevoelig, subtiel, intelligent als vrouwen, gevoelig voor hun eigen lijden ook, en steeds nog vol leven en zelfbewustheid, geen onverschillig stoïcisme, geen verachting van 't leven; ik zeg nog eens: die kerels - ze sterven als de vrouwen sterven. Geen idee fixe van God of abstracties, altijd op den beganen grond van 't leven zelf en alleen daar aan gehecht, nog eens als de vrouwen, die veel liefgehad hebben, genavreerd en, zooals Silvestre zegt van Delacroix: ainsi mourut presqu'en souriant. Intusschen we zijn daar niet aan toe, we zijn integendeel er aan toe om eerst te werken, eerst te leven, dat denkelijk met een streep door de rekening van geluk op de gewone manier. Maar wat er zij van de toekomst, ge kunt verzekerd zijn dat ik er zeer blij om zal zijn, indien ik een jaartje bij Cormon kon werken, tenzij er voor teekenen beter gelegenheid is in de Ecole des Beaux-Arts of nog andere ateliers, waar ik hier van hoorde. De antieken zullen ons niet hinderen realist te zijn, allez, integendeel. | |
[pagina 628]
| |
Ik verlang ook geducht naar de Fransche schilderijen natuurlijk. A propos, vindt gij dit niet aardig: Tout le mal est venu de la femme. - Raison
Obscurcie, appétit de lucre, trahison,
Coupes d'or où les vins sont mélangés de lie,
Tout crime, tout mensonge heureux, toute folie
Vient d'elle......Adorez-la pourtant, puisque les dieux
L'ont faite..et, c'est encore ce qu'ils ont fait de mieux.
Het werken heeft toch het geheim van een tweede jeugd aan iemand te kunnen geven. Zeg eens, Carlyle hebt ge daar ooit iets van gelezen? dat is desnoods niet noodig, als men het gezicht ziet van dien kerel, en weet zijn werk zoowat is als Michelet; Whistler en Legros hebben beiden zijn portret gemaakt. Dat is er ook een die veel durfde, en veel anders inzag dan de rest. Maar hoe meer ik er naga, altijd dezelfde historie, geldgebrek, slechte gezondheid, tegenwerking, alleen staan, enfin van 't begin tot 't eind moeite. Het stuk van Manz over Paul Baudry was zeer mooi, en eigenaardig vooral vond ik dat: ‘il a travaillé au renouvellement du sourire.’ Zou men van Delacroix kunnen zeggen: ‘il a travaillé aux renouvellement de la passion?’ misschien wel. Enfin, schrijf eens spoedig in alle geval. Gegroet, t. à t. Vincent. | |
452Waarde Theo, Ik heb bepaald noodig U te zeggen dat het mij zeer zou geruststellen, indien ge goed wildet vinden, ik desnoods reeds veel vroeger dan in Juni of Juli naar Parijs kwam. Hoe meer ik er over denk, hoe meer mij zulks wenschelijk voorkomt. Reken dat als alles goed gaat en als ik al dien tijd door goed voedsel, etc., hadde, waar zeker nog al aan haperen zal blijven, reken dat ook in dat geval het een maand of 6 duren zal, eer ik geheel op orde ben. Maar dat het nog langer zou duren zeker, indien ik in Brabant van Maart tot Juli weer het had als het de laatste maanden is geweest, en het is te voorzien het niet anders zou zijn. Nu op het oogenblik is het juist door reactie van overspanning, | |
[pagina 629]
| |
dat ik me verschrikkelijk slap voel, nog erger zelfs, toch is dat de natuurlijke loop der dingen en niets bijzonders. Maar waar de kwestie is sterker leven, welnu in Brabant put ik me weer uit met model nemen, dezelfde geschiedenis begint opnieuw, en dat komt me niet voor iets goeds te kunnen zijn. Wij gaan van den weg af zoodoende. Geef mij dus s.v.p. permissie om desnoods vroeger te komen; ja, ik zou zeggen desnoods direkt. Als ik in Parijs een mansarde neem, mijn schilderkist en teekengerei meebreng, dan kan ik wat het werk betreft in eens af doen dat wat 't meest presseert, die studies van antiek, die mij zeker helpen zullen tegen dat ik bij Cormon zou gaan. Ik kan, 't zij in de Louvre zij in de Ecole des Beaux-Arts gaan teekenen. Wij konden dan overigens, voor wij er toe overgaan ons anders te installeeren, zoo veel beter verzinnen en overleggen. Weet dat desnoods ik het goed vind om de maand Maart naar Nuenen te gaan, en te zien hoe het daar gesteld is, en hoe de menschen zijn, en of ik al dan niet model kan krijgen. Maar valt zulks niet mee, wat te voorzien is, dan zou