Prettige tijdkorting(ca. 1857)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 24] [p. 24] [pagina 25] [p. 25] Koning Frits en de jongens. Als de oude Frits, de groote held, Teruggekeerd van 't oorlogsveld, Soms eens te paard reed door de stad, Dan kwam al 't jong volkje op het pad, Dan liepen alle knapen mee En riepen: ‘Vader Frits - hoezee!’ De Koning zag dat lachend aan, Hij liet de jongens stil begaan En trok hèm eens een bij zijn rok, Dan dreigde hij maar met zijn stok, Of riep: ‘Pas op wat, kleine strop! Je krijgt nog van mijn paard een schop.’ Eens echter, dat de wilde troep Door zijn geschreeuw en zijn geroep Zijn paard bijna had schuw gemaakt, Is zijn geduld ten eind geraakt En riep hij: ‘Neen, dat is te bont; Marsch, rekels, marsch, naar school - terstond!’ Het antwoord was een luid gelach: ‘Ha, ha, 't is immers Zaterdag, [pagina 26] [p. 26] En wat denkt dus de Koning wel, Dat hij ons wegjaagt van ons spel! Neen, lieve Koning, dat is mis, Daar 't Zaterdags vacantie is.’ De Koning knikte en zeî: ‘'t Is waar! Nu toe dan, jongens, speelt dan maar!’ En in zijn hart dacht hij daarbij: ‘Och, was er ook zoo'n dag voor mij! Wat zou ik gaarne wenschen, dat Ik ook zoo eens vacantie had!’ Vorige