De kleine Wilhelmine.
De kleine Wilhelmine was toch een lief, goed meisje. Zij was wel pas vijf jaren oud, maar de moeder kon haar toch al tot allerlei kleine dingen gebruiken. Wel tienmaal op een dag vroeg Wilhelmine: ‘Moeder, kan ik u ook helpen? hebt gij ook iets te halen?’
De vader van het kleine meisje was een bouwmeester. Kwam die nu 's avonds van zijn werk naar huis, dan sprong Wilhelmine hem vriendelijk te gemoet. ‘Goeden avond, lieve paatje,’ zei zij dan. Meteen stak zij dan vader haar klein handje toe en gaf hem een zoen. Dan nam zij hem zijn stok af en zette dien in den hoek.
Nu echter had de kleine de handen vol werk. Zoodra vader op zijn stoel zat, bracht zij hem den laarzentrekker. Zij zette dien dan zóó voor hem neer, dat de vader er den voet slechts had in te steken. Daarop haalde zij vaders pantoffels. Deze zette zij ook weer gemakkelijk