ik na Maart direkt naar Parijs kunnen komen en beginnen te teekenen in de Louvre b.v.. Ik heb er zeer over gedacht, over wat gij schreeft van een atelier nemen, maar mij dunkt dat het zoo goed zou zijn als wij het samen zochten, en dat wij, voor wij samen gaan wonen definitief, het een tijd provisoir deden, en ik begon tegen April b.v. een mansarde te huren tot Juni. Ik ben dan zelf, tegen dat ik bij Cormon ga, wat gewoon aan Parijs weer. En ik zal zoo denk ik opgewekter blijven. Ik moet u ook zeggen dat, ofschoon ik er doorga, het mij dikwijls onuitstaanbaar is het vitten van de lui op de akademie, want het heeft zich beslist dat zij hatelijk gebleven zijn. Ik zoek echter systematisch alles te vermijden om te twisten, en ga mijn gang. En hetgeen ik zoek, verbeeld ik me op 't spoor te raken, en misschien zou ik het nog eerder vinden, indien ik geheel op mijn eigen voor de antieken zat. Ik ben toch blij op de akademie gegaan te zijn, juist omdat ik er overvloedig te zien krijg de resultaten van het prendre par le contour. Want dat doen zij systematisch, en daar zoeken zij me chicane over, ‘Faites d'abord un contour, votre contour n'est pas juste, je ne corrigerai pas ça, si vous modelez avant d'avoir sérieusement | |
[pagina 630]
| |
arrêté votre contour.’ Ge ziet, alles komt daarop neer. En nu moest ge zien!!! hoe plat, hoe dood en hoe droogklooterig de resultaten van dat systeem zijn: o ik zeg U, ik ben heel blij het eens goed van nabij te zien. David of nog erger, Pieneman in volle fleur. Ik heb zeker wel vijf en twintig maal willen zeggen: votre contour est un truc, etc., maar ik heb het niet de moeite waard geacht te twisten. Toch, ofschoon ik niets zeg, agaceer ik hen en zij mij. Hiermee hebben we minder echter te maken; de kwestie is door te gaan met degelijk achter een beter systeem van werken te komen. Geduld dus en volhouden. Zij gaan zoo ver te zeggen: ‘la couleur et le modelé c'est peu de chose, cela s'apprend très vite, c'est le contour qui est l'essentiel et le plus difficile.’ Ge ziet, men kan nieuws leeren op de akademie, ik heb dat vroeger nooit geweten, dat kleur en modelé vanzelf kwam. Ik heb gisteren juist een teekening klaar gekregen, die ik meegemaakt heb voor het concours van de avondklas. Het is het figuur de Germanicus, dat ge kent. Goed, ik weet zeker dat ik zeker de laatste zal zijn, omdat al de teekeningen der anderen eender zijn, de mijne er glad van afwijkt. Maar die teekening, die de beste zal geacht worden, heb ik zien maken; ik zat er vlak achter, en het is correct, het is al wat ge wilt, maar het is dood, en dat zijn al die teekeningen die ik zag. Genoeg hierover, alleen laat het ons zóó vervelen, dat wij er warm door worden voor iets nobelers. En dat wij voort maken om het te bereiken. Gijzelf hebt ook sterker leven noodig, en kon het gelukken dat wij ons vereenigden, zouden wij met zijn tweeën meer weten dan ieder voor zich op zichzelf, en meer kunnen. Zeg mij, hebt gij op gelet op dat fijne woord van Paul Manz: ‘dans la vie les femmes sont peut-être la difficulté suprême’; het stond in 't artikel over Baudry. Wij zullen daar het onze van ondervinden, nog behalve wat wij reeds mogen ondervonden hebben. Het trof mij in een hoofdstuk uit L'oeuvre van Zola in de Gil Blas, dat de schilder, Manet natuurlijk, een scène had met een vrouw, die voor hem geposeerd had en toen er voor verkoeld was, o curieus goed beschreven. Wat men op de akademie hier kan leeren ten opzichte van dien is, dan maar geen vrouwen te maken. | |
[pagina 631]
| |
Naakt vrouwenmodel gebruiken ze haast niet, althans in de klas geheel niet, bij groote uitzondering apart. Zelfs in de antiek klas 10 mannenfiguren tegen 1 vrouwenfiguur. Dat is wel makkelijk. Dat is te Parijs zeker wat beter, en mij komt het voor dat men juist zooveel leert van het steeds vergelijken van mannelijk en vrouwelijk, dat in alles en altijd zoo heel anders is. Het moge ‘difficulté suprême’ zijn, maar wat was de kunst en wat was 't leven zonder dat. Gegroet, schrijf weer eens spoedig hierover, met een handdruk, t. à t. Vincent.
