Proza en poëzie(ca. 1880)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] De jonge zeeman. 'k Ben zeeman; - van echt Hollandsch bloed, Heb ik mijn lust in 't varen; Vindt gij aan wal het leven zoet, Ik zwalp liefst op de baren, En, ben ik jong, vaak is de orkaan Me toch al over 't hoofd gegaan: Hoezee! 'k Ben zeeman; - hier op 't nuchter strand Wil 't mij niet lang behagen; Veel liever hoor ik door het want De winden buldrend jagen. Ha, wat een pret, als 't roezig spookt, De golfslag rolt, de pekel kookt! Hoezee! [pagina 100] [p. 100] 'k Ben zeeman; - onder 't felst geblaas, Als we over 't water vliegen, Klim ik getroost in mast en ra's En laat me er lustig wiegen; En blies de wind ook feller nog, Ik hoorde er 't bootsmansfluitje toch: Hoezee! 'k Ben zeeman; - komt maar weer de bries De slappe zeilen stijven, 'k Zeg allen dan getroost adies, Die op het droge blijven; 'k Zeg: Ouders, treurt toch niet om mij, Ik heb een leven vrij en blij: Hoezee! Ha! eerstdaags gaat het weer in zee; 't Land schijnt dan weg te zinken, En spoedig zie ik van de ree Slechts 't hoogste duin nog blinken. 'k Roep dan: Adies, mijn vaderland! Wij zeilen naar 't Javaansche strand: Hoezee! Vorige Volgende