was daarmee niet tevreden, maar wou nog een hebben en ging, om dat te halen. Omdat hij dat echter heel dom aanlegde, werd de moeder van het lammetje het gewaar en begon zoo geducht te schreeuwen, dat de boer kwam aanloopen. Die betrapte nu den dief en sloeg hem zoo onbarmhartig, dat hij hinkend en huilend bij den vos terugkwam.
‘Je hebt me daar mooi gefopt,’ zei hij. ‘Ik wou het ander lammetje halen, en toen heeft de boer mij gepakt en mij bont en blauw geslagen.’
‘Waarom ben je ook zoo'n slokop?’ antwoordde de vos.
Den volgenden dag gingen ze weer in het veld, en de wolf sprak weer tot den vos: ‘Vosje, bezorg mij wat te eten, of ik eet jouzelf op!’
Toen antwoordde de vos: ‘Ik weet een boerenhuis, waar de vrouw van avond pannekoeken bakt. We moeten daar een stuk of wat van halen.’
‘Ja, ja,’ zei de wolf, ‘pannekoeken lust ik graag,’ en zij gingen heen, en de vos sloop om het huis rond, snuffelde en rook zoo lang, tot hij wist, waar de schotel stond, pakte zes pannekoeken, en bracht die aan den wolf. ‘Daar heb je te eten,’ zei hij hem en ging zijns weegs.
De wolf at de zes pannekoeken op en zei: ‘Dat smaakt naar meer.’ Hij ging dus heen, maar haalde met zijne lompe pooten dadelijk den geheelen schotel naar beneden. Dat maakte een geweldig rumoer, en de vrouw kwam buiten en, toen zij den wolf zag, riep zij haar volk. Die kwamen met knuppels en stokken en sloegen hem zoodanig, dat hij met twee lamme beenen bij den vos in het bosch kwam. Nu