Dat ik de maand Maart althans ginder te Nuenen zou zijn, zou wezen ter wille van 't verhuizen, en ik dien er nog te zijn voor mezelf terwille van mijn verandering van woonplaats. Doch desnoods wat mij aangaat, ik ware bereid er gansch niet terug te komen. | |
453Waarde Theo, Ik schrijf U dezer dagen dikwijls, en dikwijls hetzelfde, maar zie er een bewijs in dat ik één ding vooral in 't hoofd heb. De noodzakelijkheid om dien tijd figuurteekenen aan te klampen. Verder, het is egoïst als ge wilt; ik wil mijn gezondheid gerestaureerd hebben. Mijn impressie over den tijd dat ik hier ben geweest, verandert ook niet, betrekkelijk valt het mij zeer tegen wat ik hier heb gemaakt, maar mijn idees zijn er gewijzigd en verfrischt, en dat was het eigenlijk doel, dat ik met het naar hier gaan heb voorgehad. Waar echter wat mijn gezondheid betreft ik gemerkt heb, dat ik er te veel op vertrouwde en dat ofschoon de kern nog goed is, ik maar een ruïne ben van wat ik had kunnen wezen, zoo zou het mij geenszins verwonderen, indien gijzelf ook evenzeer dat sterker leven dat mij werd voorgeschreven, zoo uitdrukkelijk mogelijk noodig hadt. Vergis ik me hierin niet, dan geloof ik zoo dat wij niet te spoedig samen kunnen zijn, en ik blijf bezwaar zien in een verblijf buiten. Want al is er de lucht opwekkend, ik zou er de afleiding en gezelligheid van de stad missen, waar wij indien wij samen waren, nog zooveel meer aan zouden kunnen hebben. En indien wij nu binnenkort veel meer samen waren, zou ik U in dingen teleur- | |
[pagina 632]
| |
stellen, ja zeker, maar niet in alle, en niet in manier van kijken geloof ik. Ik wil aan 't begin van ons spreken over een en ander U wel zeggen, dat ik wou wij over niet al te langen tijd beiden op de een of andere wijs eene vrouw voor vast hadden. Omdat zulks hoog tijd wordt, en omdat wij, indien wij daar heel lang mee wachten, er niet beter bij zouden varen. Toch, dat alles in bedaardheid. Maar het is zoowat het eerste vereischte van sterker leven. En ik noem het, omdat daarin wij een enorme moeielijkheid wellicht zullen te overwinnen hebben. En waar veel van afhangt. En ik breek bij dezen daar 't ijs eens over, wij zullen er altijd op terugkomen moeten. En in den omgang met vrouwen leert men zoo veel voor de kunst juist. Jammer, dat, met 't geen men gaandeweg leert, men niet gaandeweg jong blijft. Maar ware dat zoo, zou het leven te mooi zijn. Hebt ge de bewuste inleiding van Chérie van de Goncourt gelezen? De massa werk die die lui afgedaan hebben, is iets kolossaals als men 't nagaat. Het is zulk een lumineus idee, het gemeenschappelijk werken en denken. En ik vind dagelijks bewijzen voor de stelling, dat een groote reden van veel misères onder de artisten gelegen is in hun onderlinge verdeeldheid, in het niet samenwerken, in het niet goed zijn voor elkaar, maar valsch. En als wij nu verstandiger werden in dat opzicht, twijfel ik geen oogenblik of binnen een jaar tijd waren we op een beteren weg en gelukkiger. Het werk wil mij niet erg vlotten, maar ik forceer het ook niet, omdat het me eigenlijk zooveel mogelijk is verboden. En ik mij wou reserveeren voor dien eersten tijd te Parijs, als die het eerst voor de hand mocht liggen zonder nog een tusschenperiode, tenzij dan van die eene maand. Want ik wou er graag frisch komen. Het was vandaag Zondag, haast een lentedag, ik heb vanmorgen alleen een groote wandeling gemaakt overal door de stad, in 't park, langs de boulevards. Het was zulk weer, dat buiten denkelijk men voor 't eerst de leeuwrik zal hebben gehoord. En enfin er was iets van opstanding in de stemming. Toch wat is alles gedrukt van stemming in de zaken en in de menschen, ik geloof niet dat het overdrijven is als men de diverse grèves etc. van overal donker inziet. Voor latere geslachten zijn | |
[pagina 633]
| |
ze zeker niet nutteloos, want dan zal 't een gewonnen zaak zijn. Maar voor nu is het natuurlijk voor iedereen die zijn brood moet vinden in zijn werk, donker genoeg, te meer omdat we wel voorzien kunnen, 't van jaar tot jaar al erger en erger zal worden. De werkman tegen den burger is even gemotiveerd als voor honderd jaar de tiers état tegen de twee andere. En 't beste is te zwijgen, want de burgers hebben de fataliteit niet mee, en we zullen er meer van beleven, we zijn nog lange na niet aan 't einde. Zoo, al is 't lente, hoeveel duizenden en duizenden loopen er in desolatie. Ik zie net zoo goed als de beste optimist, de leeuwrik die opstijgt in de lentelucht. Maar ik zie ook het jonge meisje van 20 jaar pas, dat gezond had kunnen zijn, en de tering onder de leden heeft, en misschien nog voor ze aan een ziekte sterft, in 't water springt. Als men altijd in gezelschap is, comme il faut, en onder eenigermate gegoede burgers, merkt men dat misschien zoo niet, maar als men zoo als ik, een aantal jaren met de la vache enragée gedineerd heeft, dan is het niet weg te cijferen, dat de groote misère een daadzaak is, die gewicht in de schaal legt. Genezen moge men niet kunnen, of redden, maar men kan het toch meevoelen en er in deelen. Corot die toch sereniteit had als iemand ze had, die toch waarlijk de lente wel voelde, was hij niet al zijn leven eenvoudig