| |
| |
| |
Aantekeningen
J. van Ooster wijk Bruijn
Orpheus 9
Orpheus in de Griekse mythologie de dichter en musicus bij uitstek. Toen zijn geliefde Euridice stierf door een slangebeet, daalde hij af in het dodenrijk. Ontroerd door zijn zang stond Pluto, de heerser over de doden, hem toe haar terug te leiden naar de wereld der levenden, op voorwaarde dat hij niet naar haar om zou zien alvorens de wereld der doden verlaten te hebben. Toen hij zich echter niet kon bedwingen en toch naar haar keek, loste zij op in het niets en werden zij voor eeuwig gescheiden.
Phebus een andere naam voor Apollo, in de Griekse mythologie onder andere de god van de dichtkunst en de muziek. |
walvis waarschijnlijk een toespeling op de mythe van de zanger Arion, die door dolfijnen werd gered van de verdrinkingsdood. |
Euridicé de geliefde van Orpheus. |
Vesuvius de vulkaan wordt beschouwd als een toegangspoort tot de onderwereld. |
Helhond in de Griekse mythologie wordt de toegang tot de onderwereld bewaakt door Cerberus, een driekoppige hond. |
Charon in de Griekse mythologie de veerman die de overledenen overzet over de rivier die de wereld der doden scheidt van de wereld der levenden. |
Pluto heerser over de wereld der doden. |
Schikgodinnen de drie Moiren, die de levensdraad van de mens spinnen en afbreken. |
Razernijen de drie Erinyen, de wraakgodinnen die degenen die de orde der dingen overtreden, straffen. |
wichtig zwaar. |
| |
| |
naar eis stofferen naar de eisen van de kunst aankleden. |
doodvlak aangeboren rode vlek op de huid, wijnvlek. |
zwaan volgens de klassieke mythologie zou de zwaan alleen stervende zingen. |
| |
De trekschuit 15
't roefje het overdekte gedeelte van de trekschuit, de eerste klasse. |
de schuit het ruim van de trekschuit, de tweede klasse. |
rottingband sierband om een (van rotan gemaakte) wandelstok. |
bonk oud of mager paard. |
slee de slee was tot in de negentiende eeuw een goedkoop alternatief voor de huurkoets. |
krulpruik, punthoed typische kledingstukken uit de vorige (achttiende) eeuw. |
Viens donc, bourge (Fr.) schiet op, pummel! |
bengel klok; geluid ten teken van vertrek. |
jager geleider van het paard dat de trekschuit voorttrekt. |
liep als een ree liep zo snel als een ree. |
paal van honderd roe om de honderd roeden (een roede meet ca. 3,5 m) langs de trekvaart geplaatste paal. |
maakt jacht maakt haast. |
het voorslag de klokken in een torenuurwerk die spelen voor het hele of het halve uur. |
test kleine pot van aardewerk met één oor, die met een kooltje vuur in een stoof wordt geplaatst. |
eenzelvig eentonig, saai. |
kornetje vaandrig. |
fondsen effecten (koersen). |
kansbiljetten loterijbrieven voor de jaarlijkse uitloting tot bepaling van de overgang van Uitgestelde tot Rentegevende Nederlandse staatsschuld. |
vier duiten een halve stuiver. |
| |
| |
te Halfwege te Halfweg, een plaats tussen Haarlem en Amsterdam. |
goed bagage. |
| |
Pygmalion 19
Pygmalion de beeldhouwer Pygmalion maakte, volgens de klassieke mythologie, van ivoor een beeld van de' ideale vrouw, dat vervolgens door de godin van de liefde Aphrodite op zijn verzoek tot leven werd gewekt. |
arduin een soort harde kalksteen. |
geestig slim. |
boos zeer, erg. |
voet circa 30 cm. |
schout rechter. |
Tancred de opera Tancredi (1813) door Rossini (1792-1868), te Amsterdam op het repertoire van de Hoogduitse Schouwburg. |
afgebroken hortend. |
pandspel pandverbeuren. |
lossen door het vervullen van een opdracht het verspeelde pand terugverdienen. |
Jupijn Jupiter, de heerser der goden in de klassieke mythologie. |
| |
De stedeling op zijn buitengoed 28
raar merkwaardig, bijzonder. |
toquedille toccadielje, een eenvoudig soort triktrakspel. |
verpozen verlicht worden, verminderen. |
| |
Dichtkundige recepten 32
Filomele de nachtegaal. |
Flora de godin van lente en bloei. |
Diana de maagdelijke godin van de jacht. |
flonkerster heldere ster. |
| |
| |
Amor de god van de liefde. |
klem overtuigingskracht. |
| |
De Onderneming der Rijdende Gaarkeukens 34
Burggraaf de Botherel Marie, vicomte de Botherel (1794-1859), speculant en ondernemer, die een geweldig kapitaal vergaarde onder de Restauratie (1815-1830), maar het vervolgens weer verloor in een serie gewaagde ondernemingen, zoals (vanaf 1837) zijn omnibus-restaurants. |
smaadheid smadelijke zaken. |
outers altaren. |
Noachs heiligdom de ark van Noach. |
tuighuis arsenaal, pakhuis voor oorlogstuig. |
Komus feestgelag, braspartij. |
groenvrouw vrouw die groente verkoopt. |
podding pudding. |
Schutters leden van plaatselijke korpsen van in de wapenhandel geoefende burgers. |
hoofdwacht het gebouw van de voornaamste wacht ter plaatse. |
teerkost proviand. |
weekboek de wekelijkse afrekening van voorschot en uitgaven. |
remitteren overmaken. |
intrest rente. |
Ultra reactionaire monarchist, aanhanger van de in 1830 verdreven Bourbon-vorsten. |
dan assureert gij uw coupons dan stelt u de waarde van uw aandelen zeker. |
| |
Het gebroken been 41
klinisch onderwijs chirurgisch onderwijs, onderwijs in de toegepaste heelkunde. |
chirurgijn heelmeester. |
| |
| |
Cicero de beroemde Romeinse redenaar en staatsman Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.). |
Esculaap Aesculapius, die vanaf de vijfde eeuw v. Chr. in Griekenland werd vereerd als god van de geneeskunst. |
suikerbrood kegel van geraffineerde suiker van ongeveer een halve meter hoog. |
lijnwaad linnen. |
Phidias de beroemdste beeldhouwer uit de Griekse oudheid, leefde van circa 500 tot circa 430 v. Chr. |
vleeskleur was was met een huidkleur. |
rif geraamte, staketsel. |
arlekijn harlekijn, door een touwtje bewogen harlekijnspop. |
keurmunt meest geliefde muntsoort. |
uurwerk door een opgewonden veer voortbewogen mechaniek. |
ontroering ontsteltenis. |
rondsel klein tandrad. |
Medusa in de Griekse mythologie een van de Gorgonen. Wie door haar blik getroffen werd, versteende. |
pal te zetten vast te zetten, tot staan te brengen. |
in loco (Lat.) ter plekke. |
Mazeppa's paard Iwan Mazeppa (1652-1709), hetman (op-perbevelhebber) van de kozakken in de Oekraïne. In zijn jeugd diende hij aan het Poolse hof. Een Pools edelman, die hem verdacht van overspel met zijn vrouw, zou hem naakt hebben laten vastbinden op de rug van een wild paard, dat vervolgens de steppe werd ingejaagd. De jeugdavonturen van Mazeppa werden bezongen door Byron (1819) en Hugo (1829); [Byrons Mazeppa werd in het Nederlands vertaald door Beets (1835)]. De uitbeelding van Mazeppa's gedwongen vlucht uit Polen naar de Oekraïne was een geliefd circusnummer in de negentiende eeuw. |
eeuwig heugend aan eeuwenoude tijden herinnerend. |
Oud-Germanje het gebied van het huidige Duitsland. |
| |
| |
verschoond gespaard. |
