‘Kinderen,’ zeide de moeder eens, ‘als ge in de kamer met den bal speelt, zorgt dan, dat hij vooral niet op de commode neerkomt. Daar staat glas en porselein. En als de bal daar op neerviel, kon licht iets breken.’
Bruno en Otto hadden nu wel gehoord, wat de moeder zei, maar het ook spoedig weer vergeten.
Op een dag speelden zij weer met den grooten bal. ‘Nu willen wij hem eens terdeeg hoog laten springen,’ zeide Bruno. ‘Bij wien de bal het hoogst springt, die is koning.’
‘Ja, ja,’ riep Otto, ‘dat willen we, ik doe mee.’
Nu gingen zij aan den gang. Eerst nam Bruno den bal en wierp hem met alle geweld op den vloer. Toen deed Otto datzelfde. Soms sprong de bal tot den zolder op.
Dat zag de moeder. ‘Kinderen,’ zeide zij, ‘ge weet, wat ik u gezegd heb. Zorgt vooral, dat er geen ongeluk gebeurt.’
Bruno en Otto stoorden zich echter niet aan die waarschuwing. Hoe hooger de bal sprong, des te meer pret hadden zij.
Daar opeens echter klonk het: ‘klir! klir!’
Beide jongens schrikten. Wat was er toch gebeurd?
De bal was op de commode gesprongen en had een fraaien vergulden kop gebroken.