als een werkman, en zoo gevoelig voor al de misères van anderen, en wat mij trof in een levensbeschrijving van hem toen hij al zeer oud was, in '70 en '71 keek hij zeker ook nog in de heldere lucht, maar hij bezocht tevens de ambulances, waar de gekwetsten lagen te creveeren. Laten illusies weggaan, maar wat blijft het sublieme; als men aan alles zou twijfelen, men twijfelt niet aan lui zooals Corot en Millet en Delacroix. En ik vind dat in momenten als men niet meer geeft om de natuur, men nog wel geeft om de menschen. Kunt gij mij deze maand nog wat sturen, 't zij veel, 't zij weinig, maar al was het maar vijf francs, laat het dan niet, en kan het niet, dan kan het niet. Ik ben wel erg verlangend om uw beslissing te weten, of desnoods gij goed zoudt vinden ik tegen zoowat 1 April reeds naar Parijs kwam. In elk geval schrijf me daar spoedig over. Gegroet, met een handdruk, t. à t. Vincent. | |
[pagina 634]
| |
454Waarde Theo, Natuurlijk is al mijn aandacht er op geconcentreerd om te winnen, dat wat ik winnen wil. Namelijk vrij baan om mijn carrière te maken. Namelijk er boven op komen in plaats van te vergaan. Ik heb U reeds gezegd dat mijn gestel heel laag staat, en dat ik krachtig zal moeten handelen om dat te redresseeren. Ik heb U reeds gezegd dat verder voor het eerste jaar er geen reden is om weer naar buiten te gaan werken, dat voor de heele toekomst het oneindig beter is ik antiek en naakt teeken in stad. Moet men al dan niet op zijn qui vive zijn tegen een algemeene daling en diverse krachs in de prijzen, en dientengevolge eventueelen stilstand van de routine van handelen van de laatste jaren? Ik vraag U echter niet er een ijzeren opinie over te hebben. Ik heb er zelf ook zoo geen. Men kan niets voorspellen op zoo groot terrein met onfeilbaarheid. Dus liever dat daargelaten. Doch als men van nabij analyseert, ziet men dat de grootste en energiekste lui van de eeuw altijd tegen den draad in hebben gewerkt, en het bij hun steeds werken door persoonlijk initiatief was. En in schilderen èn in litteratuur (ik weet van muziek niet af, doch ik houd het er voor dat daar 't zelfde 't geval is geweest). In het klein iets beginnen, volhouden quand même, veel produceeren met een klein kapitaal, karakter hebben in plaats van geld, meer audace dan crediet; ziedaar Millet en Sensier, ziedaar Balzac, Zola, de Goncourt, ziedaar Delacroix. Toch - nu dadelijk een atelier opzetten te Parijs ware misschien niet zoo goed als het eerst te doen na nog een jaar studie en van Uzelf en van mij. Laat mij een jaar teekenen bij Cormon, zie gij in dien tijd de zaken nog eens goed aan en de gelegenheden. En dan geloof ik, kunnen wij wagen. Aangezien het geld is in een tijd van geldcrisis als nu, wat de amunitie is voor een soldaat in een vijandelijk land - laat ons ons kruit niet verspillen. Verder - ik hoor verscheidene lui klagen, èn schilders èn gewone menschen: ‘ik heb een mooie kamer genomen, omdat er lui bij me zouden komen en niemand komt bij me sedert, en ikzelf voel er me niet thuis.’ Ik geloof toch dat voor portretten het noodig is een zekere ge- | |
[pagina 635]
| |
zelligheid in een atelier te brengen, anders krijgen de lui er het land, die komen poseeren. Maar als men dat wil beginnen moet men nagaan waar men het huurt, waar men de meeste kans heeft bezoekers te krijgen en vrienden te maken en bekend te worden. Gegeven de wenschelijkheid van nog een jaar teekenen vooral, is de kwestie van een goed atelier voorloopig erg bijzaak, en is dus alles goed. Ik geloof niet dat als wij het met bedaardheid en verstand opvatten willen, dit jaar teekenen een ongeluk is. Integendeel, wij hebben den tijd om alles op ons gemak te berekenen en te verzinnen eer we beginnen. Indien ik naar Parijs kwam en we keken het dus een jaar af, dat was 't verstandigst, in dat jaar leeren we elkaar meer van nabij kennen, wat veel veranderen kan, en dan kunnen we met te minder angst beginnen wat uit te breiden, omdat we intusschen de zwakke punten versterkt zullen hebben. Als we een jaar nog werken, als we onze gezondheid in orde brengen, zoowel gij als ik, kunnen we dan beter weerstaan dan nu. Maar wat moet ik nu doen? Ziehier, om naar Brabant terug te gaan is eigenlijk een omweg, en ik verlies er geld en tijd aan. Waarom kan ik niet direct van hier naar Parijs komen, wanneer gij wilt, en tot ik ga, hier doorwerken? Ik zeg U, ik ben er zoo naar aan toe, dat als er eenig geld is, laat ik dan voor mijn gezondheid zorgen en de rest laten loopen, want thuis kunnen zij 't net zoo goed met een arbeider doen, zelfs beter. Als ik me niet wat versterk, is het zeker, ziet ge dat ik ziek word. Ik zou er niets aan kunnen doen, en ik geef er trouwens ook niet veel om, laat gebeuren wat gebeuren moet. Als ik naar Brabant ga, heb ik de onkosten van mijn reis, moet ik ook mijn kamer ginder betalen, die ik heb opgezegd, en een andere bergplaats voor mijn goed nemen, wat niet minder dan frs 50 huur en nog eens frs 50 vooruit voor een nieuwe bergplaats en verhuizen zou zijn. Ik zou ook wel verplicht zijn, nog wat verf te betalen, ik zou er ook natuurlijk weer beginnen te schilderen. Nu dacht ik dat het door force majeure der omstandigheden, me vrij staat me niet bij machte te verklaren, momenteel aan die verplichtingen te voldoen. Mijn huur dus daar niet te betalen maar te zeggen, zet mijn meubels op je zolder, houd ze in pand, | |