vonden verzinsels. |
| |
Bij het slopen van de Haarlemmerpoort 51
't Spareti het Spaarne. |
langspan wagen bespannen met vier paarden. |
Kosters bomen de Haarlemmerhout, zo genoemd naar Laurens Jansz. Coster, die te Haarlem de boekdrukkunst zou hebben uitgevonden bij gelegenheid van een wandeling in de Haarlemmerhout. |
in burgerwapendos gehuld als lid van de schutterij. |
piekenier met een piek bewapende soldaat. |
toen hier de vorst zijn intree deed bij de intocht van koning Willem i in Amsterdam op 2 december 1813. |
grijzend grijnzend, grimmig. |
des handels zinnebeeld een beeld van Mercurius, god van de handel. |
hulpgebouwen noodgebouwen, tijdelijke constructies. |
torenspits en beursgebouw de door Hendrik de Keyser (1565-1621) gebouwde Beurs werd in 1838 afgebroken, om te worden vervangen door een nieuw gebouw, dat later plaats zou maken voor de Beurs van architect Berlage. |
verheerd verwoest. |
stoomkar locomotief. |
Medicis Maria de Medicis, koningin van Frankrijk, bezocht Amsterdam in 1638. |
de Cellis Antoine Philippe Fiacre Ghislaine de Visscher, duc de Celles (1779-1841), in 1811 benoemd tot prefect van het departement van de Zuiderzee en zeer gehaat, vluchtte reeds tijdens de eerste dagen van de opstand van november 1813 naar Frankrijk. |
heilwens nieuwjaarswens in de vorm van een gedrukt gedicht. |
| |
| |
Haarlems Uitstap misschien een toespeling op de titel Haarlems verlossing (1833), een zangspel door J. van Lennep. |
Haarlemsdijk Haarlemmerdijk. |
gemaald geverfd. |
Hartjesdag de eerste maandag na 15 augustus, een dag van allerlei losbandig vermaak. |
wrongen draaiingen, bochten. |
bengel bel. |
blijmaar blijde boodschap, een goed bericht. |
hofplaats landgoed, buitenplaats. |
Gijsbrecht hoofdpersoon in Vondels Gijsbrecht van Aemstel (1637). Aan het slot van het stuk, wanneer hij Amsterdam moet verlaten, wordt hem de toekomstige grootheid van de stad voorzegd door de engel Rafaël. |
Arendbroer Arend van Aemstel, de broer van Gijsbrecht, die sneuvelt bij de val van Amsterdam. |
| |
P.T. Helvetius van den Bergh
Rijmepistel 57
Apol Apollo, in de Griekse mythologie onder andere de god van de dichtkunst. |
prosodie leer van het gebruik van woorden in de versbouw. |
dithyrambe uitbundig loflied. |
lier attribuut van Apollo, zinnebeeld van de dichtkunst. |
riem vijfhonderd vel. |
boha poeha, onnodige drukte. |
profanen oningewijden. |
rijmlijst lijst met eindrijmen, rijmwoordenboek. |
silbe lettergreep. |
equipement uitrusting (van een krijgsman). |
arlequin harlekijn, figuur uit het oude kluchtspel. |
linieschip slagschip, oorlogsschip. |
| |
| |
kurassier cavalerist, voorzien van helm en kuras. |
Focquenbroch Willem Godschalk van Focquenbroch (1640-ca. 1670), boertig dichter. |
tittels puntjes. |
Attisch zout humor, geestigheid. |
pekel water waarin veel zout is opgelost. |
stouter gedurfder. |
mirtenkransen bruidskransen. |
Amor in de Romeinse mythologie de god van de liefde. |
zefir zachte westenwind, aangenaam koeltje. |
vignetjes boekversieringen. |
't Verheev'ne namelijk genre, het lofdicht. |
trant soort. |
Carthago stad in Noord-Afrika, waartegen Rome de drie Punische oorlogen voerde, verwoest in 146 v. Chr. |
Napoleon Napoleon Bonaparte (1769-1821), Frans legeraanvoerder, liet zich in 1804 uitroepen tot keizer van Frankrijk. |
In 1814 werd hij verbannen naar Elba, in 1815 naar Sint-Helena. |
ambrozijn uitgezochte spijs, nectar. |
adderspog addergif. |
aconijt akoniet, giftige plant. |
hydra meerkoppige draak. |
zwijmel-tuimelgeest ver doorgevoerde revolutionaire gezindheid. |
Micromégas hoofdpersoon uit de gelijknamige vertelling, een fictief reisverhaal, van Voltaire (1752), geïnspireerd op Gullivers reizen van Jonathan Swift. |
Flora in de Romeinse mythologie de godin van de bloemen en van de lente. |
Pomona godin van het fruit. |
Ceres godin van de landbouw. |
Von Humboldt, Alexander von Humboldt (1769-1859), Duits natuuronderzoeker en ontdekkingsreiziger. |
| |
| |
mythologist kenner van de mythologie. |
naturalist iemand die studie maakt van de wetenschap van de natuur. |
astronomist sterrenkundige. |
metafysicus iemand die het bovennatuurlijke bestudeert. |
Aak'lig Genre griezelverhaal. |
wil m' er wil men er. |
riboteren brassen, zuipen. |
suprafijn bijzonder fijn. |
emblêmes zinnebeelden. |
aangepord aangespoord. |
opgeflikt gearrangeerd. |
Romance gedicht dat op een eenvoudige wijze een aandoenlijke gebeurtenis vertelt. |
Mephistofeles de duivel. |
Doctor Faustus geleerde die een verbond met de duivel sloot. |
Bloksberg volksnaam voor de Brocken in de Harz, als verzamelplaats van heksen. |
stoutste onverschrokkenste. |
tekens leestekens. |
kapitale belangrijkste. |
mentie vermelding. |
Lierdicht lyrisch gedicht. |
brommen snoeven, pochen. |
ban gebied. |
Impromptu geïmproviseerd gedicht. |
Bouts-rimés gedicht op basis van vooraf opgegeven rijmwoorden. |
après boire in een roes. |
velijn fijne gladde papiersoort van kalfs- of schapehuid. |
de ogen knijpt knipoogt. |
admireert bewondert. |
deftig fatsoenlijk. |
laffe smakeloze. |
| |
| |
lapt samenflanst. |
Bilderdijk Willem Bilderdijk (1756-1831), de bekendste Nederlandse schrijver en geleerde van zijn tijd. |
Da Costa Isaac da Costa (1798-1856), dichter in de christelijk-retorische traditie van Bilderdijk. |
Tollens Hendrik Tollens (1780-1856), door zijn tijdgenoten hoog gewaardeerd dichter van huiselijke en sentimentele verzen. |
Loots Cornelis Loots (1765-1834), in zijn tijd een van de meest gewaardeerde dichters van vooral historische en nationalistisch getinte poëzie. |
de fabel ‘De hovaardige kikvors’ van Jean de La Fontaine. |
knoop moeilijkheid. |
baatzucht inhaligheid, hebzucht. |
zwijmelwijn bedwelmende wijn. |
Hippokreen hengstebron; de aan de muzen gewijde bron op de Helicon. |
wendt afwendt. |
floddert fladdert. |
Canova Antonio Canova (1757-1822), Italiaans beeldhouwer. |
Titiaan Tiziano Vecelli (1488-1576), Italiaans schilder. |
Schiller Friedrich von Schiller (1759-1805), Duits dichter. |
Mozart Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791), Oostenrijks componist. |
Rubens Pieter Paul Rubens (1577-1640), Vlaams schilder en diplomaat. |
Jan Steen (1625-1679), Nederlands schilder. |
Boïeldieu Francois Adrien Boïeldieu (1775-1834), Frans componist. |
Bach Johann Sebastian Bach (1685-1750), Duits componist. |
Molière Jean-Baptiste Molière (1622-1673), Frans blijspel-dichter. |
| |
| |
Byron George Gordon, lord Byron (1788-1824), Engels romantisch dichter, verpersoonlijking van de romantische levenshouding. |
| |
De gelukkige 82
esculapen artsen. |
kunst geneeskunde. |
de vlag strijken voor iemand onderdoen. |
pistolet gouden munt. |
maar gerucht. |
