De ooievaars
(1877)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
wel eens bij zichzelf: ‘Zoo'n leelijk beest zou ik toch niet hebben willen.’ Karo was echter een trouw dier, en de boer kon veilig staat op hem maken Als de boer 's avonds zijn heem rondom gesloten had, kon hij gerust naar bed gaan. Hij wist dat de hond nu het huis bewaken zou, zoodat geen dief kon binnensluipen. Op een avond was het eens recht donker. De boer en zijne knechts lagen reeds lang op hunne bedden te snurken. Alleen Karo sliep nog niet. Hij liep onophoudelijk op het heem heen en weer en luisterde, of hij ook iets bijzonders hoorde. Op eens hoorde hij beweging aan een van de hekken. Hij liep dadelijk op dat hek toe en begon te knorren. Blaffen wou hij nog niet, want het kon immers ook wel een van de knechts zijn, die wat laat thuis kwam. Eindelijk ging het hek open en een onbekend manspersoon kwam binnen. Zondra Karo dien man zag, begon hij geweldig te blaffen, want hij wou volstrekt geen vreemde op het heem laten. De oude Karo begreep zeer wel, dat die man een deugniet was. En dat was ook wezenlijk zoo. De man was een gauwdief, die in dien donkeren nacht den boer wou bestelen. De oude hond wilde zich echter maar niet stilhouden. Toen dacht de dief bij zich zelven: ‘Wacht, dien hond zal ik wel tot zwijgen brengen.’ En hierop haalde de dief een stuk gekookte ham uit zijn zak en wierp dat den hond voor. Karo hield zich evenwel, alsof hij dat niet eens zag. Hij blafte maar al door. Eindelijk kwam de dief met eene heele worst voor den dag en wierp die den hond toe. Daarbij zei hij heel vriendelijk: ‘Daar, neem, zoete hond! Neem maar gerust, beste hond! Stil, stil, mijn lieve hondje!’ | |
[pagina 16]
| |
Karo luisterde niet naar die mooie woorden. Ook stoorde hij zich niet aan de lekkere, vette worst. Hij blafte maar al door en maakte een geweld, dat men het in huis wel moest hooren. Nu merkte de dief eindelijk, dat met dien hond niets was aan te vangen. Daarom trok hij het hek weer toe en maakte, dat hij wegkwam. Nu eerst begon het goede, trouwe dier aan de ham en de worst te smullen, en hield een maaltijd als een prins. |
|