[pagina 636]
| |
ik zal je betalen als ik ze kom halen, dan hoef ik tevens geen nieuwe bergplaats te huren. Heb ik de zwakheid weer altijd maar te geven, ook als ik 't niet kan, goed, maar dan abimeer ik me zelf al te erg, en maak ik me ongeschikt voor mijn werk. Ik geloof, gij zult dit moeten billijken. Als gij nagaat hoe ik in den laatsten tijd er al vooruit over geklaagd had, dat het zoo niet kon, ge ziet het was toch niet voor niets. Had ik vroeger geweten, wat ik hier gemerkt heb van gelegenheden in stad om op een atelier te komen, ik had het al vroeger gedaan. Nu - waar ik vooruit moet en waar ik tevens ziek ben, ik kan niet anders dan u vragen, vind het liever goed ik hier blijf tot ik naar Parijs ga, en laat mij naar Parijs gaan, althans niet later dan de cursus hier eindigt, 31 Maart. Wij hebben dan toch nog de reiskosten onvermijdelijk van hier naar Parijs. Gij moet ook verhuizen, wat ook niet vanzelf gaat. Dus Brabant is een omweg, tijdverlies, enz. Het is er nu zóó mee, dat ik bij den dag moet leven, en wat achter is moet wachten. Ben ik beter en begin ik in Parijs te verkoopen, goed, dan kan ik dat van de huur en de verf afdoen. Nu niet, ik heb het niet en gij ook niet, daarmee uit. Ik heb overigens ginder zooveel onaangenaamheden gehad, dat ik er niemand hoef te ontzien. Het zou ook een zwakheid van U zijn, indien gij hieraan veranderdet. Ge schrijft mij voortdurend dat gij geen geld hebt, goed dat is dus zoo. Geld maken, indien dat niet kan voor waar 't eten geldt, heeft ook niet te kunnen waar 't huur geldt of overbodige reiskosten. En thuis, ik weet te goed dat Rijke de tuinman, of Husing er de naasten toe zijn, en niet ik, om goed in te pakken en te verzenden. Als ik er was zou ik het doen, er expres voor naar toe reizen, neen, als er minstens 6 paar handen minstens even goed als de mijne tot hun dispositie zijn. Après tout kan het mij niet schelen, doch ik zeg U slechts wat recht is, en ik wijs U op het urgente van door te zetten met wat ons vooruit brengt. Het is voor mij ook niet prettig om ziek terug te komen; ziet ge, daar kunt ge ook niets tegen zeggen. Laat mij | |
[pagina 637]
| |
eerst me redresseeren, ik ben nu te zeer op heel laag water. Enfin, het résumé van dit en 't vorig schrijven is dit: Bedaard doorgaan met hetzij hier, maar nog veel beter Cormon; verder ik ben ziek, ofschoon ik nog aan den gang blijf. Als ik eenigszins kon, zou ik er niet op tegen hebben nog naar Brabant terug te gaan, zelfs als ik kon zou ik het graag doen, maar noch gij noch ik hebben de middelen en men kan me er beter missen dan gebruiken. Gegroet, schrijf mij spoedig echter eens. t. à t. Vincent. | |
455Waarde Theo, Zeer verlangend ben ik om van U te hooren, want de tijd dat ik moet beslissen, is er. Wij hebben nog maar een dag of 10 voor dat de maand om is, en ik dien toch te weten hoe of wat. Maar overigens ik voor mij ben besloten, alleen het zou mij aangenaam zijn, als gij het ook zoo kondt inzien als ik. Indien gij het goed vindt dat het plan doorgaat zoodra mogelijk naar Parijs te komen, dus nadat ik een korten tijd in Brabant geweest ben dan stuur ik U van hier uit nog die studies en teekeningen, die ik hier heb. Ik wilde daar echter mede voortmaken, want anders moet ik alweer langer hier zijn. Ik zou ook zoo geducht graag die karwei aan mijn tanden klaar hebben. Wat moet ik doen? In alles heb ik nog éen franc vijftig, en wat het eten betreft heb ik nog voor vijf francs te goed tot 't einde der maand. Het is voor zooveel dingen wenschelijk dat wij spoedig dien maatregel van veranderen nemen. Ge begrijpt dat er niet overschiet om van hier schilderbehoeften mede te nemen naar Brabant, ik zit ginder dus dubbel vast waarschijnlijk, èn met model èn met verf. Er is dus geen keus, trouwens wat ware er voor keus noodig? Want wat het meest presseert, moet het eerst worden afgedaan, en dat is dien tijd naakt en antiek teekenen. Ik schrijf U wat kortaf misschien, maar het mag niet op den langen weg worden geschoven. Overigens eigenlijk spreekt het vanzelf dat er geen enkel bezwaar | |
[pagina 638]
| |
kan zijn, om in Parijs voorloopig direkt een mansarde te vinden, den eersten den besten dag dat ik er kom, en dan ik kan in de Louvre of Ecole des Beaux-Arts terecht voor dat teekenen, en het zal zoodoende des te beter bij Cormon lukken. Dus laat ons niet talmen of in langdradigheden vervallen. Wij moeten een coup de collier geven, welnu we zullen dien geven. Willen we ooit iets goeds doen, reken er op dat hoe langer hoe meer het op beslistheid en op vrij snel handelen zal aankomen, en waar met alle moeite die men zich geven mocht, toch niemand vooruit den uitslag zijner ondernemingen kan weten met zekerheid, kan wat durven en doortastend zijn geen kwaad. Als het dus eenigszins kon, wou ik nog deze maand de andere helft van die karwei aan mijn tanden laten doen, ik wou mijn studies inpakken en ze U toezenden, en den laatsten van deze maand vertrekken of zelfs een paar dagen eer. Maar niet weer