Allons (Fr.) kom aan. |
miss'lijk ellendig. |
aartsprelaat hoge geestelijke. |
canaille gepeupel. |
bij kris en kras bij hoog en laag. |
cureren genezen. |
scheef gemutst in een slecht humeur. |
Parbleu! (Fr.) Wel verduiveld! |
Va! (Fr.) Nou! |
| |
1848 88
aan Seine's boorden in Parijs. |
doemen veroordelen. |
flaumheid krachteloosheid. |
in lij raken in slechte omstandigheden komen te verkeren. |
ergens een schotje voor schieten ergens een eind aan maken. |
de nieuwe grondwet de liberale grondwet van 1848. |
de Moriaan te wassen vergeefs werk te verrichten. |
't reactievolkje de conservatieven. |
braveren trotseren. |
| |
De vaderlandslievende Edelmogende 91
| |
| |
Amphytrion in de Griekse mythologie de echtgenoot van Alkmene. Tijdens zijn afwezigheid nam Zeus diens gedaante aan en sliep met haar. |
violen (fiolen) laten zorgen zich nergens om bekommeren. |
salueren groeten. |
haken verlangen. |
zwijmel-tuimelgeest ver doorgevoerde revolutionaire gezindheid. |
| |
De vaderlandslievende ex-Edelmogende 93
Reddingswet de grondwet van 1848 die op financieel gebied ‘redding door bezuiniging’ mogelijk moest maken. |
oratie redevoering. |
votum stem. |
roezeboezen roezemoezen, druk bezig zijn. |
aterlingen onmensen, onverlaten. |
onze oude grondwet de grondwet van 1840. |
de bloed zijn het kind van de rekening zijn. |
't rechtstreeks kiezen de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, zoals ingevoerd bij de Grondwet van 1848. |
heerlijk recht erfelijk privilege, erfelijk recht van de landsheer. |
vloog in de kaars werd het slachtoffer. |
recht erfelijk privilege. |
vrijheidsberen ongemanierde voorstanders van de vrijheid, in casu van de nieuwe grondwet. |
franchement oprecht, eerlijk. |
| |
Jan de Dromer 96
Wien Neerlands bloed aanhef van H. Tollens' bekende volkslied. |
Staten Eerste en Tweede Kamer. |
kwijning langzame achteruitgang. |
| |
| |
onbepaaldst zonder aan enige grens gebonden te zijn. |
gebied voeren heersen. |
| |
Compensatie 99
ma chère (Fr.) m'n liefje. |
| |
De slechte rijke 100
plooien regelen. |
booi dienstbode. |
spel kaartspel. |
toilet kleding. |
belle minnares. |
paardeboon peulvrucht. |
| |
Jongedamesthee 101
les chers époux (Fr.) de brave echtelieden. |
indulgent toegevend. |
ons [...] exerceren ons oefenen. |
proponent theoloog die als predikant beroepbaar is verklaard. |
desperaat wanhopig. |
L' horreur! (Fr.) wat vreselijk! |
Marchande (Fr.) koopvrouw. |
wacht verwacht. |
beau (Fr.) minnaar. |
Fi! fi! (Fr.) och kom! |
sektengeest neiging zich in sekten af te scheiden. |
Mais brisons là dessus laten we daar over ophouden. |
tering tuberculose, t.b.c. |
ex beauté (Fr.) voormalige schoonheid. |
impudent (Fr.) schaamteloos. |
recenseerden een oordeel uitspraken. |
La médisante! (Fr.) de kwaadspreekster! |
keizerin der Fransen Eugénie; Eugenia Maria de Montijo de Guzmán (1826-1920), vanaf 1853 gehuwd met Napoleon iii. |
| |
| |
pretendeert beweert. |
tientje tiendje, een tiende deel van een lot (in de staatsloterij). |
collecteur verkoper van loten in de staatsloterij. |
't rare het bijzondere. |
heel helemaal. |
Samojeden volksstam in noordelijk Siberië. |
Colysee Colosseum, amfitheater in Rome. |
agio opgeld boven de normale prijs. |
Mijn Roman My Novel (1853), roman van Bulwer. |
Comment! Votre roman, ma chère? (Fr.) Wat! Jouw roman, m'n liefje? |
Bulwer Edward George Bulwer Lytton (1803-1873), Engels schrijver, vooral bekend om zijn historische romans. |
Dickens Charles Dickens (1812-1870), de bekendste Engelse romanschrijver uit de vorige eeuw. |
James George James (1801-1860), Engels schrijver van historische romans. |
overgloeiend opgewonden. |
Les pêchés capitaux (Fr.) de hoofdzonden. |
Monte Christo De graaf van Monte Christo (1844), een van de bekendste romans van Alexandre Dumas (1802-1870). |
Thiers Adolphe Thiers (1797-1877), Frans politicus en historicus, schreef onder meer Histoire de la Révolution. |
Bodin Félix Bodin (1795-1837), Frans historicus, leverde een belangrijke bijdrage aan Thiers' Histoire de la Révolution. |
Sue Eugène Sue (1804-1857), vader van de feuilleton. |
Les mystères de Paris feuilleton van Eugène Sue. |
Walter Scott Engels dichter van romantische balladen en schrijver van historische romans (1771-1832). |
Passé (Fr.) gedateerd. |
Lecture de jadis boeken die vroeger gelezen werden. |
Negerhutten De negerhut van oom Tom (1852) wereldberoemde roman van Harriet Beecher Stowe (1812-1896). |
galop snelle dans van Hongaarse oorsprong. |
| |
| |
Demosthenes de grootste redenaar uit de Griekse oudheid (ca. 385-322 v. Chr.). |
bracelet armband. |
kleedje jurk, japon. |
lijven gedeelten van de japon die de romp omsluiten. |
revolteren in opstand komen. |
Nous donnerons le ton! (Fr.) Wij zullen de toon zetten! |
Pardi! (Fr.) verdorie! |
pierrot hansworst. |
malgracieux (Fr.) lomp. |
populien popeline, licht weefsel. |
barège luchtige doorschijnende japonstof. |
fatigeert vermoeit. |
sujet onderwerp. |
Hij heeft ons laatst verloren Hij heeft onlangs onze klandizie verloren, hij is kort geleden ons als klant kwijtgeraakt. |
Misère sans écart (Fr.) aan een stuk door ellende. |
conditie baantje, betrekking. |
in zekere positie zwanger. |
Fi donc! (Fr.) foei toch! |
Zij snuift Zij snuift tabak (met als gevolg dat ze steeds moet niezen). |
Dégoutant! (Fr.) weerzinwekkend! |
fricoteren kokkerellen. |
Uw charme op wie u een oogje hebt. |
bloed sukkel. |
suppositie veronderstelling. |
Et la raison? (Fr.) Waarom dan? |
Vrij daar eens op! Dat is toch geen aantrekkelijke huwelijkskandidaat (door zijn lage inkomen en onzekere vooruitzichten)! |
amours (Fr.) liefdesbetuigingen. |
zet handeling. |
apropos wat ik zeggen wilde. |
gedropen gezakt voor een examen. |
| |
| |
dus sloot zijn antwoord niet daarom beantwoordde hij de vragen verkeerd. |
au revoir tot ziens. |
Sans rancune (Fr.) zonder wrok. |
| |
Jacob Van Lennep
Laudabunt alii 119
Laudabunt alii (Lat.) Anderen zullen prijzen; aanhef van Horatius, Oden, boek 1, 7. |
Horatius Quintus Horatius Flaccus (65-8 v. Chr.), een van de grootste klassieke Latijnse dichters. |
mirteloveren bladeren van de mirte, een altijd groene heester. |
citer snaarinstrument, symbool van het dichterschap. |
Romeren Romeinen, de latijnse auteurs uit de Oudheid. |
plonder' plundere. |
het gouden ooft der Hesperiden de door een draak bewaakte gouden appels van de dochters van Atlas aan de andere kant van de Straat van Gibraltar. |
lauw'ren uit Apollo's hof onderscheidingen uit de tuin van Apollo, de god van de dichtkunst. |
stout op trots op. |
tooi opschik, versiering. |
Atriden Agamemnon en Menelaüs, helden uit Homerus' Ilias. |
bedelschuim klaplopers. |
b... brui. |
toddy koude grog zonder suiker. |
