Uit het kinderleven
(ca. 1891)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrecht onbekend
[pagina 142]
| |
[pagina 143]
| |
zat te lezen. ‘Op zij heelemaal goud! Vertel mij eens, hoe de menschen toch wel zoo'n boek maken kunnen.’ ‘Lieve kind, om u daar alles van te vertellen zou ik licht wel een halven dag noodig hebben. Er moet vlas op het veld groeien en men moet metalen diep uit de bergen graven, voordat men een boekje, als dit hier, klaar krijgen kan.’ ‘Vlas en metaal, mama? He, dat is raar. Wat hebben die met zoo'n boek te doen?’ ‘Dat zal ik u vertellen. Het vlas is eene plant met lange, taaie stengels, kleine blaadjes en blauwe bloesems. Het wordt in het voorjaar gezaaid en, als het uitgebloeid heeft, uit den grond getrokken. De taaie stengels worden dan in het water te rotten gelegd, waarna men ze in fijne, dunne draden kan scheiden. Uit deze draden wordt het linnen gemaakt.’ ‘O, nu weet ik al, wat gij meent,’ riep Dora. ‘Van dat linnen worden hemden en andere kleeren gemaakt, en als die heel oud en versleten zijn, dan noemt men ze lompen, en ik heb al eens gehoord, dat papier uit allerlei oude lompen en vodden gemaakt wordt.’ ‘Ja, dat is ook zoo. Zulke oude lompen worden naar den papiermolen gebracht, gewasschen en tot eene heel fijne pap gemalen. Die pap wordt dan op ramen, die den vorm van een groot blad papier hebben, geschept en is, als ze goed geperst en gedroogd wordt, tot gebruik gereed, zoodat men er op schrijven of drukken kan.’ | |
[pagina 144]
| |
‘Wat vinden de menschen toch wonderlijke dingen uit!’ riep Door. ‘Ze bezorgen ons alles, wat we maar verlangen kunnen. Maar hoe komen nu de metalen tot het klaarmaken van een boek te pas?’ ‘Zie hier deze bladzijde, kind. Begrijpt gij, hoe al die kleine letters daarop gezet zijn?’ ‘Neen, mama,’ zeide Dora. ‘Met pen en inkt kan men ze zeker niet zoo netjes teekenen. Hoe heeft men dat gedaan?’ ‘Vooreerst moet ge dan weten, dat er eene groote menigte verschillende metalen zijn, zooals goud, zilver, ijzer, koper, lood, tin en nog veel meer. Die metalen zitten doorgaans diep in de aarde verborgen en, om ze daaruit te halen, graven de menschen diepe holen in den grond, die men mijnen noemt. Zulke mijnen zijn zoo diep, dat de zon er niet in doordringen kan, en de menschen, die er in werken worden er in groote, stevige bakken, die aan touwen of ijzeren kettingen hangen, in neergelaten en zoo ook weer opgetrokken. Welnu, de metalen, die men uit die mijnen ophaalt, worden dan in vurige ovens gloeiend gemaakt, gesmolten en vervolgens in allerlei vormen gebracht. Van goud en zilver worden geld en allerlei kostbaarheden en sieraden gemaakt. Het ijzer wordt tot allerhande werktuigen en gereedschappen verwerkt. Het lood dient om de daken van onze huizen te dekken, tot goten en pompen; en ook wordt het wel met een ander metaal, dat tin heet, vermengd en dan gebruikt, om er de letters van te gieten, waarmee men de | |
[pagina 145]
| |
boeken drukt. Men maakt letters van allerlei grootte en gedaante, en de man, die dat doet, heet een lettergieter. De boekdrukker neemt vervolgens eene menigte van die letters en, als hij een boek wil drukken, zet hij die uit in vormen, die de grootte van eene bladzijde hebben. Als dit gedaan is, wordt inkt over de letters gestreken en wit papier daarop gedrukt. Dit papier neemt dan het zwarte afdruksel van de letters over en wordt een gedrukt blad, dat iedereen gemakkelijk lezen kan. Dit is echter nog alles niet, want nu moeten de bladen of vellen nog gevouwen, bij elkaar genaaid, tusschen twee stukken stevig bordpapier gebonden, en eindelijk met leder, linnen of omslagpapier netjes overtrokken worden. Reken nu eens aan, hoeveel menschen niet al helpen moeten, om zelfs maar een eenvoudig klein boek te maken.’ ‘Dat had ik nooit gedacht!’ riep Door. ‘Laat eens zien! Eerst wordt het vlas gezaaid, dan, als 't rijp is uitgetrokken, in 't water te rotten gelegd, tot linnen geweven, als kleeren gedragen, als 't oud en versleten is tot pap gemalen, en daarvan dan papier gemaakt. Het lood en het tin worden uit de mijnen gehaald, gesmolten, tot letters gegoten en die letters worden in vormen gezet, met inkt bestreken en afgedrukt. Dan worden de bladen gevouwen, bijeen genaaid, in papier of in linnen gebonden, - heb ik alles niet goed onthouden, mama?’ ‘Ja; maar ik heb u nog lang alles niet verteld,’ | |
[pagina 146]
| |
zeide de moeder; ‘tot het maken van een boek behoort nog veel meer; doch nu vooreerst weet gij er al genoeg van. Ik zal papa verzoeken, dat hij u eens naar den papiermolen en naar eene drukkerij meeneemt, en dan zult gij al, wat ik u nu verteld heb, nog veel duidelijker begrijpen.’ |
|