in Maart blijven terwille van de huur. Zou daar mogelijkheid op zijn? Dan kan ik thuis helpen inpakken, indien het hun tot iets nuttig kan zijn. En kan ik er nog wat schilderen of teekenen, des te beter. Maar hoe eer en hoe energieker wij af doen dien tijd teekenen te Parijs, hoe beter voor de heele toekomst, zelfs hetgeen ik er in in deze weinig weken hier aan gedaan heb, voel ik mij helpt. En deed ik het niet dan zou ik, al vond ik 't op een andere manier in de natuur zelf, er altijd last van houden met lui, die op de akademie of ergens anders geweest waren, dat ik niet teekenen kon, volgens hen. Hoe het definitief hier op de akademie met mij zal afloopen, weet ik nog niet; ik schreef U dat laatst nietwaar, van dat zij een standje met mij bepaald gezocht hadden. Sibert de leeraar had, hoorde ik, gisteren ergens gezegd, dat ik een goed begrip had van teekenen, en dat hij wat te haastig was geweest. Daar hij niet druk in de klas komt, heb ik hem in eenige dagen niet gezien. Ik werk aan een vrouwentors op 't moment. Gegroet, maar schrijf zoo spoedig ge kunt. Het blijft almee 't zelfde met mijn gestel, maar toch geloof ik het aan 't terecht komen is. Met een handdruk, t. à t. Vincent.
Als ik het niet deed, naar Parijs gaan nl.., dan werd ik ook niet | |
[pagina 639]
| |
beter, want ik moet er wat aan doen dat ik meer verdien. Ik abimeer me nu te veel, als er niets af hoefde kon men best leven van frs 150, maar er moet steeds te veel af. Maar het gaat toch vooruit met mijn gezondheid, en het zal terecht komen. | |
456Waarde Theo, (18 Februari.) Het is op het oogenblik dat mijn geld geheel op is - geheel - dat ik U nog eens schrijf. Als gij iets zenden kunt, al was het vijf francs, laat het niet, er zijn nog 10 dagen in de maand en hoe moet ik ze doorkomen? Want ik heb absoluut niets meer. Zelfs bij den bakker niets meer. Ik weet alleen, dat al die dingen mij beslist doen zien, dat ik niet anders kan, dan zoo als ik U heb geschreven. Namelijk het naar Parijs gaan niet uitstellen. Gij zult overigens aan het laatste werk, dat gij nog niet hebt gezien, wel merken dat als ik het schilderen wat rusten laat, ik dit heel kalm doe, want het werken met de kwast zal mij zoo licht niet ontgaan. De teekeningen naar het antiek zal ik U ook sturen, dat is mij ongewoon, en ik zal het nog anders krijgen. Zooals ik overigens vandaag een vrouwentors afmaakte, die van modelé meer gedistingueerd is en minder brusque dan de eerste, waar de figuren onwillekeurig iets van boeren of houthakkers hebben. Als ik niet ziek geweest was, etc., zou ik overigens meer hebben kunnen doen hier. Hetgeen wij te doen hebben is heel bedaard vooruit gaan, maar aan dat teekenen is niets te doen en het heeft het meeste haast. En ik weet het zoo zeker, dat het mij helpen zal bij Cormon, als ik den tusschentijd aan niets anders besteed dan aan teekenen. Cormon zal met de anderen gemeen hebben, dat hij niet veel tijd heeft, hoe hij overigens ook zijn moge. En wie om raad wil gaan bij die lui, moet het zijne van zooveel mogelijk reeds weten meebrengen. En dat zoo goed als allen, die bij hem op 't atelier zijn, heel wat antiek hebben doorgemaakt, en dat men zich (hoe vrij, hoe liberaal overigens 't atelier ook zij), daarop nog al baseert, dat is bepaald te voorzien. Laat ons dus het met verstand doen. Om | |
[pagina 640]
| |
studies die men buiten maakt, geven zij wel iets, maar niet veel. En de lui die in Parijs geweest zijn, zeggen mij allen datzelfde. Ik zal bij Cormon de een of andere proef moeten schilderen van een naakt figuur naar de natuur denkelijk, en hoe meer ik van te voren de structuur in 't hoofd heb, hoe beter en hoe meer hij mij dingen zal kunnen en willen zeggen. En verder wij kunnen dan eens zien, of wij het samen kunnen vinden; ik hoop dat wel, maar viel het ons eens niet mede, dan wisten wij daaromtrent iets meer degelijks, als wij eerst een paar maanden die voorloopige proef hadden gedaan. En wat ik zeg over direkt naar Parijs komen is een bezuiniging voor U, want met heen en weer trekken, met betrekkelijk duur werk in Brabant beginnen, komen wij er niet met het gewone, en te Parijs wel. En valt het mee met het geld des te beter, dan zijn we minder gegêneerd, en konden tegen den zomer vooruit ons wat voorzien van schildergerei, zoodat niet alles op eens komt. Neem het mij niet kwalijk, dat ik ook eens bereken het mogelijke en het onmogelijke. Ik herlees weer het boek van Bracquemond en ik vind het hoe langer hoe mooier. Ik begrijp wel dat gij het direct naar Parijs komen niet met mij eens zijt, want anders hadt gij me wel reeds geantwoord. En toch is het beter het direkt gebeure, ik ben hier in de gelegenheid er lui, die terdeeg goed werken, over te raadplegen, en ik heb de volle overtuiging, dat het zoo 't beste ware. Overigens, 't had al eer kunnen gebeuren. Til het overigens niet te zwaar, want we zullen niet mislukken. Maar wat ik U zeg is zoo - van dat ik dezen brief wegstuur totdat ik uw antwoord ontvang, dat dezen echter hoop ik kruist, ben ik zonder iets en is 't weer vastendag. Enfin, we willen hopen dat over een poos we samen zijn, en het allerergste geleden. Gegroet, met een handdruk, t. à t. Vincent.