wees aan 't volk een bergmarmot was een rondzwervende marmottejongen. |
gortetelder gortenteller; vrek, krenterig iemand. |
commies ambtenaar in de rang boven klerk. |
wachter iemand die een fort bewaakt. |
| |
| |
jagertje geleider van een paard dat een schuit voorttrekt. |
't Leidse veer plaats waar in Amsterdam de trekschuit naar Leiden vertrok. |
spoorkast trein. |
damoiseau (Fr.) saletjonker; fat, modegek. |
luchtbol luchtballon. |
à vol d' oiseau (Fr.) in vogelvlucht. |
communisten socialisten. |
geen brui niets. |
| |
De Trojaanse oorlog 122
Paris veroorzaakte door Helena te schaken de Trojaanse oorlog. |
Hector voornaamste Trojaanse held. |
Troje stad die volgens de Ilias door de Grieken na een belegering van tien jaar werd verwoest. |
Heleen Helena, de mooiste vrouw uit de oudheid, gehuwd met Menelaüs, geschaakt door Paris en na de val van Troje weer bij Menelaüs teruggekeerd. |
Menelaüs koning van Sparta, gehuwd met Helena. |
Agamemnon broer van Menelaüs, opperbevelhebber van de Grieken in de Trojaanse oorlog. |
blaken in brand steken. |
dollen met een moker voor de kop slaan. |
Ulysses Odysseus; Griekse held uit de Trojaanse oorlog, bedacht de list van het Trojaanse paard. |
| |
Aan een mijner kleinzoons 123
zuiver vrij. |
postje baantje. |
sjako's sjako; stijf, hoog militair hoofddeksel. |
schoei u met geen purp're brozen schrijf geen hoogdravende toneelstukken. |
poelpetaten poelepetaat; parelhoen. |
| |
| |
Alcaeën Alcaeus was een beroemd lyrisch dìchter uit het klassieke Griekenland. |
Pindaren Pindarus was de grootste Oudgriekse lyrische dichter (ca. 500 v. Chr.). |
positivisme richting in de wijsbegeerte die zich wil beperken tot datgene wat met de zintuigen kan worden waargenomen en wat daaruit logisch kan worden afgeleid. |
Alva Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva (1508-1582), Spaans generaal en staatsman, landvoogd in de Nederlanden van 1567-1573; heerszuchtig overheerser. |
warse afkerige. |
Helmers Jan Frederik Helmers (1767-1813), dichter van retorische vaderlandslievende poëzie. |
Metalenkruiser drager van het Metalen Kruis, een militaire onderscheiding verleend aan hen die deelgenomen hadden aan de veldtocht tegen de Belgen van 1830-'31. |
zoeaven leden van de pauselijke ordedienst, opgericht in 1860 op verzoek van paus Pius ix. |
| |
Hoe men een vrouw al en niet behandelen moet 127
discoursen gesprekken. |
Buffon Georges Louis Leclerc, graaf de Buffon (1707-1788), Frans zoöloog en botanicus. |
Linnaeus Carolus Linnaeus (1707-1778), Zweeds natuuronderzoeker. |
exceptie uitzondering. |
drommel duivel. |
guit booswicht. |
| |
De liedjeszanger 128
barden zangers bij de oude Kelten. |
Apollo's zonen dichters. |
Pindus gebergte in Centraal-Griekenland, gewijd aan Apollo en de muzen. |
| |
| |
Koningsplein plein in Amsterdam. |
Priam Priamus; laatste koning van Troje tijdens het beleg door de Grieken. |
Homeer Homerus; schrijver van de klassieke heldendichten Ilias en Odyssee. |
Pegasus berijden gedichten schrijven. |
Febus' lichtkar de zon. |
dwong de lach af van de blijde galerij schreef blijspelen. |
peripatetici lett.: ‘rondwandelaars’; aanhangers van de filosofie van Aristoteles. |
Solon wetgever van de Atheners (ca. 600 v. Chr.). |
Lykurgus wetgever van de Spartanen (ca. 820 v. Chr.). |
bruien plagen, kwellen. |
Plato Grieks wijsgeer (ca. 400 v. Chr.). |
Xenofon Grieks veldheer en historicus (ca. 400 v. Chr.). |
Nazo Publius Ovidius Naso, Romeins dichter Van onder meer Metamorphoses (43 v. Chr.-17 na Chr.). |
Anakreon Grieks dichter; verheerlijkte de genoegens van de wijn en van de liefde (ca. 530 v. Chr.). |
Theokriet Theocritus, schepper van het herdersdicht (derde eeuw v. Chr.). |
schalmei herdersfluit. |
Cicero de beroemde Romeinse redenaar en staatsman Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.). |
Brugman Johannes Brugman, een om zijn welsprekendheid bekend staande pater die leefde in de vijftiende eeuw. |
| |
Een raadsel 130
onderstand hulp. |
nominatie benoeming. |
| |
Klaagzang van de badgast te Kreuznach 133
Kreuznach Bad Kreuznach, drukbezochte badplaats aan de Nahe in Duitsland. |
| |
| |
verzinnen overdrijven, fantaseren. |
peluw bed. |
Elizes troeb'le bron ‘in 1832 ontdekt en aldus naar de toenmalige kroonprinses, thans koningin van Pruisen, genoemd’ (noot van de dichter). |
de Badnimf ‘De nimf van de bron’, beeld van een uit een schaal drinkende nimf, symbool van de stad. |
zich onthouden zich ophouden. |
loodje bewijs dat men het vervoer heeft betaald. |
Eisenbahn (Du.) spoorweg. |
welnat bronwater. |
flerecijn jicht, reumatiek. |
lustig vrolijk, opgewekt. |
Mutterlauge ‘Men noemt Mutterlauge de olieachtige zelfstandigheid welke, nadat in de zoutketen het water weggedampt en gestold en uitgeschept is, op de bodem der ketels overblijft’ (noot van de dichter). |
gelijk saffraan geelbleek. |
Kartoffels (Du.) aardappelen. |
Bilderdijk Willem Bilderdijk (1756-1831), de bekendste Nederlandse geleerde en letterkundige uit de eerste helft van de vorige eeuw. |
scrofuleus vatbaar voor klierziekten. |
gehengen toelaten, gedogen. |
Gravensteen, Gans, Koe, Gragen wolf ‘Rotsen en bergen in de omtrek van Kreuznach’ (noot van de dichter). |
braakt ge ook hals en benen ook al zou je je nek en benen breken. |
| |
Hoe loopt de Dusse langs het hol van Neander? 140
Dusse Düssel; riviertje waaraan Düsseldorf zijn naam ontleent. |
Neander(thal) vallei tussen Düsseldorfen Elberfeld. |
meander bocht. |
| |
| |
| |
Aan mijn vaderland 143
drietand van Neptunus vork met drie tanden, attribuut van Neptunus, de god van de zee. |
d' Almanak van Gotha genealogisch en diplomatiek jaarboek dat sedert 1763 te Gotha in de Franse taal verscheen. |
Pauw Adriaan Pauw (1585-1653), staatsman en diplomaat. |
Aerssen het geslacht van Aerssen bracht een aantal belangrijke staatsdienaars voort. |
Beuningen Koenraad van Beuningen (1622-1693), magistraat en diplomaat. |
Jan de Witt Johan de Witt (1625-1672), staatsman; volgde Adriaan Pauw op als raadpensionaris van Holland. |
verhondsen op een heel laag niveau brengen. |
staatsexamens toelatingsexamens voor de universiteit. |
conscriptie inschrijving en loting voor de militaire dienst. |
| |
De vader aan zijn enig zoontje 146
doek luier. |
schalm schakel. |
Cherub engel, charmant kind. |
duifje van onze ark engeltje van ons huis. |
bemoezelen met snot bevuilen. |
hes kledingstuk voor jongens. |
reis eens. |
Auroor Aurora; het morgenrood. |
| |
Een brief van een nichtje dat buiten woont aan haar neef te Amsterdam 148
commissie boodschap. |
verkoophuis winkel, in het bijzonder van tweedehands goederen. |
op te lopen te vinden, te bemachtigen. |
een boek papier vijfentwintig vel papier. |
