andermaal de oorzaak van zijn ongeluk weten, en die gaf hem ten antwoord:
- Gij meent onschuldig te zijn en hadt toch nooit meer schuld. Toen gij gisteren uit het bosch kwaamt en uw jong buurmeisje Lize in de verte zaagt aankomen, waarom hebt ge toen een omweg dwars over 't veld genomen, om haar toch maar niet te ontmoeten? - Vroeger hadt ge een uur ver geloopen, om haar maar een ommezientje te spreken te krijgen; maar gisteren dacht ge bij u zelf: ‘Mijn moeder heeft mij verboden, met Lize te praten, en ik ben moeder gehoorzaamheid schuldig.’ Huichelaar! Uw ware gedachte was, dat Lize voortaan veel te arm voor u is.
Christiaan was beschaamd en zei met tranen in de oogen:
- Ja, ik ben een slecht mensch, en ik geloof nu haast, dat iemand nooit, zonder aan iets kwaads te denken, de gunst van 't geluk kan zoeken. Ik heb mijn straf verdiend. Laat mij arm, zooals ik ben, goede fee, en zorg alleen maar, dat mijn moeder toestemt, dat ik Lize tot vrouw neem.
- Ga maar gerust weer naar huis, antwoordde de fee, en als ge den zak met pijnappels neergezet hebt, kniel dan voor uwe moeder neder en vraag nederig hare toestemming om Lize te trouwen.
Christiaan deed alles, wat hem gezegd was. Nadat hij zonder eenige booze gedachte zijn zak gevuld had, ging hij naar huis en dacht onderweg aan Lize, hoe'n goed, braaf meisje die was, en toen hij zijn last bij den haard had neergezet, viel hij zijne moeder te voet en zei:
- Lieve moeder, geef mij uwe toestemming en uw