Ik vertrouw de lui niet waar ik woon, als ge zooals laatst een brief met geld stuurt, is het secuurder maar aan te teekenen om die reden. Ik las dezer dagen Dumas: Dame aux Camélias. Dat is zeer mooi; kent ge het? | |
[pagina 641]
| |
457Waarde Theo, Ik heb een brief verscheurd dien ik U eerst schreef, en daarom ontvangt ge mijn antwoord wat later. Ik begin met U te bedanken voor de frs 50. Die ik apprecieer, zooals trouwens al wat gij voor mij doet. Maar zooals ik begon te zeggen, uw brief stelt mij teleur waar gij mijn verzoek niet inwilligt, omdat ik toch zoozeer blijf meenen, dat de redenen welke ik U in vorig schrijven gaf, om liever reeds vroeger te komen, recht van zijn hadden. Maar daar ik er niet over wil twisten après tout, wilde ik U alleen verzoeken nog eens opnieuw het te overwegen. Met het oog op Cormon is 't gedecideerd beter ik doorga met antiek teekenen, liever dan buiten werken, omdat hoe meer ik de structuur van 't figuur in 't hoofd heb, hoe beter ik zal kunnen volgen. Ik krijg te doen met lui, die jaren antiek geteekend hebben, als ik 't maanden doe is niet te veel. Ik ben stouter misschien dan veel anderen, omdat ik steeds naar de natuur heb gewerkt om het er op te zetten en een ensemble aan te grijpen. Maar de anderen hebben licht meer kennis van 't naakt, waar ik de gelegenheid niet zoo voor heb gehad. Werk ik dat bij hoe eer hoe liever, des te meer zal ik aan Cormon hebben. Verder mijn gezondheid, als ik buiten schilder eet ik niet, en overwin ik het niet. Want ik zak nog telkens terug, ik ben er nog lang niet bovenop met mijn gestel. En nu wat de kosten betreft, ik geloof zoo dat het zusje en broertje is. Dus denk er nog eens goed over, wij moeten handelen, want er is een coup de collier te geven. Terwijl ik hier was, al dien tijd, had ik een kameraad in een ouden Franschman, en ik heb zijn portret geschilderd dat Verlat goed vond, en dat ge zien zult. Voor dien was de winter nog harder dan voor mij, en de arme duivel is er heel wat erger aan toe dan ik, daar zijn leeftijd het zeer critiek maakt. Ik was vandaag met hem bij denzelfden dokter dien ik ook heb gehad, en hij zal denkelijk naar 't gasthuis moeten om een operatie te ondergaan, wat zich morgen beslissen zal. Ik heb hem er eindelijk toe gekregen, maar hij zag er zoo tegen op, dat het lang geduurd heeft eer ik hem er toe kon overhalen zijn vonnis te gaan hooren. | |
[pagina 642]
| |
Hij wist dat het iets nogal ergs zou zijn, en durfde zich niet aan den gasthuisdokter te vertrouwen. Ik ben nieuwsgierig wat er beslist zal worden. Het is mogelijk, ik om zijnentwil eenige dagen langer in Maart hier blijf. Après tout is er op de wereld niets zoo interessant als de menschen, en men is er nooit in uitgestudeerd. En daarom zijn lui als Tourguenew groote meesters, omdat zij iemand leeren kijken. De boeken van nu, sedert Balzac b.v. zijn anders dan al wat in andere eeuwen geschreven is, en mooier misschien. Ik ben juist naar Tourguenew erg verlangend, omdat ik een stuk van Daudet over hem heb gelezen, waar èn hijzelf als karakter, en zijn werk geanalyseerd werden - fameus mooi. Want als mensch is hij een exempel, en op zijn ouden dag was hij nog altijd jong wat betreft doorwerken, wat betreft altijd onvoldaan zijn over zichzelf, en het al beter en beter zoeken te doen. Gegroet, maar denk nog eens goed er over, het zou mij veel geruststellen indien gij de kwestie zien kondt zooals ik. En ik zou er zoo niet op aandringen, indien ik niet meende het noodig was met het oog juist op Juni, dat ik met antiek teekenen direkt doorging. Enfin, schrijf mij spoedig, ik zou voor mijn pleizier liever iets anders schilderen, maar wat praktisch nut betreft is het niet te ontwijken. Met een handdruk, t. à t. Vincent.