rencurrellen bepaald soort sigaren. |
| |
| |
bracelet armband. |
biesjesdeeg speculaas. |
drabbelkoeken bros gebak. |
beurtman schipper die een geregelde dienst tussen twee of meer plaatsen onderhoudt. |
langelijzen fijn Chinees porselein. |
aanzetleder leer om scheermessen op scherp te houden. |
tamarinden Indische dadels. |
rappé râpé (Fr.); geraspte kaas. |
Bilderdijk Willem Bilderdijk (1756-1831), de bekendste Nederlandse geleerde en letterkundige uit de eerste helft van de vorige eeuw. |
Moll Willem Moll (1812-1879), protestants theoloog en kerkhistoricus, vanaf 1846 hoogleraar te Amsterdam. |
annex hierbij ingesloten. |
spelboek boekje om lezen uit te leren, abc-boek. |
| |
De twee grasmaaiers 150
grasmaaiers Westfalingen die in de hooitijd naar Nederland kwamen om gras te maaien. |
commies ambtenaar die werkzaam is bij de dienst van de accijnzen. |
| |
Zaagt ge immermeer? 151
immermeer ooit. |
elfenheir menigte elfen. |
struweel struikgewas. |
| |
Winternacht 151
bald'rend razend. |
vege ten dode gedoemde. |
| |
Gij vergt mij, dat ik zingen zal 152
| |
| |
trekmuts muts voor vrouwen die van achteren met een lintje bijeengehouden wordt. |
kemel kameel. |
snorkers snurkers. |
dat het kraakt hard. |
| |
Waarde vrind, zoals er geen zijn 154
knechtke jongen. |
saen spoedig. |
Genesis iii, vs 16 ‘Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren [...]’. |
| |
J.J.A. Goeverneur
Jan de Rijmers eerste tocht naar de Zangberg 157
lauwerblaad'ren eerbewijzen. |
Zanggodinnen muzen; in de Griekse mythologie de beschermgodinnen van kunsten en wetenschappen. |
Zangberg Helicon, verblijf van Apollo, de beschermer van de poëzie, en de muzen. |
tempelstichter Apollo. |
de murmelende bron Hippokrene, de aan de muzen gewijde bron op de Helicon. |
eerstelingen debuten. |
't Oosterstrand Griekenland. |
sultan namelijk die van Turkije. |
schromen duchten. |
Momus hekeldichter. |
Amor de god van de liefde. |
ambrozijnen van ambrozijn, nectar; heerlijk geurend. |
Joost van Vondel Joost van den Vondel, de belangrijkste Nederlandse dichter uit de zeventiende eeuw (1587-1679). |
| |
| |
Apollo in de Griekse mythologie onder andere de god van de dichtkunst. |
doedelzak rijmelarij. |
Phoebus Apollo. |
lollen schreeuwend zingen. |
gagg'len kwaken, snateren. |
krollen het geluid van katten en katers in de paartijd. |
prachen bluffen, prat gaan op. |
klingen heuvels. |
Pindus de aan Apollo en de muzen gewijde berg in Centraal-Griekenland. |
fonteintje bron. |
springen ontspringen. |
maag're knol als tegenhanger van Pegasus, het gevleugeld paard dat de Hippokrene, de inspiratiebron van de dichters, liet ontstaan. |
Midas-tooisel ezelsoren; in de Romeinse mythologie bezorgt Apollo de Frygische koning Midas een paar ezelsoren, nadat deze van oordeel was geweest dat de muziek van de bosgod Pan mooier was dan die van Apollo. |
liereman rijmer. |
barden dichters. |
de doedelzak aan de wilgen hangen met rijmen ophouden. |
| |
Jan de Rijmer soldaat 160
Silent inter proelia Musae als er strijd wordt geleverd, ontstaat er geen kunst. Waarschijnlijk een variant van Goeverneur zelf op ‘Silent leges inter armas’ (onder het wapengeweld zwijgen de wetten), Cicero, Pro Milone, 4, 11. |
Vergilius Publius Vergilius Maro (70-19 v. Chr.), de grootste Latijnse dichter, schepper van onder meer de Aeneis. |
Muze beschermgodin van de kunst; hier van de poëzie. |
Willem koning Willem i (1772-1843) gaf in 1831 het sein tot de Tiendaagse Veldtocht, de militaire operatie van Nederland tegen België. |
| |
| |
klokhen broedende kip, kloek. |
spurriemanden manden met veevoeder. |
botermelk karnemelk. |
spekstruif eierpannekoek met spek. |
kelen keeltjes, jonge raapstelen. |
zangberg-stutters dichters. |
Speijk Jan van Speijk (1802-1831), marineofficier die, om te voorkomen dat de Belgen zich van zijn kanonneerboot meester zouden maken, op 5 februari 1831 voor de rede van Antwerpen zijn schip opblies. |
Geen enk'le doedelzak bleef thuis iedereen rijmde erop los. |
gekrikkrak gekraak. |
Geysbeeks rijmboek P.G. Witsen Geysbeek (1774-1833) stelde in 1829 het veelgebruikte Nederduitsch Rijmwoordenboek samen. |
hoefbron-nat water uit de Hippokrene, de inspiratiebron van de dichters. |
aêm adem. |
poëtast'ren rijmelen. |
manierlijk welgemanierd, fatsoenlijk. |
hachje dappere kerel, waaghals. |
Almanak ‘De Groninger Studentenalmanak, waarvoor dit rijm bestemd was’ (noot van de dichter). |
verzeid beloofd. |
foerageren voer (voor de paarden) halen. |
doedel rijmel. |
die mij de lading wil doen maken die mij opdraagt met volledige bepakking aan te treden. |
een blauwe scheen een afwijzing (van een meisje). |
elegietje kleine klaagzang. |
rookt stinkt. |
sans adieu (Fr.) zonder afscheid te hebben genomen. |
savante (Fr.) geleerde vrouw. |
af te tronen af te troggelen. |
| |
| |
Gruno legendarische stichter van de stad Groningen. |
voedsterzoon pleegzoon. |
| |
Jan de Rijmer 166
bestoven met stof bedekt. |
Paganini-tonen Niccolò Paganini (1782-1840), virtuoos Italiaans violist en componist. |
doedellapper reparateur van doedelzakken. |
flikken repareren. |
schoft (derde) deel van een werkdag. |
poëtiseren dichten. |
citadel-poëten dichters die de verdediging van de citadel van Antwerpen in de laatste maanden van 1832 door generaal Chassé tegen een overmacht van Franse en Belgische troepen bezongen. |
Pol Apollo, in de Griekse mythologie onder andere de god van de dichtkunst. |
Tieck Ludwig Tieck (1773-1853), Duits romantisch schrijver. |
zeker' baas in Amsterdam P.G. Witsen Geysbeek (1774-1833), de samensteller van het Nederduitsch Rijmwoordenboek (1829). |
Pegaas Pegasus, het gevleugeld paard dat de Hippokrene, de inspiratiebron van de dichters, liet ontstaan. |
Pindus de aan Apollo en de muzen gewijde berg in Centraal-Griekenland. |
Vivat hij leve. |
nutte nuttige. |
vond uitvinding. |
inventeerder uitvinder. |
kunsthengst Pegasus. |
krop keel. |
hoefbronsop water uit de Hippokrene, de bron waaruit de dichters hun inspiratie putten. |
| |
| |
damesmop schoothondje. |
Pegásus, Párnassus, Hippócreen de dichter legt de klemtonen opzettelijk verkeerd, evenals enkele regels later bij ‘Daedálusvleugels’, ‘Pindárus’, ‘Sophócles’ en ‘Icárus’. |
Daedálusvleugels in de Griekse mythologie maakte Daedalus voor zichzelf vleugels en vluchtte daarmee uit het labyrint van de Kretenzische koning Minos. |
puikpoëet voortreffelijk dichter. |
stoffen opscheppen. |
Plato Grieks wijsgeer (ca. 400 v. Chr.). |
Pindarus de grootste Oudgriekse lyrische dichter (ca. 500 v. Chr.). |
Vergiel Publius Vergilius Maro (70-19 v. Chr.), de beroemdste Latijnse dichter. |
Sophocles een van de drie grote Atheense treurspeldichters (496-406 v. Chr.). |
