Fabelen en gedichtjes
(1873)–J.J.A. Goeverneur– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
De knaap en het hondje.
De Knaap.
Hondje, zit op!
Stil met den kop,
Recht met het lijf,
Houd u nu stijf.
't Buikjen vooruit,
Braaf, kleine guit!
Kijk mij nu aan:
Zoo, wél gedaan!
Hondje.
Ach, moet ik al leeren, en 'k ben nog zoo klein;
Ach, laat mij met rust, tot ik grooter zal zijn.
Knaap.
Neen, hondje! 't is best, dat gij nu al wat doet;
Want zijt gij wat grooter, dan gaat het niet goed.
Het hondje leerde nu met vlijt,
En kon ook, na een korten tijd,
Flink op zijn achterpootjes staan
En zoo rondom de tafel gaan;
Ook sprong het in den waterplas
En haalde wat verloren was.
Het knaapje had daar vreugde van,
Leerde ook en werd een kundig man.
| |
[pagina 7]
| |
De Knaap en het Hondje.
|
|