Het is juist omdat après tout ik nut van mijn naar Antwerpen gaan meen te hebben, dat ik geloof wij recht door moeten gaan. | |
458Waarde Theo, Ik schrijf U nog een keer, omdat mijn tijd hier in elk geval haast om is, en dezer dagen ik terug moet. De tijd van buiten kunnen werken zal met de minste verandering van weer er kunnen wezen, en dus als het moest en gij per se het wilt, zou ik althans niet geheel vruchteloos in Brabant zijn. Doch wat daar ook van zij, ik blijf steeds U animeeren, liever door te zetten met het plan van Cormon, en hetgeen ik voor mij daaraan zoo gaarne zou willen laten vooraf gaan, nog een tijd antiek blijven teekenen. Het begint verbeeld ik me, wat te vorderen met mijn gezondheid, | |
[pagina 643]
| |
in zoover dat ik mijn voedsel iets beter begin te kunnen verdragen. Maar het blijft steeds toch twijfelachtig, en den eenen dag ongelijk aan den anderen. Ik heb weer een teekening klaar van antiek, en sedert ik U schreef de leeraar indirekt zich had uitgelaten, dat hij het zoo bar niet had gemeend, heb ik niets meer met hem gehad en zelfs zeide hij dat mijn teekening vandaag haast geen verandering noodig had van proportie, en in 't geheel geen van toon. Dus ik zou haast durven hopen dat ik met Cormon, hoe hij ook zij, het ook wel schipperen zal, en dat geeft mij des te meer 't verlangen er te zijn. Enfin. Als het mij wat meeloopt met mijn gezondheid, hoop ik wel te vorderen van 't jaar. Ik blijf ook steeds meenen, dat er nog wel wat te doen te vinden is, al is het in dat opzicht mij niet voorspoedig gegaan. Doch mijn tijd is ook erg ingenomen door het werk aan de akademie. Naar wat ik hoor van 't geen lui eventueel verkoopen, is dat telkens portret. Er moet een mooie tentoonstelling van impressionisten zijn in Brussel. Ziet ge, sedert ik hier gezien en gehoord heb van andere lui die op figuur zich concentreeren, hoe zij het aanlegden - en weet het zijn allen zulken die meer te verteren hebben dan ik - dan hebben zij steeds zich van de modellen op een of ander atelier in stad bediend. Juist terwille van de kosten. En tevens heeft men op die manier connectie, en ziet men anderen werken. En nu onwillekeurig kom ik telkens op 't idee, wij misschien reeds wel twee of twee en een half jaar eer dezen maatregel hadden dienen te nemen, reden te meer het ditmaal niet op den langen weg te schuiven. Antwerpen is mij goed bevallen - après tout. Natuurlijk wou ik dat ik er gekomen was met die ondervinding ervan, die ik nu weet op 't moment ik er vandaan ga. Maar als dat kon waren de dingen makkelijker, en men begint met overal er groen in te komen. Ik hoop echter wel na tijd en wijle Antwerpen terug te zien, want er is iets vrijs en artistieks in het leven hier als men het zoekt, wellicht meer dan elders. Verder men ziet er allerlei lui, Engelschen, Franschen, Duitschers, Belgen en dat geeft afwisseling. Als er een stad is die op Parijs lijkt, dan is het veeleer Antwerpen dan Brussel in alle dingen, vooreerst omdat het een centrum is voor lui van alle nationaliteiten, tweedens terwille van de zaken, | |
[pagina 644]
| |
en derdens terwille van dat er animo is en men er zich amuseert. Als de cursus aan de akademie doorging, dan zou ik ook graag nog blijven, maar ongelukkig is daar voor Mei niets meer dan de concours en de dagklas voor antiek, en raken ook die op zijn eind. En nu heb ik Antwerpen zeker niet in zijn fleur gezien, want naar men algemeen hoort, is het er anders nog veel geanimeerder, en zijn er nu twee crisissen tegelijk die drukken, vooreerst de algemeene en dan de naweeën van de tentoonstelling nog bovendien, in den vorm van talrijke frauduleuse of gewone bankroeten. Denk er nog eens goed over, of we niet een combinatie kunnen vinden die 't mogelijk make, ik reeds voor Juni in Parijs zij. Ik zou het zoo gaarne willen, omdat ik geloof, dat het voor zooveel dingen beter ware, die ik U reeds noemde. Waar ik nog wel bij mag zeggen, dat wij, dunkt me, zooveel beter overleggen kunnen, wat het nemen van een atelier tegen Juni betreft, indien wij reeds van te voren beiden in Parijs waren en poolshoogte konden nemen van vóór of tegen. Enfin. Schrijf me weer spoedig, met een handdruk, t. à t. Vincent. |
|