Icarus zoon van Daedalus, trachtte vergeefs met zelfgemaakte vleugels uit het labyrint van koning Minos te ontsnappen. |
Camoëns Luiz Vaz de Camoëns (1524-1580), de nationale dichter van Portugal. |
Ariost Ludovico Ariosto (1474-1533), Italiaanse dichter, bekend door zijn epos Orlando Furioso. |
't Paradijs Verlost de Engelse dichter John Milton (1608-1674) schreef Paradise Lost en Paradise Regained. Om de domheid van de rijmwoordenboekdichters te illustreren, contamineert Goeverneur beide titels, zoals hij even daarvoor Sophocles met Rome, Camoëns met Italië en Ariosto met Spanje verbond. |
te Deum danklied. |
kleums kleumerig, snel last van koude ondervindend. |
Gal Fransman. |
ioot iö roept; vreugdekreten slaakt. |
Leip personificatie van de arme joodse winkelier, in dit geval verkoper van tweedehands boeken. |
| |
| |
Job door God zwaar beproefde man uit het gelijknamige oudtestamentische bijbelboek. |
afgedrieduivekaters uitroep van verwondering; drommels. |
muzengunst inspiratie. |
dingen afdingen. |
Legenden op de volksoverlevering berustende berijmde verhalen. |
puik van uitstekende kwaliteit. |
Stoke Melis Stoke, historieschrijver uit de late dertiende eeuw. |
Klaas Colijn door Goeverneur verzonnen ‘middeleeuws auteur’. |
Bilderdijks historie de door H.W. Tydeman tussen 1833 en 1853 postuum uitgegeven twaalfdelige Geschiedenis des vaderlands. |
Balladen verhalende liederen waarin elementaire thema's als liefde, wraak en dood worden bezongen. |
grilt huivert. |
Romancen sentimenteel verhalende gedichten. |
Luna de maan. |
Laura de vrouw die Dante inspireerde; de inspirerende geliefde. |
Filomeel nachtegaal. |
grijnt grient; huilt. |
jaardicht nieuwjaarsgedicht. |
Hekel-werk satires, gedichten waarin op scherpe toon misstanden aan de kaak worden gesteld. |
daarmee de dichter doelt op ‘De Keesiade’ (1828, verschenen 1878), zijn anonieme hekeldicht op de op bordeelbezoek betrapte hoogleraar C. de Waal. |
luimig goed grappige gedichten. |
Freia in de Noorse mythologie de godin van liefde, huwelijk en gezin. |
| |
| |
Thor in de Noorse mythologie de dondergod, beschermer van de landbouw. |
Le dieu des mers (Fr.) de god der zeeën. |
Thiasse Thjassi, een van de reuzen in de Noorse mythologie. |
Iduna in de Noorse mythologie de godin van de onsterfelijkheid. |
Weesper moppen een mop is een hard, langwerpig of vierkant koekje. |
Bemoedigingen, Op te wapen's! Krijgsgeschreeuw, Lierzangen de dichter refereert aan de stroom van patriottische dichtwerken die de Belgische Opstand (1830-1831) had veroorzaakt. |
de koning koning Willem i (1772-1843) gaf in 1831 het sein tot de Tiendaagse Veldtocht. |
Bato's telgen het nageslacht van Baeto, de stichter van het rijk der Batavieren. |
de prins Willem ii (1792-1849), koning der Nederlanden van 1840-1849, leidde de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgische opstandelingen. |
Van Speijk Jan van Speijk (1802-1831), marineofficier die, om te voorkomen dat zijn kanonneerboot in handen van de Belgen viel, deze opblies. |
Hobeijn Jacob Hobein (1810-1888) onderscheidde zich door op 19 maart 1831 de Nederlandse vlag van een oorlogssloep op de Schelde weg te halen toen deze in handen van de Belgische opstandelingen dreigde te vallen. |
Chassé David Hendrik Chassé (1765-1849), bevelhebber van het Nederlandse leger tijdens de Tiendaagse Veldtocht. |
| |
Piets opinie 174
evel evenwel. |
orgeldeur luik van een orgel dat dient om de pijpen te bedekken. |
test stoof. |
wis zeker. |
| |
| |
| |
Géén nieuwjaarswens 175
lijfknecht bediende, lakei. |
stevels pikken (de naden van) laarzen met pek bestrijken. |
flikken repareren. |
Noorder Spoorweg de spoorweg van Amsterdam naar Groningen. |
vies vers vice versa, heen en terug. |
hals sul. |
bloed sul. |
flauw lusteloos, zonder durf. |
Jan-Salies zoals het type van een futloze Nederlander. |
kinine geneesmiddel tegen koorts. |
| |
Een poedel uit galanterie 178
poedel blunder. |
reticule handtas. |
apport (Fr.) breng hier. |
| |
Jan de Rijmer en zijn Prinses 179
m' men. |
zee Zuiderzee. |
Frascati muzieklokaal in de Nes te Amsterdam. |
Vruchts zwanezang laatste optreden van de tenor Chavonnes Vrugt, die door zijn voordracht tijdens de Belgische Opstand Tollens' Wien Neerlands bloed in heel Nederland populair had gemaakt. |
Salon Salon des Variétés, vanaf 1844 schouwburg in de Amstelstraat te Amsterdam. |
‘'t Zwart register’ Het zwarte register is een vrije navolging van het melodrama in zes taferelen Le livre noir van Léon Gozlan (1848). |
Kiehl Hendrik Geerhardt Kiehl (1815-1895), tot 1855 verbonden aan de Salon des Variétés. |
‘Medusa's schipbreuk’ De schipbreuk der Medusa, historisch- |
| |
| |
romantisch toneelspel in vijf bedrijven naar het Frans van M. Ch. Desnoyer (1840). Ook in De schipbreuk van De Schoolmeester is er sprake van een opvoering van Medusa.'s schipbreuk in de Amsterdamse stadsschouwburg: |
Maar, juist als men in de Schipbreuk van de Medusa ziet vertonen,/waarvan ik op 't Leidseplein de representatie eens bij mocht wonen,/daar verandert nu het toneel [...] |
Arti Artis, naam van de dierentuin in Amsterdam. |
Edens gaarde het paradijs. |
de Hel ‘de nieuwe cellulaire gevangenis te Amsterdam, in 1851 ontsloten’ (noot van de dichter). |
Lasciate! (It.) Lasciate ogni speranza, voi ch' entrate (Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt); Dante, Inferno 3, vs. 9. |
| |
Trouwen? Trouwen? - De hemel bewaar! 181
Platonische liefde liefde zonder zinnelijk element. |
bloot bij geval volstrekt toevallig. |
des wrekenden gods van Amor, de god van de liefde. |
stormen aanvallen. |
zich constant standvastig. |
| |
Alleenspraken 183
haarklein tot in alle bijzonderheden. |
kleingoed de kinderen. |
kindergelol gezeur van kinderen. |
| |
Een romance 185
romance sentimenteel verhalend gedicht. |
stadig voortdurend. |
grijnen grienen, wenen. |
| |
| |
| |
kommielvoot comme il faut (Fr.), zoals het hoort. |
mantillie mantille, korte vrouwenmantel zonder mouwen. |
| |
Een meisje in deze dagen 187
preutzieke overdreven zedige. |
la veuve (Fr.) de weduwe. |
| |
Het kinderbal 189
ijverzucht jaloezie. |
abeeltjes populiertjes. |
filomeeltjes nachtegaaltjes. |
heerenk en geen ende ‘heerenk’ is een in Groningen gebruikelijke bastaardvloek. |
| |
Ouderwets 191
Watteau Antoine Watteau (1684-1721), Frans schilder van galante taferelen waarin fantasie en werkelijkheid harmonieus versmolten zijn. |
| |
Dames- en herenportretten 192
gaf zij ook hem de snauw wees zij ook hem af. |
contre-feestpartij begrafenis. |
surnumerair ‘boventallig’ medewerker bij een bepaalde dienst, die als hij aan de eisen voldoet voor een aanstelling als ambtenaar in aanmerking komt. |
tweetje tweede luitenant. |
epaulet schouderbelegsel op uniform. |
pardonneer verontschuldig me. |
Parole d'honneur (Fr.) op mijn erewoord. |
Russen Russische effecten. |
Toms Negerhut De negerhut van oom Tom, titel van de vertaling van Uncle Tom's Cabin (1852), roman van Harriet Beecher Stowe, die in hoge mate bijdroeg tot de afschaffing van de slavernij. |
| |
| |
Shakspeare William Shakespeare(1564-1616), de grootste Engelse toneeldichter. |
Byron George Gordon, lord Byron (1788-1824), Engels romantisch dichter, verpersoonlijking van de romantische levenshouding. |
Heinrich Heine een van de grootste Duitse lyrische dichters (1797-1856). |
Geibel Emanuel Geibel (1815-1884), Duits neoklassiek dichter. |
Monte-Christo's rijk De graaf van Monte Christo (1844), titel van een van de beroemdste romans van Alexandre Dumas. |
Bilderdijk Willem Bilderdijk (1756-1831), de bekendste Nederlandse schrijver en geleerde van zijn tijd. |
Hofdijk Willem Hofdijk (1816-1888), romantisch-historisch schrijver. |
in trouw in vertrouwen. |
De huisvriend Goeverneur redigeerde dit blad, bestaande uit ‘gemengde lectuur voor burgers in stad en land’, bijna veertig jaar lang. |
Daphné Daphne, literaire almanak, vanaf de oprichting in 1850 geredigeerd door J.J.L. ten Kate, vanaf 1852 door A. van der Hoop. |
Laarman J.H. Laarman, vanaf 1839 de uitgever van de Nederlandsche Muzen-Almanak. |
Auroor ‘Aurora’, naam van een in 1840 opgerichte literaire almanak. |
morgenclook ochtendjas. |
Voltaire François Marie Arouet (1694-1778), Frans schrijver en filosoof. |
| |
Wat vang ik aan met zesenvijftig katten? 199
Tollens Hendrik Tollens (1780-1856), door zijn tijdgenoten hoog gewaardeerd dichter van huiselijke en sentimentele verzen. |
| |
| |
| |
Signalement 200
opgekrost opgekrast. |
Joost de duivel. |
ree bereid. |
Valentijn Valentijnsdag, 14 februari, is de dag waarop verliefden elkaar een teken van hun genegenheid geven. |
| |
Albumbladen 201
Conscience Hendrik Conscience (1812-1883), de vader van de Vlaamse roman. |
eenendertig 1831, het jaar van de Tiendaagse Veldtocht tegen de opstandige Belgen. |
| |
Het verliefde meisje 201
heidin zigeunerin, waarzegster. |
| |
Sermoen van pater Brom 205
Ora et labora! (Lat.) bid en werk! |
Sint Japik Sint Jacobus. |
luiwammes luie lijf. |
gefifte pientere, goocheme. |
Heeroom pastoor. |
troef troefkaart. |
kneukels knokkels, vingers. |
aan de pooi gaan zuipen. |
verluchten ontspannen. |
jassen een kaartspel voor twee personen, ook wel smousjassen genoemd. |
kienen een vorm van bingo spelen. |
gangbaar normaal. |
Temere litigans! (Lat.) voor je er erg in hebt, ben je aan het ruzie maken! |
terwijl jelui je kien en je troef zit te maken terwijl jullie zitten te kienen en te kaarten. |
| |
| |
in de pekel in moeilijkheden. |
de bloed de schlemiel. |
Sint Remaclus Sint Remaclus van Stavelot (ca. 650). |
Sint Truien Sint Trudo (628-698), naar wie de Belgisch-Limburgse stad Sint-Truiden is genoemd. |
stool lange bandstrook, door de priester op de hals en de schouders gekruist gedragen. |
snorrepijperijen ondeugden. |
sloor onnozele ziel. |
van 't hondje gebeten dronken. |
je krijgt bij me zolen het lapje niet duur dat krijg je er bijna voor niets bij. |
Jeroen Sint Hieronymus (347-420). |
snapsters kletskousen, praatzieke vrouwen. |
elfuurtje ochtendkoffie. |
met natte vinger kon ik ze [...] belopen ik zou ze gemakkelijk bij naam kunnen noemen. |
brokjes lieverdjes. |
lorren nietswaardige kerels. |
dat schreeuwlijke vee die lawaaierige kinderen. |
een leven van Joost een hels lawaai. |
blerken blèren, schreeuwen. |
slaat ze op 'er tabberd geef ze een pak slaag. |
katazen deugnieten. |
Brugman Johannes Brugman (vijftiende eeuw), een om zijn welsprekendheid bekendstaande pater. |
van 't weer [...] geslagen door de bliksem getroffen. |
slacht het slachten voor eigen gebruik van bijvoorbeeld een varken of een koe. Na de slacht schonken de boeren vaak een stuk van het vlees aan de dorpsnotabelen, onder wie in katholieke streken de pastoor. |
| |
Hansje van Kleef 208
Hansje van Kleef ‘Johanna Sebes te Cleef bij een watervloed
|
| |
| |
in 1812’ (noot van de dichter). |
Maar 't handwerk vereiste zijn tocht door het land een verwijzing naar de Wanderjahre van de leerling in het Duitse gildewezen, dat voorschreef dat de leerling tijdens zijn leertijd werkte onder verschillende meesters en in verschillende plaatsen. |
geval voorval, ongeval. |
treurmaar bedroevend bericht, slechte tijding. |
de baar de golf. |
| |
Kermisviering 211
kladboek kasboek. |
jok grap, plezier. |
besjes oude vrouwen. |
vauxhall amusement van een verlichte feesttuin (bijvoorbeeld muziek, vuurwerk, voedsel en drank). |
met zwermen in drommen. |
foezelberoerten beroerten door overmatig gebruik van foezel (slechte jenever). |
| |
Een week op Weltevree 212
te vier of vijf om vier of vijf uur. |
aan de haal op stap. |
pols lange stok waarmee men in het water slaat om de vissen in het net te drijven of om daarmee over de sloten te springen. |
raketten (een soort van) badminton spelen. |
hups vriendelijk en opgewekt. |
wijl omdat. |
écarté een soort kaartspel voor twee personen, gespeeld met 32 kaarten. |
jassen een soort kaartspel voor twee personen, smousjassen. |
| |
| |
| |
Kees op reis 214
per as met de trein. |
prat trots. |
wikt weegt op de hand, schat de zwaarte. |
derft mist. |
rood-gekraagde man douanebeambte. |
in de knijp in angst. |
| |
Negatieve wensen 216
beren schuldeisers. |
vocht in je veren een nat matras. |
strijken vleien. |
mijen vermijden. |
droes neusslijmvliesontsteking bij paarden. |
Brabantse centen Belgische centen. |
schel bel. |
sleep lange stoet. |
gieren het fluiten van de wind door tochtgaten. |
wangunst afgunst, jaloezie. |
schrafel vrekkigheid. |
verduwen verduren, ondergaan. |
linksheid onhandigheid. |
blauw aan je scheen blauwtje gelopen. |
boômloze kisten bodemloze kisten. |
gift die je stuit geschenk dat je hindert. |
| |
Grietjes verzuchting 218
hoef behoeven, nodig hebben. |
strijk en zet vaste regelmaat. |
gast knecht. |
de keur van 't werk het beste, het meest veeleisende werk, dat het meeste vakmanschap vraagt. |
schuier borstel. |
buis nauwsluitend jasje. |
| |
| |
schootsvel voorschoot van leer of grove stof dat werklieden omdoen om hun kleren te beschermen. |
won verdiende. |
dagdief iemand die in loondienst zijn tijd verluiert. |
waterproef regenjas van waterdichte stof. |
evel evenwel, niettemin. |
kleur blos, schaamrood. |
duimkruid geld. |
krukken op krukken lopen, sukkelen. |
petemoei meter, ouder vrouwelijk familielid dat het kind ten doop gehouden heeft en daardoor een bijzondere band met het kind heeft. |
verlof toestemming. |
| |
Klaaglied van Jan Chagrijn 221
bokken flaters, grove fouten. |
'k gooi het in de stokken dan sla ik het aanbod af. |
in mijn lectuur verdool in mijn lectuur verdwaal, door mijn boeken word geboeid. |
billet-doux (Fr.) minnebriefje. |
zwart zwarte (gewone) thee. |
groene Chinese thee. |
zielesteken zielepijnen. |
was ... niet voor mij verkeken was ... mij niet aan mijn neus voorbijgegaan. |
| |
Een bakers nachtwake in de kraamkamer 224
Alexander V.H. Alexander VerHuell (1822-1897) publiceerde in 1846-1847 vier verzamelingen van prenten onder de titel Zo zijn er. |
patent uitstekend. |
afgetrokken vertrokken. |
betrachten in acht nemen, opvolgen. |
grijnen grienen, huilen. |
| |
| |
dotjes doekjes met daarin iets zoets gebonden, gebruikt als fopspeen. |
kandeel warme zoete drank, gemaakt van wijn, eidooiers, suiker, kaneel enzovoort, voor kraamvrouwen en kraambezoek. |
geflep het met kleine teugjes drinken. |
ziet me [...] op de hand kijkt me op de vingers. |
valt [...] door de mand brengt niet tot een goed einde, houdt niet tot het einde vol. |
‘zonder’; zonder werk als baker. |
'k moest de and're ‘laten lopen’ ik moest de uitnodiging van een andere familie om te komen bakeren afslaan. |
zij ‘rekende te vroeg’; zij had een te vroege datum voor de bevalling uitgerekend. |
ziekeneurig sikkeneurig. |
op een droogje zonder drank. |
flepjes driehoekige kinderhoofddoekjes onder een mutsje. |
vuurmand mand in de kraamkamer waarin zich een test vuur bevindt, waarboven de luiers worden gedroogd en waarvoor de baby wordt gebakerd. |
Allebé G.A. Allebé (1810-1892), vooruitstrevend medicus, publiceerde De ontwikkeling van het kind naar lichaam en geest (1845). Voorts schreef hij Onderzoek naar de waarde van kunstmatige lichaamsoefeningen voor de vrouwelijke jeugd (1857), een pleidooi voor gymnastiekonderwijs voor meisjes. |
akevietjes akkefietjes; zaakjes. |
te gaar te zamen, bij elkaar. |
kap muts met oorijzers. |
puntig tot in de puntjes verzorgd, netjes. |
kooltje gloeiend stukje houtskool of turfkool (in stoof, test of vuurmand). |
't potje het fooienpotje voor de baker. |
vijfjes kwartjes (vijf-stuivermunten). |
magnesie magnesia, talkaarde (een zacht purgeermiddel). |
venkelwater water met veertig procent poeder van venkel- |
| |
| |
kruid, gedronken door kraamvrouwen om de melkproduktie te bevorderen. |
bestellenmelk melk waarin bestellen, een soort hardgebakken masteluinbroodjes, zijn gekookt; kraamvrouwenpap. |
boterbier drank van bier zonder hop maar met boter, kaneel en suiker. |
| |
Klein rentenieren 227
kippenwacht een kijkje nemen bij de kippen. |
weerglas barometer. |
in de vlucht met grote haast. |
à demi toilet (Fr.) eenvoudig gekleed. |
secrète (Fr.) geheime. |
Theelep met kleine teugjes thee drinken. |
Oprechte De Opregte Haarlemsche Courant. |
barbieren zich laten scheren door een kapper. |
stadskwartieren stadswijken. |
volbouwen voltooien. |
boelhuis huis waarvan de inboedel zal worden geveild. |
omberkaartje omber is een kaartspel voor drie personen. |
Nutje een bezoek aan een avond belegd door het piaatselijke departement (afdeling) van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. |
zwicht wijkt, plaats maakt voor anderen, geen activiteiten organiseert in verband met andere evenementen. |
vaderliefje soort slaapmuts. |
splint geld. |
belezen de les lezen. |
| |
De stovenzetster-plaatsbewaarster 230
stovenzetster vrouw die tegen een kleine vergoeding voor het begin van de kerkdienst warme stoven klaarzet op besproken plaatsen in de kerk. |
lastpost een baantje dat iemand last bezorgt. |
| |
| |
sjouw lastig karwei. |
kwaaie meid ondeugend meisje (vgl. kwajongen). |
vatte ik [...] de draad begreep ik hoe de vork in de steel zit. |
partijen stromingen binnen de Nederlands Hervormde Kerk. |
wie de beste loop heeft wie de meeste kerkgangers trekt. |
weegt 't zwaarst mij in de zak levert mij de meeste fooien op. |
'k val wat vinnig ik ben nogal scherp van de tong. |
witjes vriendelijk. |
vijfjesklant iemand die een kwartje fooi geeft. |
deuk stomp, douw. |
leuk kalm, onverschillig. |
eigenaars mensen met een vaste, gepachte zitplaats. |
maar de eerste zal te niet gaan maar de eerstgenoemde (namelijk de jaarlijkse grote kermis) zal afgeschaft worden (omdat ze te veel sociale overlast zou veroorzaken). |
| |
Wee de wolf in slecht gerucht 233
Wee de wolf in slecht gerucht aan iemand met een slechte reputatie worden gemakkelijk allerlei vergrijpen toegeschreven. |
teerkost proviand, voedsel. |
onbekookt onervaren, onnozel. |
grondvergaring wat op de grond gevallen is. |
vend'len bemachtigen, wegkapen. |
snapje hapje. |
wangunst stak u in de krop je was nijdig. |
| |
De koopman in speelgoed 234
raden aanraden, adviseren. |
witjes beleefd, vriendelijk. |
aardigheden geestigheden. |
Napoleon Napoleon Bonaparte (1769-1821), Frans leger- |
| |
| |
aanvoerder, liet zich in 1804 uitroepen tot keizer van Frankrijk. In 1814 werd hij verbannen naar Elba, in 1815 naar Sint-Helena. |
voert Russen aan en slaat de Turk de expansionistische politiek der Russische tsaren bracht hen tijdens de achttiende en negentiende eeuw bij herhaling in conflict met het Ottomaanse rijk. |
Neurenberg vermaard als centrum van de produktie van speelgoed. |
grunnikt grinnikt. |
hij heeft de kermis laten dwalen hij staat niet meer met een kraam met koopwaar op de kermis. |
neemt de room ervan kost hem de winst. |
vraagt hem een blos doet hem blozen. |
| |
Anno 1700-en-zoveel 236
puntigjes keurig. |
Prinsman een prinsgezinde, een aanhanger van de stadhouderlijke partij tijdens de Republiek. |
Kees patriot, hervormingsgezinde. |
chemisetjes halfhemden, kragen. |
girouetjes metalen windvanen. |
préjugés vooroordelen. |
fermiteit doortastendheid. |
metalen goud en zilver, geld. |
opgeleid bijeengebracht. |
integralen staatsobligaties. |
in hun palen binnen de grenzen van hun land. |
lamzaligheid futloosheid. |
ad patres (Lat.) tot de voorvaderen vergaderd, overleden. |
relt zwetst. |
| |
| |
| |
charretje charrette anglaise, licht tweewielig rijtuig. |
vervaard beangstigd. |
| |
Barbiersmijmering 239
kool onzin. |
kal klets. |
sla [...] een ui vertel een grap. |
consciëntie geweten. |
zij zeis. |
ultra reactionair-conservatief. |
Japannezen Japanners; in de jaren zestig van de vorige eeuw verbleef een missie van veertien Japanse officieren en geleerden in Nederland voor opleiding en studie. |
Garibaldi Giuseppe Garibaldi (1807-1882), Italiaans avonturier en politicus, strijder voor de eenwording van Italië, leidde in 1862 en 1867 onsuccesvolle aanvallen op Rome (de pauselijke staat). |
het oude zuurdeeg de oude principes. |
een Jan de Witt een flinke kerel. |
galop snelle dans van Hongaarse oorsprong. |
schuimpjes buitenkansjes. |
viesneus haal mijn neus op. |
|
|